Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Pleegzorg: Rhodé (17) werd in het gezin van haar meester opgenomen

‘Mijn moeder zei: Ga je koffer maar inpakken’

Als jongste uit een gezin van negen kinderen komt Rhodé (17) ruim zeven jaar geleden wonen in het gezin van Willemijn en Jan-Pieter, haar meester van school. Het stel heeft dan twee jongens, dat zijn er inmiddels vijf. Bij Rhodé thuis gaat het in die tijd niet goed. “Mijn moeder was somber en onrustig. Ze raakte daardoor overspannen en depressief en moest opgenomen worden.”

Deel:

Aan tafel bij Willemijn en Jan-Pieter doet Rhodé samen met hen haar verhaal. 

Jan-Pieter: “Jouw oom was conciërge bij ons op school. Hij vroeg of ik iemand wist waar je zes weken kon wonen. Ik dacht direct aan thuis, maar ik moest natuurlijk eerst overleggen met Willemijn.” 

Willemijn: “We hadden al wel eens over pleegzorg nagedacht, maar nog geen stappen ondernomen. Dit was wel onverwacht, maar we hebben een kamertje voor haar in orde gemaakt. Ik zie Rhodé nog binnenkomen met haar rode koffertje en haar moeder en zus.”  

Rhodé: “ik weet nog dat mijn moeder zei ‘ga je koffer maar inpakken’. Ik moest heel hard huilen en kon alleen maar kon roepen ‘ik wil echt niet’. Bij het afscheid nemen van mama wilde ik per se niet huilen, want ik was bang dat jullie dat raar zouden vinden.”  

‘Jullie hadden een echt gezin’

Rhodé herinnert zich nog dat ze best moest wennen. “Jullie hadden een echt gezin en wij hadden natuurlijk altijd alleen mama. Mijn vader zag ik een keer per jaar en toen ging m’n moeder ook nog weg. Dingen gingen bij jullie anders dan ik gewend was. Als Willemijn ’s avonds met me mee naar boven ging om de dag te eindigen, dacht ik, wat doe je?” 

W: “Het moest groeien. Ik weet nog dat ik naast je ging zitten om je te troosten als verdrietig was. Wat is goed en fijn voor Rhodé? Je merkt het als dingen ongemakkelijk voelen.” 

JP: “Schrijven ging makkelijker.”  

W: “Dat ontdekten we na een tijdje. Jij praatte in die tijd minder makkelijk. Toen zijn we dat heen-en-weer-schrift begonnen. Daar schreven we veel in op. Daardoor leerden we Rhodé steeds beter kennen.” 

R: “Het was gewoon tegen elkaar praten, maar dan schreven we het op. Eerst was het meestal Willemijn die begon en op een gegeven moment was er iets gebeurd en zei ik ‘ik heb het schriftje op je bed gelegd’ of zo, hihi.  

Ik kon het niet gewoon zeggen. Als er bij ons thuis iemand verdrietig was, ging je naar je kamer uithuilen. Ik kan me niet herinneren dat er dan iemand naar me toe kwam.” 

‘Bij de jongste kinderen stond ze op het geboortekaartje’

Rhodé blijft langer dan de zes weken die ze oorspronkelijk in het gezin zou wonen en jeugdhulporganisatie Timon wordt bij de pleegzorg betrokken. JP: “Het was best lastig voor Rhodé dat het telkens verlengd werd. Zij had steeds hoop dat ze naar huis kon.” 

R. “Je leeft toe naar weer naar huis gaan. Als ik weer moest blijven, was ik erg verdrietig. Ik weet nog dat Willemijn zei dat ik waarschijnlijk zou blijven tot mijn achttiende. Toen heb ik volgens mij wel de hele dag gejankt. Hoe je thuissituatie ook is, voor iedereen blijft dat je thuis.” 

Door de loop der tijd wordt ze echt onderdeel van het gezin van Willemijn en Jan-Pieter. W: “Bij de jongste twee kinderen stond ze ook op het geboortekaartje. Dat hebben we eerst gevraagd.”  
R.: “Ik had dat niet zien aankomen, maar ik vond het wel leuk. Ik voel me ook wel een beetje de grote zus als ik hier ben.”  
JP: “Ze is echt onderdeel van ons gezin, ook al woont ze nu weer de meeste tijd thuis.”  

Zelf zou Rhodé later ook wel een gezin willen. “Als ik kijk naar hoe Jan-Pieter vader is en Willemijn moeder, dan wil ik zo ook wel voor mijn kinderen zijn. Dat ze gewoon naar je toekomen als er dingen zijn.” 

Rhodé is veranderd. “Ik weet niet precies hoe ik ben veranderd, maar ik ben veranderd.”  

W: “Je wilt nu zelfs meewerken aan dit interview bijvoorbeeld. Je laat nog steeds niet gelijk het achterste van je tong zien, maar je bent wel veel meer dingen gewoon gaan zeggen. Tenminste bij ons dan.”  
R.: “Jullie praten ook overal over. En als er iets is, maakt het niets uit.” 

Met Jan-Pieter kan ze ook lekker discussiëren. R: “Dat kan over alles gaan.’  Van mobielgebruik tot wat de lekkerste cola is.  
JP; “We gaan lekker verbaal tegen elkaar in. Vaak is het gewoon: wie is het meest eigenwijs en houdt het meest vast aan zijn standpunt.”  
R: “Haha, ja, zo gaat dat.” 

‘Ik hoop dat er zo meer aandacht is voor alle pleegkinderen die op een veilig huis zitten te wachten’

Rhodé heeft veel steun aan pleegzorgbegeleider Eline: “Eline komt altijd heel enthousiast binnen. Ik heb dan in mijn hoofd dat ik haar niets ga vertellen, maar bij haar is het heel moeilijk om dingen voor mezelf te houden. Ik denk dat zij wel heel erg heeft geholpen.” 

Wat pleegzorg Rhodé gebracht heeft? R: “Veel wel. Ik vind het sowieso goed dat als je weg moet van huis, dat er mensen zijn die je een huis willen geven. Dat betekent veel voor kinderen. Ook voor mij. Daarom vertel ik nu ook mijn verhaal. Ik denk dat ik door het vertellen van mijn verhaal mensen aan het denken kan zetten en kan raken. En ik hoop dat er zo meer aandacht is voor pleegzorg en alle pleegkinderen die op een veilig huis zitten te wachten.” 

Gaandeweg gaat het met ups en downs gelukkig ook beter met de moeder van Rhodé. Regelmatig is er contact. W: “Het contact met Rhodés moeder is altijd goed geweest. Bij geplande gesprekken en via de app, maar ook als ik soms bij haar thuis kom. Het is een lieve vrouw.” 

Inmiddels woont Rhodé weer grotendeel thuis, maar ze komt nog wekelijks een paar dagen naar Willemijn en Jan-Pieter. Met haar studie maatschappelijk zorg gaat het goed. “Ik denk dat ik met gehandicapten wil gaan werken. Die mensen hebben veel minder, maar ze zijn blij en dankbaar. Ze staan positief in het leven.”  

Het komende jaar wordt Rhodé achttien, maar ze weet nog niet of ze weer helemaal bij haar moeder wil wonen. “Mijn moeder wil dat wel, maar ik weet het niet zo goed. Samen met Eline en mijn moeder praten we daar over.”  

Meer weten over pleegzorg? Doe de test. 

Beeld: Iris Dorine 

Geschreven door

Inge-Mirjam Bosveld

--:--