Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Vijf lastige vragen over zending

Komt het uiteindelijk niet goed met iedereen?

Als het woord ‘zending’ valt, roept dat niet alleen enthousiasme op, maar ook vragen, twijfels en kritische gedachten. Visie verzamelde een paar van de lastigste vragen en legde die voor aan voormalig redacteur Pieter-Jan Rodenburg, nu zendeling in Delft.

Deel:

Eerst een disclaimer: ik ben geen stereotiepe zendeling. Sterker nog: op het lijstje van beroepen-die-ik-ooit-zou-willen-doen stond ‘zendeling’ ergens onderaan. Ik had eerlijk gezegd helemaal geen sterke neiging om het evangelie te delen met mensen die er nooit van hadden gehoord. En hoewel ik niet ben veranderd, ben ik toch een soort zendeling geworden.

Voorzichtig geloofsgemeenschapje

Ik ben in dienst van een zendingsorganisatie – Operatie Mobilisatie – en leef mijn leven met het doel dat mensen Jezus leren kennen, als teamleider van kerkplant Taste! in Delft. Ik heb er mijn baan als journalist bij Visie voor opgegeven, ben uitgezonden door de gemeente en mijn vrouw en ik leven – gedeeltelijk – van giften. Zendeling dus, in Nederland (een van de sterkst geseculariseerde landen ter wereld, een echt zendingsgebied).

Voor het plaatje: Taste! is een christelijke gemeenschap in een dichtbevolkte wijk vol flats. De geloofsgemeenschap is gegroeid uit een woongemeenschap. Een groep christenen die samen is gaan wonen om heel lokaal te delen van wat we hebben gekregen: een mooie tuin, lekkere koffie, huisgemaakte taart en – last but not least – ons geloof in God. De afgelopen jaren is er een klein, voorzichtig geloofsgemeenschapje ontstaan. Ik geef sinds een kleine twee jaar leiding aan deze jonge kerkplant, als ‘zendeling in de buurt’.

Ik heb gezien wat er gebeurt als mensen God leren kennen

Zinvol bestaan

Vraag 1: Komt het uiteindelijk niet gewoon goed met iedereen (‘Buutvrij voor de hele pot!’)?

Deze vraag impliceert dat de primaire motivatie voor zending het ‘redden van de hel’ is. Dat is misschien voor sommige mensen het geval, maar voor mij niet. Hel en hemel spelen hoegenaamd geen rol in mijn keuze om ‘zendeling’ te worden, misschien wel omdat ik daar te veel vragen bij heb, maar vooral omdat mijn motivatie niet om het ‘uiteindelijk’, maar om het ‘nu’ draait.

Wat ik wil, is delen wat ik heb gekregen. Jezus heeft me hoop gegeven, een zinvol bestaan, een basis waarop ik kan bouwen, een wereldwijde familie: ik vind het leven met God het mooiste leven dat ik me kan voorstellen. Hier en nu, niet (alleen) straks. Daar wil ik van uitdelen.

Familie, hoop en God

En het mooie is: ik heb gezien wat er gebeurt als mensen God leren kennen. Een buurvrouw die voor de tweede keer kanker kreeg en in de diepte van de loodzware behandeling zei: “Vorige keer had ik geen familie, geen hoop en geen God. Deze keer heb ik een familie, hoop en God.” Een buurman die met vallen en opstaan ontdekt dat hij óók geliefd is als hij er een rommeltje van maakt. Een verbitterde buurtgenoot die langzaam leert wat het is om te vergeven, en daarmee nieuwe ruimte in haar leven ervaart.

Dit voorjaar vierden we als buurtgenoten voor het eerst avondmaal. We zaten aan tafel, braken het brood en deelden het.
We schonken druivensap in glaasjes en dronken het. En daarmee deelden we met elkaar de afhankelijkheid van Jezus en aten we van Zijn genade en leven. Ik keek om me heen en zag een gebroken, eigenwijs samenraapsel van mensen, gebutst en gekwetst. Slachtoffers en daders. Betweters en nitwits. Voor ons allemaal is het evangelie goed nieuws: we zijn niet wat we doen, we zijn niet wat we hebben, we zijn niet wat we weten, we zijn niet wat anderen van ons vinden: wij zijn geliefd door God en mogen leven vanuit die wetenschap.

Dat, geloof ik, is het koninkrijk van God. Dat ik mensen daarin mag uitnodigen en daarvan mag uitdelen, is een voorrecht. En het feit dat dit koninkrijk voor eeuwig is, geeft alleen maar extra motivatie en hoop.

Ik keek om me heen en zag een gebroken, eigenwijs samenraapsel van mensen

Verlammend schuldgevoel

Vraag 2: Het raakt me eigenlijk niet dat drie miljard mensen – onder wie mijn eigen buren – Jezus niet kennen. Is er iets mis met me; moet ik niet beter mijn best doen?

Er zijn christenen die buikpijn krijgen van de gedachte dat zo veel mensen God niet kennen. Voor hen is het een motivatie om het evangelie te delen. Goddank! Anderen kunnen niets met zo’n getal. Omdat het te abstract is, omdat je verlamd raakt door de enormiteit of omdat ander leed je meer aan het hart ligt.

Maar los daarvan, zit er onder deze vraag een interessante aanname: er is iets wat ik erg zou moeten vinden, maar ik vind het niet erg. Er is dus iets mis met me en ik ben waarschijnlijk geen goede christen.

Ik herken die gedachtegang, maar geloof niet dat die gezond is; hij leidt namelijk eerder tot een verlammend schuldgevoel of een vorm van onwillige evangelisatie, dan tot iets vruchtbaars. In mijn carrière ben ik al behoorlijk wat jonge christenen tegengekomen die geestelijk overspannen raakten, omdat ze vanuit een onbewust schuldgevoel aan straat-, studenten- of buurtevangelisatie deden. Uiteindelijk knapten ze zelfs af op het geloof, omdat ze zich moreel gemanipuleerd voelden.

Lees ook: Vader vermoorde zendeling: ‘Geloof heeft mijn zoon de dood ingejaagd’
Lees ook: Vader vermoorde zendeling: ‘Geloof heeft mijn zoon de dood ingejaagd’

Verschrikkelijk Goed Nieuws

Wat is dan wél een gezonde houding? Ik herken bij mezelf drie gezonde motieven:

  • Blijven ‘schranzen’ van Gods genade. Onze kerkplant heet Taste!, naar Psalm 34: proef en zie dat God goed is. Of, zoals Petrus zegt: ‘Je hebt toch ondervonden hoe goed de Heer is?’ (1 Petrus 2:3) Dat heb ik; ik leef van genade. Als ik daar niet telkens op terugval, zou ik mezelf kapotlopen.
  • Zien dat levens veranderen. ‘Jezus kennen’ en ‘geloven’ blijven abstracte begrippen zolang je niet ziet wat een impact het heeft als het gebeurt. Ik groeide op in een christelijke bubbel, en kende eigenlijk niemand die op latere leeftijd tot geloof kwam. Pas de laatste jaren heb ik ervaren hoe levensveranderend zoiets is. Dat motiveert me om te blijven uitdelen van wat ik gekregen heb; het is gewoon verschrikkelijk Goed Nieuws.
  • Ontspanning. Het is Góds koninkrijk, dus heeft Hij de eindverantwoordelijkheid. Ook als wij als Taste! maar een minimale impact hebben (en dat hebben we vaak), dan nog is wat we doen goed. Simpelweg omdat delen van wat we hebben gekregen een gezonde, rijke, mooie levensstijl is. En we kunnen ontspannen omdat we leven van genade. We mogen fouten maken, we mogen ernaast zitten, we mogen domme dingen doen. We mogen erdoorheen zitten, balen, teleurgesteld zijn. Dat geeft ruimte.

Een stempel drukken

Vraag 3: Is zending niet een vorm van kolonialisme?

De gedachte die onder deze vraag zit, is dat een – witte – zendeling naar een ver land gaat om daar arme mensen te vertellen over het goede nieuws. Dat plaatje was lange tijd vaak correct. En in het verleden zijn daar grote fouten mee gemaakt; er zijn in Jezus’ naam culturen kapotgemaakt, levenswijzen opgedrongen en zending is helaas ook hand in hand gegaan met slavernij en kolonialisme. Genoeg om ons als westerse christenen diep voor te schamen.

Gelukkig leren we als christenen in het Westen steeds een beetje beter dat zending en kolonialisme niet hetzelfde zijn. De meeste zendingsorganisaties zijn erop gericht de kerk ter plaatse te dienen; en als die niet aanwezig is, het evangelie grondig te vertalen naar de context ter plekke.

Belangrijker nog: er is een globale verschuiving gaande, waarbij – hier volgt een tongbreker – voormalige zendingsgebieden zendelingen uitzenden naar voormalige zendende landen. Uit landen als Zuid-Korea, Zuid-Afrika, Nigeria en Zuid-Amerika komen mensen naar Nederland om te vertellen wie Jezus is. In mijn team zitten bijvoorbeeld twee stellen uit Zuid-Afrika. De tijd dat ‘wij’ als Westen via missie een stempel drukken op landen in the global South is voorbij.

Beeld van God

Vraag 4: Wat als je het evangelie één keer hoort, maar het raakt je niet – is je kans dan voorbij?

Ik houd me bij deze vraag vast aan Romeinen 2: God oordeelt op basis van wat je wél weet, niet op basis van wat je niet weet. In de praktijk kom ik genoeg mensen tegen die diep gekwetst zijn door personen die zich christen noemen; binnen de kerk zijn ze veel pijn tegengekomen. Kun je het hun kwalijk nemen dat hun beeld van God ernstig vervormd is? Wat is het evangelie dat zij hebben meegekregen? Was dat ‘goed nieuws’ voor hen?

Kortom: deze vraag is niet zo eenvoudig te beantwoorden. Maar één ding is zeker: dat we het evangelie niet altijd gepast of volledig kunnen delen, is geen enkele reden om het niet te doen.

Rationele beslissing

Vraag 5: Wat als je geen roeping hebt/voelt?

Ik heb ook geen roeping. Tenminste: ik heb nooit een stem gehoord dat ik juist dít moet gaan doen. Nooit een beeld, profetie of zelfs maar een sterk gevoel gehad waarin ik werd gewezen op deze functie, of deze plek. Wel heb ik de roeping die iedere christen heeft: Jezus volgen. Of, om met Micha te spreken: recht doen, trouw betrachten en nederig de weg te gaan van je God (Micha 6:8).

Toen mijn vrouw en ik werden gevraagd om in de woongemeenschap te wonen, hebben we een lijstje van plusjes en minnetjes gemaakt. We kwamen erachter dat deze manier van leven heel goed bij ons past; bij ons karakter, bij onze manier van geloven en bij deze fase in ons leven. Dat was een vrij rationele beslissing. Op die manier ontdekte ik ook dat ik mijn talenten goed kwijt kan bij Taste!. Dat ik er op mijn plek zit. En dat het leven op deze manier zinvol en rijk is.

Lees ook: Zendingskinderen jaren later
Lees ook: Zendingskinderen jaren later

Heeft God ons hier geroepen? Misschien. In ieder geval geloof ik dat we nu bouwen aan Zijn koninkrijk. Dat we ons leven zinvol invullen. Dat we proeven dat God goed is, en laten proeven dat God goed is. Wellicht had dat ook op een andere plek gekund, maar dit kwam op onze weg. Dus doen we dit, uit volle overtuiging.

Je kunt dus wachten tot je een roeping voelt, een stem hoort of een profetie krijgt. Maar misschien loop je jouw roeping dan wel mis.

Dit artikel is geschreven op persoonlijke titel en daarmee geen weergave van de standpunten van Operatie Mobilisatie.

Geschreven door

Pieter-Jan Rodenburg

--:--