Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Ds. Kees van Ekris over de kracht van woorden

‘Het meisje dat zichzelf snijdt, dáár preek ik voor’

Het scheelde weinig of ds. Kees van Ekris - bekend van de EO-podcasts 'Eerst Dit', 'Dit Dus' en 'Moderne profeten' - had als tiener het geloof vaarwelgezegd. Maar hij hervond de God van zijn kindertijd, en preken werd zijn grote passie. “Gods spreken is iets verrukkelijks.”

Deel:

Als de familie Van Ekris in de zomervakantie een van de grotere Europese steden bezoekt, gebeurt dat zelden zonder een tussenstop in de lokale diplomatenwijk. En soms, als vader Kees het niet kan laten, stoot hij z’n zoons plagerig aan terwijl ze door zo’n wijk vol enorme villa’s en dito dienstauto’s struinen. “Kijk, jongens,” wijst hij dan, “anders hadden jullie hier gewoond…”

In de kerk ontdekte ik voor het eerst: woorden hebben kracht

Rode rozen

Sinds drie jaar woont Kees (49) met echtgenote Arianne en hun twee kinderen in de leefgemeenschap van Bijbelschool De Wittenberg in Zeist, waar we elkaar ontmoeten voor een gesprek over taal, en de kracht van woorden. Hij houdt twee kopjes koffie in zijn hand terwijl we, via krakende trappen en stille gangen, naar een ruime salonkamer aan de achterkant van dit voormalige jongensinternaat wandelen. Buiten, op het zonovergoten grasveld, doen plukjes studenten sportieve dingen.
“Dit gebouw is een eeuw oud en De Wittenberg zelf vijftig jaar,” vertelt Kees. Hij zet zijn bril af en legt die voor zich op een donkerbruin salontafeltje, naast een vaas met rode rozen. “We wonen hier als gezin nu drie jaar en het voelt inmiddels echt als thuis."

EO-podcasts

Sinds 2019 werkt Kees fulltime bij de IZB in Amersfoort, waar hij via de afdeling Areopagus (oud-)predikanten toerust. Vanuit deze missionaire organisatie is hij daarnaast nauw betrokken bij de EO-podcasts Eerst dit, Dit dus en Moderne profeten.

In De Wittenberg verzorgt hij regelmatig retraites, samen met emerituspredikant Niek Tramper. “Hij woont met zijn vrouw hierboven, op de eerste verdieping.” We zien ds. Tramper buiten in de weer met een gele tuinslang.

Whitney Houston

Portret Kees van Ekris close Jacqueline de Haas

Kees groeide op in een hervormd gezin in Veenendaal. Over zijn jeugdjaren spreekt hij met warme woorden. Ook als het over de kerk gaat, een plaatselijke gereformeerdebondsgemeente. “Van Whitney Houston en andere artiesten wordt wel gezegd dat hun liefde voor muziek is ontstaan doordat zij opgroeiden in gemeenten met black gospel,” vertelt hij. “Achteraf gezien, was dat de motor achter hun muzikale talent. Zoiets heb ik met de kerk. De woorden die daar klinken, hebben bij mij al jong een enorme liefde voor taal ontwikkeld. Daar ontdekte ik voor het eerst dat woorden kracht hebben. Ik zat als kind op zondag met aandacht in de kerkbanken.”

Bijzonder, want preken gaan vaak over de kinderhoofden heen.
“Nou, daar geloof ik niet zo veel van. Vraag je kinderen of ze de preek ‘leuk’ vonden, dan antwoorden ze waarschijnlijk ontkennend. Maar vraag je ‘Hoorde je dat de dominee dit of dat zei?’ Dan is het heel vaak: ‘Ja.’”

Zo veel liefde

“Toen ik nog gemeentepredikant was,” vervolgt hij, “viel het me tijdens avondmaaldiensten altijd op hoe gefascineerd kinderen toekeken als ik het brood brak en de wijn inschonk. Zo van: wat gebeurt hier? Zo zat ik vroeger ook in de kerk. Door de preken, de taal en de liederen werd ik me gaandeweg bewust van ‘de grote werkelijkheden’ van het leven, waar kinderen volgens mij veel dichterbij staan dan wij vaak denken: God, de dood, het eeuwige leven. Mijn jongste – onze pleegzoon, net 12 – stelt dezelfde vragen die ik als kind had, zoals: ‘Wat gebeurt er als ik doodga?’ Het hele taalveld van het geloof dat je in de kerk meekrijgt, geeft je een soort bewustwording van jezelf en van de wereld. Daarom denk ik met zo veel liefde terug aan die plek waar ik mezelf – inclusief mijn schaduwkanten – heb leren kennen. Een goede preek kan je werkelijkheden in jezelf laten ontdekken, wakker geroepen door de levende taal van de Bijbel. Als je daar eenmaal door bent gegrepen…”

…is dat voorgoed?
“Ja.”

Ik wilde het leven leiden dat iedereen om mij heen leefde

In twee werelden

Hoewel, voorgoed? Toen Kees als 18-jarige op kamers ging om bestuurskunde te studeren in Enschede, leek het geloof van vroeger vrijwel volledig verdampt. “Ik was een vroom kind. Maar als student – ik droomde van een carrière als diplomaat – leefde ik sterk in twee werelden. Als ik thuis was, ging ik mee naar de kerk. Maar in Enschede leefde ik voluit in de wereld. Ik wilde het leven leiden dat iedereen om mij heen leefde.”

Afhaken was een reële optie?
Met een hoofdknik: “Ik wist dat ik steeds onwaarachtiger werd. Thuis deed ik gewoon mee, maar innerlijk was ik van het geloof vervreemd. Voor mijn gevoel stond ik op een tweesprong. Misschien moest ik wel zeggen: ‘Pa en ma, luister, dit is het niet…’?”

Een beetje sneu

Kees van Ekris met een boek Jacqueline de Haas

Waarom hij tóch terugkwam bij het geloof uit zijn kinderjaren? Kees vindt het lastig om dat te verwoorden, geeft hij aan. “In het tweede studiejaar ontmoette ik mensen die evangeliseerden op onze campus. En…” – zijn ogen beginnen te stralen – “ze troffen ook míj! Weet je wat indruk op mij maakte? Ze hadden lef. Zij hadden gekozen. Ik niet.”

Dat zij zo uitgesproken waren, hield jou een spiegel voor?
“Precies. Wie expliciet voor het geloof uitkomt, wordt een beetje sneu bevonden op zo’n studentencampus. Maar dit weerhield hen niet. Dat trof me. Ik dacht misschien dat ik vrij was door ’s nachts op de Grote Markt stoere studentenliedjes te zingen en zo. Maar ik ontdekte: zíj waren veel vrijer dan ik. Op een diep niveau realiseerde ik me” – zijn vinger trekt een cirkel over het tafelblad – “dáár, in het begin van mijn leven, dáár ligt het. Zo kwam ik terug bij het geloof.”

Deze rijkdom

Kees brak zijn studie bestuurskunde direct af en ging theologie studeren, in Utrecht. “Er ging een wereld voor me open, die nog steeds aan het opengaan is. De Bijbel, de liturgie, die eeuwenoude christelijke denktraditie: ónuitputtelijke bronnen.”
Met nadruk: “Het is een grote genade dat ik niet in die seculiere – en eigenlijk zo arme – wereld ben doorgegaan, maar in deze rijkdom mag leven.”

Fluitend naar huis

Cover_boek_De_dialoog__de_dans_en_het_duel_Kees_van_Ekris

In zijn nieuwe boek De dialoog, de dans en het duel. Preken voor tijdgenoten (dat deze week uitkomt) schrijft Van Ekris:

De prediker is (…) een soort ‘benedictus’, een ‘gezegende woorden-zegger’. (…) De preek gebeurt in de context van de christelijke gemeente, die blij is dat ze bij elkaar is, dat er gezongen wordt en gebeden, dat een goed woord klinkt en dat brood en wijn uitgedeeld worden. En de prediker is in dat gezegende gebeuren een hulpje, dat na de dienst fluitend naar huis fietst, gelooft dat het Koninkrijk Gods groeit, tijdens ons arbeiden, tijdens het zaaien en tijdens ons middagdutje.

Is de zondag áltijd zo’n gezegende dag voor je?
“Ik kan hem verpesten. Zelf. Bijvoorbeeld doordat ik te druk ben. En toch. Die ene dag in de week waarop niets hoeft, waarin ik mag leven van alle goede woorden die God spreekt, is heerlijk. En Christus’ gemeente is een heerlijke plek. Een van de weinige waar ik niet hoef te presteren, maar gekend ben. Waar ik me kan laven aan de liederen, de muziek. Vanuit mijn eigen kamertje, waarin geruzied en gegamed wordt, kom ik in een zo veel grotere ruimte. Waarin God zegt: ‘Vrede voor jou.’ Dat is toch heerlijk? En ook als je niet letterlijk fluitend wegfietst, ga je toch gezégend naar huis.”

Een misverstand

Kees van Ekris op bankje met bos bloemen Jacqueline de Haas

Na zijn theologiestudie werkte Kees vijf jaar lang op het zendingsveld in Indonesië voordat hij gemeentepredikant werd in achtereenvolgens Breukelen en Zeist. Nog steeds preekt hij regelmatig.

Jij bent taalliefhebber, en universitair geschoold. Onder je gehoor zitten ook jongeren en ouderen die misschien minder talig zijn en op school niet zo goed konden meekomen.
“Of een preek landt of niet, heeft in principe niets te maken met hoe talig of intelligent je bent. Dat is een misverstand. In de kerk zitten échte mensen. En als het goed is, gebruiken predikanten taal die zij herkennen en raakt aan hun levens: hé, dit gaat over míj! Een dominee hoeft geen originele taal te vinden, maar wel: waarachtige taal. Dan ervaren ze dat Gods Woord scheppende kracht heeft, in ons hier en nu. Gods spreken – vooral in de Bijbel, maar ook in de schepping – is een verrukkelijk iets. Verrukkelijk. Zelfs als Gods woorden confronterend of scherp zijn, zijn het goede woorden.”

Voor bosjes Nederlanders is de Bijbel slechts een ouderwets, achterhaald boek.
“Ik kan er heel moeilijk bij dat mensen zeggen dat de Bijbel ons nu niets meer zegt. Tenzij je nooit verder kwam dan een kinderbijbel, en de echte Bijbel twintig of dertig jaar niet hebt gelezen. Thuis lezen we nu uit Samuel, de verhalen over Saul, David en Jonathan. Of neem het verhaal van de vrouw die Jezus’ voeten zalft en met haar haren afdroogt... Wél Netflix-series kijken en niet aanvoelen welk drama zich in die Bijbelverhalen ontvouwt? Daar kan ik met mijn pet niet bij. Als je de Bijbel werkelijk een kans geeft, kun je nooit met droge ogen beweren: ‘Pfff, saai…’

Een apart soort troost

En nee, niemand hoeft hem te vertellen dat kerkgangers soms zwaar gebutst zijn door het leven. Wie rouwt, depressief is of in een echtscheiding ligt, voelt zich meestal allesbehalve gezegend. “Benoem je die kant van het leven niet, dan wordt de verkondiging oppervlakkig en help je mensen niet. Ik ben dankbaar dat ik in de kerk van kinds af aan taal ontving om woorden te geven aan soms moeilijke werkelijkheden. Als predikant heb je – dat is iets prachtigs – de mogelijkheid om in de levens van mensen te participeren. Je ziet in welk huwelijk grote spanningen zijn, weet van het meisje dat zichzelf snijdt, kent de vrouw die haar man verloor. Voor gemeenteleden is het een verademing, en zelfs een apart soort troost, als ze daar iets van mee horen klinken in jouw manier van spreken.”

Kees van Ekris op de rug gezien met kaars Jacqueline de Haas

Lief mens

“Misschien,” zegt hij, “is de kerk wel een van de weinige plekken waar dat nog goed kan: niet idealiserend, maar realistisch over het leven spreken.”

Zijn de woorden als het ware weleens verkruimeld in je mond, omdat je geen taal kon vinden richting mensen in moeilijke omstandigheden?
“Het gekke? Hoe heftiger de situatie die je meemaakt, hoe meer je een vechtjas wordt. Dat is mijn ervaring. Er is kwaad, wanhoop, zonde, verdriet, verlies, enzovoort. Dat daagt je uit om ín die werkelijkheid woorden te zeggen die niet goedkoop zijn, maar kracht geven. Vaak genoeg ging ik met lood in mijn schoenen naar iemand toe: wat moest ik zeggen? Maar: de Bijbel is er. Job is er. De psalmen zijn er. Er is een gemeente die meebidt en meelijdt. En ik zal alles geven wat ik heb om voor jou, lief mens, woorden te zoeken die dichtbij komen, jou weer wat houvast geven. De echte verkruimeling van woorden zit niet zozeer in de confrontatie met lijden, maar veel meer in de verveling, de afstomping.”

Wat bedoel je daarmee?
“Die houding van: ‘Joh, het zál allemaal wel. Maak je niet zo druk over God, de Bijbel en de kerk...’ Net terug uit Indonesië, werd ik predikant in een heel seculiere omgeving, Breukelen. Ik had hard gewerkt om de dienst van Goede Vrijdag voor te bereiden. Na afloop kwam ik onderweg een gemeentelid tegen, in tenniskleding. Ze zei: ‘Ik had een tenniscompetitie; ik kon natuurlijk niet komen.’ Zo’n ervaring doet mij pijn, werkt verstommend. Wat moet je antwoorden? Dit gemeentelid had zelfs geen gêne – ‘Natúúrlijk kon ik niet komen’ – en keek me aan alsof ik daar begrip voor moest hebben. Die onverschilligheid… Dit probleem zit de kerk dichter op de huid dan het lijden, denk ik. In de prediking moeten we niet alleen lijden benoemen, maar ook die stemming van verveling die zomaar onze ziel afstompt."

Taal over God kan als uitgekauwde kauwgom zijn

Een andere huidskleur

Toen Kees in 2018 promoveerde op het onderwerp profetisch preken, vertelde hij in een interview dat hij gevoeliger was geworden voor ‘taal die slachtoffers maakt’. Dat thema houdt hem nog steeds bezig, vertelt hij. “Neem Wilders en zijn ‘kopvoddentaks’. Toen hij die term lanceerde, woonden wij in Indonesië. Terwijl ik probeerde uit te leggen wat dit woord inhield, zag ik de enorme impact ervan op de moslimburen in onze kampong.”

Naar buiten wijzend: “Thierry Baudet hield hier, in Zeist, zijn ‘uil van Minerva’-rede. Veel jonge mensen ­– studenten nota bene – hingen ademloos aan zijn lippen. Al wisten ze amper wat het betekende, zijn woorden brachten hen in vervoering.” Peinzend: “Het lijkt wel alsof onze werkelijkheid zo kaal, nihilistisch en afgestompt is geworden, dat een ’tovenaar’ die met mysterieuze of harde taal komt, meteen veel macht krijgt. Taal kan echt kwaad doen.”

Merk je dat ook van dichtbij?
“Onze pleegzoon heeft een andere huidskleur. Wat denigrerende opmerkingen daarover met hem doen… Taal kan stukmaken. In een aflevering van Moderne profeten stond Desmond Tutu centraal. Hij zag dat apartheid ‘een demonische werking’ had op de ziel van mensen. Preken was voor hem een vorm van uitdrijving van demonen. Tegen wie constant hoorden dat ze tweederangs waren, zei hij: ‘Nee, jullie zijn kinderen van God; Hij is trots op zijn zwarte kinderen!’ Zo wilde Tutu de demonen van kleinering uitdrijven. Dat moet nog steeds gebeuren; daar geloof ik heilig in.”
Ferm: “Het meisje dat zichzelf snijdt, dáár preek ik voor. ‘Je hoeft jezelf niet te snijden; jij bent Gods geliefde kind! Al lukt het je nog niet om ermee te stoppen, ik zeg jou: vrede, genade.’”

Raakt het je, wat je nu vertelt?
“Nou en of.” Lachend: “Ik krijg zin om te preken!

Vechten om overeind te blijven

Kees van Ekris portret van opzij Jacqueline de Haas

“Ik zie om me heen hoe veel jonge mensen moeten vechten om overeind te blijven. Omdat ze uit gebroken gezinnen komen, gék worden van de ADHD in hun hoofd, of de druk om te presteren. Dat róépt toch om predikers, die zegenrijke woorden uitspreken? Ik zou graag een campagne beginnen die jongeren stimuleert dominee te worden. Voor velen is dat geen optie, omdat er vaak zo besmuikt over dominees en preken is gesproken. Niet doen! Natuurlijk zijn er slechte preken. Ik schrijf soms ook heel slechte preken. Soms ben ik moe, soms is het een en al jargon. Taal over God kan als uitgekauwde kauwgom zijn. Allemaal waar. Maar je hoeft maar enkele keren in je leven een preek te horen waarin de werking van Gods Geest je weer op je voeten zet, dan praat je nooit meer zo negatief.”

Wat is het diepste woord dat God tegen Kees van Ekris zegt?
Het blijft lang stil. Dan, terwijl hij z’n bril weer opzet: “Het diepste woord is voor mij Christus, de gekruisigde en opgestane. Die me telkens opzoekt en zegt: ‘Genade voor jou, en vrede – Ik leef. Leef jij ook.’ Dat is genoeg.”

Beeld: Jacqueline de Haas

Geschreven door

Gert-Jan Schaap

--:--