Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Festivalletje pakken

Blog van Elbert Smelt

We steken het Kanaal over met de nachtboot. Een weekend naar Engeland met de oudste twee kinderen en m’n broers en hun gezinnen, om als bezoekers naar een festival te gaan.

Deel:

Ja, je leest het goed: er gaan alleen kampvuurinstrumenten mee, we hebben geen soundchecks, interviews en optredens. Maar dus ook geen golfkarretjes en hotels. Niet werken, maar quality time met de familie en chillen in de zon. Als je tenminste het festivalterrein op mag en je tent op kunt zetten.

Of we onze auto eerst even willen parkeren bij alle andere auto’s, daarboven op die heuvel in de verte. Daar mogen we dan een bolderkarretje huren (freaking 10 pond!) om onze kampeerspullen en tassen het kampeerterrein mee op te trekken in de hete zon.

Blijkt er pas plek te zijn achter die tweede heuvel aan de rand van het festivalterrein. Ook geen bereik hier trouwens. Eerst snel plassen in de dixi’s die bij de ingang staan, want er staan lange rijen mensen in de modder te wachten, dus toiletten zullen wel een schaars goed zijn hier.

Als we eindelijk staan met onze tent – na slechts één huwelijkscrisis – moet dochterlief alweer plassen. We maken er maar gelijk een verkenningstocht van met z’n allen. Onze magen rammelen, dus hopsa: door naar de food court, waar weer nette Engelse rijen tot aan de wc’s staan. En dan langs de podia. Muziek, in deze setting. Met een koude cider. Voetjes in het gras. Dit is fijn! Maar dan betrekt de lucht en plenzen we helemaal kleddernat.

Als verzopen katten met vermoeide benen komen we terug bij de tent, waar de broers er inmiddels een waar kampement van hebben gemaakt. Onder de luifel drinken we rode wijn uit plastic bekers als de nacht valt. We spreken af dat we voortaan altijd de volle 100 procent verwachten van onszelf en andere artiesten op festivals, want íéts moet toch al deze ellende compenseren?

Onder het genot van dreunende drums en basgitaren gaan we slapen op ons lekke luchtbed. Hard werken zo’n ‘festivalletje pakken’, maar bizar genoeg zeggen we aan het eind allemaal: “Volgend jaar weer?”

Geschreven door

Elbert Smelt, gastauteur

--:--