Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Rob en Bert wandelen hand in hand: 'Berts hand stelt mij gerust'

Rob Timmerman maakt stevige wandelingen met Bert, een 70'er met dementie. Ze worden misschien wel aangezien voor vader en zoon, want ze wandelen altijd hand in hand. En het is niet alleen Bert die daar iets aan heeft.

Deel:

‘Het is veilig. Kom maar’. Ik houd mijn uitgestoken hand in de lucht. Bert staat op de bevroren oever en weifelt een moment. Dan grijpt hij mijn hand en met een grote stap staan zijn schoenen op het diepzwarte ijs. Stilte. Bert kijkt naar zijn voeten, dan naar de schitterende sneeuw in het vroege zonlicht en dan naar mij. Een lach breekt door op zijn gezicht. We zijn weer even 11 jaar. 

Najaarsblues

Laat ik het erop houden dat de maanden november tot en met maart niet mijn lievelings zijn. Op die paar mooie en heldere dagen na, lijd ik aan de eindeloze grauwe luchten, de kille miezerbuien en de bijpassende tinten van verrotting in de natuur. Het ‘gezellig binnenzitten’ is voor mij het bewijs dat er buiten – in de echte wereld – iets goed mis is. Deze seizoenssomberheid – waar overigens honderdduizenden Nederlanders in eenzaamheid aan lijden – zat er blijkbaar al vroeg in. Bladerend door een stapel van mijn kindertekeningen – dank, mam - stuitte ik op een monochromatisch werkje uit 1982 met de titel: Grijze wolken en een grijze lucht. Het najaar en de winter, dat is kiezen op elkaar en uitzitten.

Op Bert lijkt dit jaarlijks terugkerende drama geen vat te hebben. We maken de hele winter door stevige wandelingen. Langs de rivier of een rondje om het meer. Licht of donker, storm of windstil. Het maakt Bert niet uit. Als tijdens een zwerftocht plots de wind opsteekt en ik Bert – diep verscholen in zijn capuchon – vraag of hij zich vermaakt, antwoordt hij lachend: ‘Wat dacht je?’ Alleen bij regen trekt hij een grens. Dan kijkt hij me aan met een melancholische blik. ‘Moet dit?’

Hand in hand

Langzaam glijden de seizoenen in elkaar over. Bert en ik zitten op de eerste rij. Tijdens een herfststorm vergapen we ons aan een knoeperd van boom die even tevoren over ons pad is gewaaid. Met knijpoogjes tegen het felle zonlicht knerpen we door een vers pak sneeuw en de eerste warme lentedag overvalt ons in onze veel te warme winterjassen. We lopen. Elke dag. Vaak in stilte. In gedachten verzonken. Maar altijd hand in hand. 

Hand in hand. Bert, twee koppen kleiner, licht voorovergebogen. Soms zijn we stil, dan weer praat Bert honderduit. ‘Capman, one-two-three’. We houden van wandelen langs de Vecht. Soms is Bert ver weg, alsof het water tussen ons door stroomt we in verschillende werelden lopen. Dan staat hij plots weer naast mij in de werkelijkheid. Een vrouw in rode winterjas met hond passeert ons. ‘Dat lijkt me een vriendelijke vrouw.’ ‘Mee eens, Bert.’ De vrouw kijkt om en lacht. Haar dag begint goed. 

Wat zou ze denken van dat koppel? Van die charmante zeventiger, vriendelijke blauwe ogen, petje op, beetje afwezig en een lange gast, halverwege de veertig met een slaperige blik. Hand in hand. Wat lief hoe de zoon zijn vader op sleeptouw neemt?  

Niet alleen

Ze moest eens weten. Ja, ik zorg voor Bert. Ik ben per slot van rekening verantwoordelijk voor zijn welzijn. Als hij moe wordt en we zijn pas halverwege, dan ondersteun ik hem. Ook als Bert in zijn ziekte wegzweeft van de werkelijkheid – als een astronaut van het moederschip – lijkt het vasthouden van zijn hand hem goed te doen.  

Maar er gebeurt meer. Berts hand stelt mij gerust. Ik ben niet alleen. Jij bent niet alleen. We houden elkaar vast. Zonder woorden brengen we elkaar troost. Ik aan hem in de verwarring en de gewichtsloosheid van zijn ziekte. Hij aan mij in mijn seizoensgepieker en melancholie. 

‘Ga je mee, Bert? Het stormt buiten. We gaan wandelen!’ 

Rob zet zich vijf maanden per jaar in als vrijwilliger voor kwetsbare vluchtelingen in Griekse kampen en als schipper op een reddingsboot op de Middellandse Zee. In Nederland werkt hij onder meer met dak- en thuislozen en is hij een van de verzorgers van Bert, een 70'er die lijdt aan vasculaire dementie en in een woonzorgcentrum woont.

Geschreven door

Rob Timmerman

--:--