Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Jezus deed niet aan liefdadigheid…

Christenen zijn er goed in: liefdadigheid. Mooi. Of toch niet? Jezus vraagt namelijk iets heel anders: solidariteit. En dat blijkt een stuk lastiger, betoogt Jan.

Deel:

In maart was ik op een korte retraite in Engeland dat als thema had: ‘giftige liefdadigheid’. Liefdadigheid versus solidariteit. Wat in eerste instantie dicht bij elkaar lijkt te liggen, is zo verschillend als zwart en wit. Veel (christelijk) werk bestaat uit liefdadigheid. Het gaat altijd om de redder en degene die gered moet worden. Voor veel gelovigen is dat ook precies waar het om draait binnen de christelijke theologie. Vanzelfsprekend zal dan elke activiteit die vanuit christenen wordt ondernomen bol staan van de liefdadigheid. De hulpvrager versus degene die hulp nodig heeft.

Wij komen jou helpen

Op zich klinkt dat allemaal vrij logisch, maar onbedoeld wordt er afhankelijkheid gecreëerd en ontstaan er relaties die gebaseerd zijn op ongelijkheid. Veel welzijns-, zendings- en ontwikkelingswerk bestaat uit liefdadigheid en is vaak (misschien onbedoeld) een variant op het westerse imperialisme. Natuurlijk niet overheersend bedoeld, maar de uitwerking is vaak hetzelfde: wij komen jou helpen.

Het is zoveel eenvoudiger om aan liefdadigheid te doen

Er zijn natuurlijk altijd situaties waar mensen geholpen worden vanuit de mogelijkheden en de overvloed van de ander. In beginsel is daar niet zoveel mis mee. Maar toch blijft die vraag over solidariteit rondzoemen in mijn hoofd als een onvindbare mug in de slaapkamer. Het is zoveel eenvoudiger om aan liefdadigheid te doen. Het kost je wat tijd en inzet, misschien een beetje geld. En klaar ben je. Het kost je niet meer dan dat wat je toch al over had.

Tussen de mensen wonen

Jezus deed niet aan liefdadigheid. Hij werd mens en kwam tussen de mensen wonen. Hij werd één van ons. Een daad van opperste solidariteit. Paulus gebruikt voor deze situatie het Griekse woord ‘kenosis’ wat je zou kunnen vertalen met ‘leeggieten’. Jezus hield niet op om God te zijn, maar hij deed afstand van zijn onafhankelijke macht en ging functioneren binnen de beperkingen van de mensheid (daar valt heel veel meer over te zeggen, maar voor nu is dit voldoende). Zo werd hij een man en geen vrouw (wat een ongelofelijke beperking is!), was hij een Jood en geen Nederlander (dan mis je iets!) en sprak hij geen Duits (daar valt best mee te leven). Maar juist met die beperkingen liet Jezus zien wie God was, hoe de mens bedoeld is en bracht hij het koninkrijk van God in deze wereld.

Jezus werd een van ons, een daad van opperste solidariteit

Ik geloof dat christenen geroepen zijn om ‘gemeenschappen van het koninkrijk’ te bouwen, waarbij we actief werken aan het neerhalen van muren tussen mensen. Waarbij we relaties aangaan die ons en de ander veranderen. Relaties gebaseerd op verzoening, zelfopofferende liefde, vriendschap en genade. Dat gaat vele malen dieper dan liefdadigheid of hulpverlening. Dan worden we solidair met de mensen om ons heen – mens onder de mensen.

Het verborgen leven van Jezus

Eén van de mensen in wiens leven ik solidariteit het meest in actie zie, is de Franse monnik Charles de Foucauld – een godzoeker, monnik en kluizenaar. Op zijn bedevaart naar Bethlehem en tijdens zijn verblijf in een klooster in Syrië rijpte zijn voorstelling van het leven van Jezus in Nazaret. Een man die jarenlang leefde als arme en stille arbeider in Nazaret, voordat hij begon met zijn publieke optreden. De navolging van Jezus vereiste volgens Foucauld dan ook: radicale armoede en leven, werken en kleden zoals de armen.

Solidariteit betekende voor Foucauld eenvoudigweg tussen de mensen in Algerije te gaan wonen en daar uiteindelijk te sterven. De enorme impact van zijn werk werd pas na zijn leven duidelijk toen er allerlei gemeenschappen ontstonden op basis van zijn theologie van navolging en solidariteit door het ‘verborgen leven’ van Jezus te leiden gewoon tussen de mensen.

Misschien ligt daar een mooie uitdaging. Om de toga’s uit te trekken, de podia van theaterkerken te verlaten en heel eenvoudig te leven mét de kinderen van deze wereld. Als zendeling van kleine, hoopgevende dingen.

Geschreven door

Jan Wolsheimer

--:--