Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Dirk de Bree over de kerk van de toekomst

‘Het hoeft niet allemaal nu meteen’

Dirk de Bree - bekend van de IZB- en EO-podcast Eerst Dit - is predikant van een protestantse gemeente die zichzelf opnieuw heeft uitgevonden. Welke lessen heeft hij voor de kerk van de toekomst?

Deel:

Naast gemeentepredikant en Eerst Dit-dominee was Dirk de afgelopen jaren ook docent aan de Christelijke Hogeschool Ede. Sinds september geeft hij er geen college meer. Dat komt onder andere door de Britse predikant Samuel Wells, die in zijn kerk in Londen een sociale onderneming runt. “Ik wilde het denken van Wells vertalen naar Utrecht en sprak erover met ondernemers in de kerk. Een van hen vroeg: wat ga jij zelf doen dan? Ik fietste naar huis en dacht: dit is het! Toen besloot ik te stoppen bij de CHE.”

De vrijgekomen dag gaat hij besteden aan iets goeds voor de stad Utrecht. Wat? Dat is nog niet helder. Het kan van alles zijn. Neem de klimaatwake van gisteravond. “Dat is ook onderdeel van het Koninkrijk. Het zou mooi zijn als de kerk gelovigen en niet-gelovigen bij elkaar kan brengen om bezig te zijn met het klimaat. Hoe kun je als atheïsten en gelovigen een gesprek hierover voeren?”

Waarom moet de kerk dat doen? Dat kan de bibliotheek of het Humanistisch Verbond toch ook?
“Klopt. Maar ik wil wel relaties opbouwen. En ook – óók – ons vreemde geloof ter sprake brengen. Ik voetbal op maandagavond met niet-gelovigen. Ik leer daarvan dat veel van die gasten geen enkele christen kennen.”

Dirk_de_Bree_hurkend

Judo

Dirk groeide op als jongste van vijf in een gezin dat naar de Gereformeerde Gemeenten in Nederland ging. “Mijn vader was geen typische broeder uit dit kerkverband. Hij zat op een vechtsport en was jaren niet zo met geloof bezig. Totdat hij bekeerd werd op de Gereformeerde Gemeenten in Nederland-manier. Hij kreeg kennis van zijn zonden en wilde vromer leven. Vanaf dat moment ging hij ook aan het avondmaal. Het betekende ook dat ik van judo af moest, omdat het me niet dichter bij God zou brengen. Toen we op mijn dertiende naar de Nederlandse Hervormde Kerk gingen, ontdekten mijn ouders ook de blijdschap van het geloof. Op mijn zestiende besloot ik, samen met mijn broer, weer op judo te gaan.”

Mocht dat van je vader?
“Het was een mededeling, maar hij was niet tegen. Mijn judoleraar, een evangelische man, sprak veel met ons over het geloof. Hij draaide in de judozaal een keer keihard het liedje ‘The prodigal son’, van Keith Green, over de verloren zoon die thuiskomt. De tranen liepen over zijn wangen en hij vroeg: ‘Hoe zit het bij jullie met God? Het is tijd om bij de Vader thuis te komen, boys.’ Terug in de auto zeiden we tegen elkaar: ‘Hij heeft gelijk.’”

Ik was heel zwart-wit en wilde iedereen redden

Was je dan nog niet ‘thuis bij de Vader’?
“Ik ging wel naar de kerk, maar leefde zonder God. Ik vond het geloof veeleisend. Als ik mijn vader zag, dacht ik: dat trek ik niet. Op school werd ik er veel uit gestuurd. Ik haalde expres onvoldoendes om van het vwo naar de havo te kunnen. Mijn motto was: ik maak mijn leven, ik zoek het zelf wel uit. Ik experimenteerde met alcohol, een keer ook met wiet. Het was niet heel schokkend. We waren op zich best brave jongetjes, maar voor de kerkelijke hoek waar wij toe behoorden bepaald niet.”

Over een andere boeg

Het leven van Dirk nam een onverwachte wending toen op zijn zeventiende de auto van zijn zus tegen een boom belandde. “Zij had vooraf gevraagd of ik met haar mee zou gaan, maar ik had geen zin. De auto was gekruld om de boom, precies aan de kant van de bijrijder. Het was voor mij een existentiële ervaring. Ik had dood kunnen zijn! En dan? Dan stond ik voor God. Wat had ik dan tegen Hem moeten zeggen? Kort daarna moest ik tijdens een kerkdienst thuis op de kinderen van mijn zus passen, omdat zij in het ziekenhuis lag. Ik zette een cd aan en hoorde het lied ‘Het is middernacht, maar Jezus waakt’. Ik moest enorm huilen. Ik schreef mijn zus een brief dat ik beschermd en bewaard was en dat God een plan met mij had. Ik voelde dat ik mijn leven van feesten en drank over een andere boeg moest gooien. Ik heb die brief pas nog via de groeps-app van ons gezin laten lezen aan mijn jongens van 11, 15, 17 en 19.”

Wat vonden ze ervan?
“Tja… Zo’n oud lied en mijn taalgebruik was doorspekt met de taal van de kerk…” Hij stamelt en kijkt wat beschaamd.

Geneer je je ervoor?
“Eigenlijk wel. Dat een ouderwets lied van zo’n koor binnenkomt bij een zeventienjarige gast is wel een beetje apart. Kennelijk werkt God door generaties en door culturele verschillen heen om mensen te bereiken.”

'Iedereen redden'

In de tijd erna, tijdens zijn studie aan de heao, werd Dirk overvallen door “een honger naar God. Ik las in de trein alle puriteinse boeken van mijn vader en de Bijbel in de vertaling van 1951. Ik las alles alsof ik het voor het eerst las. Nu deed het me iets. Als medepassagiers vroegen wat ik aan het lezen was, ging ik helemaal los. Ik was heel zwart-wit en wilde iedereen redden van het verderf.”

Na het lezen van het boekje Evangelist in sloppen en stegen van Alexander Paterson was hij niet meer gemotiveerd voor de heao en zijn aanvankelijke drijfveer om veel geld te verdienen. “Ik wilde ook evangelist worden in sloppen en stegen. Ik ging evangeliseren op Hoog Catharijne. Aan mijn medestudenten stuurde ik een brief waarin ik – superradicaal – excuses aanbood dat ik niet had laten weten dat ik gelovig was. Verder schreef ik dat ik niet langer voor het geld zou gaan, maar voor God – ik ging Godsdienst Pastoraal Werk studeren – en dat ik hun het evangelie ook gunde. Een tijdje terug kwam ik een oud-medestudent tegen. Ik dook weg. Vanwege die brief.”

Dirk_de_bree_leunt_op_handen

Vanwaar die gêne?
“Als ik mezelf nu op die leeftijd zou tegenkomen, zou ik daar moeite mee hebben. Ik was heel veel aan het zenden, maar ging geen relaties aan. Ik zag mensen als een soort projecten die gered moesten worden. Supereenzijdig. Daarvan moest ik worden bekeerd.”

Ruimte voor verschil

De Nieuwe Kerk wordt met belangstelling bekeken vanwege de wederopstanding die de gemeente meemaakte, nadat die in de jaren negentig op sterven na dood leek. Het handjevol mensen dat toen nog kwam, bad intensief voor groei. “De kerk zit nu vol jonge mensen. Nu het meezit, moeten we óók afhankelijk blijven van God. Op gebedsavonden komen er helaas niet zoveel mensen. Ik geloof juist in de kracht van gebed: voorbede, luisterend bidden, ministry.”

Vanwege de groei startte de Nieuwe Kerk in de Utrechtse Wilhelminakerk een tweede gemeente. “Dat proces begon met uren bidden en Bijbellezen. Tegelijkertijd ben ik zelf geen vurig bidder. Het helpt mij om het sámen te doen. In Handelingen lees je niets over contextonderzoek zus en plan zo. Nee, de eerste christenen gingen in gebed. Het besef dat we afhankelijk zijn van God heb ik te danken aan mijn reformatorische achtergrond. Je kunt Gods werk niet organiseren.”

Is de Nieuwe Kerk de kerk van de toekomst?
“Er bestaat niet één manier van kerk-zijn, de kerk van de toekomst is gemêleerd. In het verleden werden kerken gevormd op basis van een geloofsleer. Mijn gemeenteleden vinden het niet erg als ze het niet met me eens zijn. Wij geloven niet allemaal hetzelfde en we leven ook niet allemaal hetzelfde. In de Nieuwe Kerk bieden we ruimte voor verschillende opvattingen. De kerkenraad zegt niet wat wel of niet mag. We accepteren en waarderen verschillen op het gebied van kinderdoop of opdragen, liturgie – we hebben een band en een orgel – en relatievormen, ook met betrekking tot homoseksualiteit. We hopen dat mensen die celibatair leven zich gewaardeerd voelen, maar homostellen kunnen bij ons ook een zegen vragen over hun huwelijk. Daar krijgen we wel kritiek op. Dat is de lakmoesproef; zijn we echt zo ruimdenkend?”

Waarom moet je ruimdenkend zijn?
“Je moet niet per se ruimdenkend zijn. Je moet weten wat de kern is: zorg ervoor dat je elkaar bij de bron ontmoet. Bij Jezus kun je elkaar bevragen. Durf je de ander vrij te laten? Denk aan Romeinen 14 en het eten van offervlees.”

Jullie kerkenraad wil niet voorschrijven hoe mensen moeten leven. Maar is de Bijbel voor de kerk van de toekomst dan helemaal geen leidraad?
“Poeh. ‘Dé Bijbel’ bestaat uit veel boeken en leidraden. Maar niet elk ethisch probleem van vandaag staat in de Bijbel.”

Stel dat diegene een rotvader heeft

Dirk vertelt over een vorige gemeente, een multiculturele kerk, waar hij verschillende mensen doopte die via de Alpha-cursus tot geloof gekomen waren. Het gebeurt minder in zijn gemeente in Utrecht, die niet alleen groter is, maar ook voornamelijk bestaat uit witte, hoogopgeleide christelijke millennials. Dat roept de vraag op of de ogenschijnlijk zo succesvolle Nieuwe Kerk ook niet wat eenzijdig is qua samenstelling. Waar zijn de mensen van kleur? En waar zijn de praktisch opgeleiden? Dirk is de eerste om die leemte in zijn gemeente te erkennen. “Voor de Nieuwe Kerk ligt daar een belangrijke roeping. We leven nu te veel in onze bubbel en dat is niet wat het evangelie vraagt. We hebben meer vmbo’ers nodig. En een grote, witte PKN-kerk is niet goed. Ik droom van meer diversiteit.”

Mijn voetbalmaatjes zijn maatschappelijk succesvol. ‘Dirk, zeg eens in een paar zinnen wat je gelooft?’ zei een van hen pas op een feestje. Vroeger zou ik het wel geweten hebben. Nu zei ik: ‘Dat kan ik niet in een paar zinnen uitleggen.’ Ik stond met mijn mond vol tanden.”

Lees ook: Kistenmaker Radboud Spruit over de troost van schoonheid
Lees ook: Kistenmaker Radboud Spruit over de troost van schoonheid

Je had kunnen zeggen: ‘God houdt van je.’
“Ja, maar dan zou hij vragen: ‘God? Wie is dat dan? En waarom zou Hij van me houden?’”

Dat had jij dan toch kunnen uitleggen?
“Zeker, maar het was bij een barbecue tijdens een EK-voetbalwedstrijd. Ik had beter kunnen zeggen: ‘Zullen we eens een biertje drinken en het dan bespreken?’ Goed, ik zei nog wel: ‘Ik geloof in een God die boven ons verstand uitgaat. Dat heeft te maken met het verhaal van Jezus. Als je God wilt kennen, moet je naar Jezus kijken.’

Je moet zo uitkijken dat je met je woorden de plank niet misslaat. Bijvoorbeeld dat het zo mooi is dat je God vader mag noemen. Stel dat diegene een rotvader heeft. Je moet vooral goed naar de ander luisteren.”

Hoe is het evangelie het goede nieuws voor déze persoon?

Wat jij vroeger in de trein niet deed.
“Inderdaad, daar had ik een boodschap. Misschien gebruikte God die wel, maar nu wil ik luisterend naar iemand denken: ‘Hoe is het evangelie het goede nieuws voor déze persoon?’ Ik heb niet meer die enorme drive dat iemand direct moet knielen. Bovendien, God is al met die persoon bezig en blijft dat doen. Het hoeft niet allemaal nu meteen. Dat ontspant enorm.”

En zo wil Dirk de Bree zijn werk in Utrecht doen. Hij vertelt over een kerkdienst in Ede, waar hij eens voorging. Na de dienst kwam er “een vrouw van een jaar of tachtig” naar hem toe. ‘Hoe is het met de balkons?’ vroeg ze hem. ‘Zitten er mensen?’ Ja, had hij geantwoord. Ze zitten iedere zondag vol. Het ontroerde de vrouw. Ze stelde zich voor als de echtgenote van dominee Bouw, die in de schrale jaren negentig predikant van de Nieuwe Kerk was. De gemeente had vaak gebeden dat de balkons weer vol kwamen te zitten. “Het is ontroerend dat wij het antwoord zijn van het gebed van de vorige generatie.”

Geschreven door

Sjoerd Wielenga

--:--