Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Ik #blijfthuis in een akelig stil Brussel

‘Eline kan niet naar haar familie in Nederland’

De coronacrisis houdt de wereld in z’n greep. Zo ook België, waar ik nu ruim een jaar woon. Vanuit ons appartementje in het centrum van Brussel videobellen we heel wat af, zien we hoe stadsgenoten langzaam gek worden en kijken we Vlaamse feel good-televisie. Een totaal nieuwe manier van leven, waar ik niet aan kan en wil wennen.

Deel:

Anderhalf uur is het rijden naar mijn ouders in Zeeland, maar het voelt verder weg dan ooit. Waar we normaal gedachteloos de grens oversteken (behalve dat je even wordt wakker geschud door het verschil in asfalt), worden we daar nu tegengehouden: de grens tussen Nederland en België is dicht voor niet-essentiële verplaatsingen. Toen we het hoorden, was het al te laat: na een belletje met de ambassade werd duidelijk dat we in België moesten blijven. We konden de gok wagen, maar dan zouden we al die weken – misschien wel maanden – bij mijn ouders of schoonouders moeten logeren. Dus we besloten toch maar in Brussel te blijven.

Spookstad

Tja, en in Brussel is de situatie maar apart. België is iets strikter wat de maatregelen betreft: alle winkels en restaurants zijn al weken gesloten en samenkomsten met meer dan twee personen zijn verboden, tenzij het met je eigen gezin is. Je mag alleen de deur uit voor essentiële verplaatsingen. Gelukkig hoort beweging daar nog wel bij, maar dan moet je dus wel continu blijven lopen – in het park zitten is verboden. Lastig met dit lekkere weer. We wonen zeshoog en hebben balkon noch tuin, dus ik moet het doen met ons dagelijkse wandelingetje en de namiddagzon in het raamkozijn.

Normaal kun je je kont niet keren rondom Manneken Pis, nu is het er een oase van rust. Op de Grote Markt, waar gewoonlijk de terrassen overvol zitten, paardenkoetsen over de kinderkopjes denderen en toeristen non-stop selfies nemen, kun je nu een speld horen vallen. Ook ‘de Buik van Brussel’, het historische hart met tientallen restaurants en biercafés, is één grote leegte. Alleen hier en daar een verdwaalde wandelaar. En waar normaal schoolklassen en groepen toeristen de weg naar de ingang van het Europees Parlement versperren, is het nu akelig stil.

Als iemand geen afstand houdt, is diegene voor een paar seconden mijn grootste vijand

Het is echt surreëel. Af en toe rijdt er een lege tram voorbij, het reuzenrad om de hoek staat al weken stil en negen van de tien auto’s die je tegenkomt zijn politie- of legervoertuigen. Mensen lopen in bogen om elkaar heen – en als iemand geen afstand houdt, is diegene voor een paar seconden mijn grootste vijand. Aan de mondkapjes kan ik maar niet wennen, inmiddels hebben we zelfs een paar bivakmutsen gespot. Iemand fietst met ovenwanten om zijn handen, een vrouw rent over straat terwijl ze een bureaustoel voor zich uit duwt en gisteren liep er een heuse Batman door het park. Een volwassene. In een Batmanpak. Wat is er aan de hand met de wereld?

Social distancing

Waar ik het eerst wel grappig vond dat mijn man nu ook thuiswerkt, begin ik het nu gek te vinden om echt op z’n tweeën te zijn aangewezen. We hebben het goed naar ons zin hoor, daar niet van – tussen de middag bakken we vaak een eitje en we doen nu zelfs af en toe SPELLETJES – toch vind ik het lastig dat we er niet samen op uit kunnen. Vooral dat we geen familie of vrienden kunnen bezoeken.

Tja, familie… Mijn kant woont in Zeeland (élke dag komen er foto’s van het strand voorbij, zo gemeen) en mijn schoonfamilie op de Veluwe (ja en bos hebben we hier ook al niet). Het is vooral het idee dat we ze niet kúnnen opzoeken. Even een koffietje doen op 1,5 meter afstand. Samen in de tuin zitten. Even naar oma fietsen, zoals mijn broers en hun gezinnen doen, om naar haar te zwaaien terwijl ze op haar balkonnetje staat.

Samen zingen via videobellen doet één iemand hardop, misschien maar goed ook

Gelukkig kunnen we videobellen, wat we minstens een keer per week doen. Vingers voor de lens, elkaar niet kunnen zien maar wel horen of andersom, drie keer moeten herhalen dat de anderen ook hun scherm een kwartslag moeten draaien: het kost even wat moeite, maar dan heb je ook wat. Een beetje praten over het nieuws, werk, de rest van de familie, Boer Zoekt Vrouw – het is allemaal niet heel bijzonder, maar dat hoeft ook niet. “Nu ga ik even lezen hoor” – m’n vader verdwijnt uit beeld, een paar seconden later hoor je hem filmpjes afspelen. Ja hoor, pap.

De kerk bezoeken we nu ook online. Op zondagmorgen checken we in bij de livestream van onze gemeente en op woensdagavond houden we kring via een video call. Zingen doet één muzikale jongen hardop, de rest houdt z’n microfoon op mute – misschien maar goed ook. We bidden samen voor thuislanden van kringleden, zoals Singapore en Madagaskar, waar de gezondheidszorg een stuk minder goed is geregeld. Voor werkloze vrienden, zieke familieleden, stressvol werk. Bizar hoe ver de impact van de crisis reikt.

Ups en downs

Ik zit opgesloten in Brussel, maar dat is niet het einde van de wereld. We hebben werk, we zijn gezond en voor zover we weten gaat het goed met onze familie en vrienden – afgezien van oma’s die in de war zijn. We moeten onze vakantie afzeggen, maar die kunnen we verplaatsen naar later in het jaar. Ik heb geen plek en geen tijd om in de zon te zitten, maar dat zijn first world problems. Ik zie mijn vriendinnen voor een lange tijd niet, maar ondertussen delen we recepten via WhatsApp en sturen we grappige filmpjes door. Ook de drone die rondvloog boven Vlaanderen laat weer even het goede van de wereld zien.

Ik vind het soms lastig om me een houding te geven in dit alles. De balans te vinden tussen mijn emoties toelaten (heb je dit wijze artikel al gelezen?) en aan de andere kant mijn zegeningen te tellen. Ik mis mijn familie en het koffiedrinken in de kerk. Ik baal als de boodschappenjongen sommige producten niet heeft geleverd. Ik smacht naar bitterballen op een terrasje. Ik ben dat 23/7 binnen best zat. Tegelijk voelt het unfair als ik me down voel. Want ik denk aan zorgmedewerkers die keihard werken om anderen in leven te houden. Aan ministers die amper slapen. Aan mensen die zich zorgen maken over een ziek familielid of een vriend, of al afscheid van iemand moesten nemen. Aan de vriend van mijn vader die drie weken op de IC heeft gelegen.

Ik denk aan ondernemers die non-stop op sociale media aanwezig zijn om hun business nog een beetje boven water te houden. Ik denk aan twee van mijn beste vriendinnen, die hun werk in Burundi en Libanon moesten staken omdat de situatie daar te riskant werd.

Ik probeer maar met de dag te leven. Elke morgen te glimlachen. Te danken voor de lente, voor gezondheid, voor samenzijn ondanks de afstand. En te bidden. Te hopen dat door alles heen, mensen God blijven vinden. De realiteit is hard, surreëel en moeilijk, en we blijven voorlopig nog even thuis. Gelukkig is en blijft God altijd Dezelfde. Ook dit jaar is het Pasen. God heeft ons nog steeds lief. En nog steeds mogen we genieten van de liefde, van Hem en onze geliefden. Ook al zit er nu even 1,5 meter, een schermpje of een landgrens tussen.

Hopelijk tot snel, Nederland.

Lees ook: ‘Gek dat zoiets afschuwelijks mensen samenbrengt’

--:--