Ga naar submenu Ga naar zoekveld

‘Ik zal altijd een zoeker blijven’

Theoloog des Vaderlands Thomas Quartier

Benedictijner monnik, Theoloog des Vaderlands, wetenschapper én ‘gelovige agnost’: elk van deze etiketjes past bij Thomas Quartier (49). Visie zocht hem op in Abdij Keizersberg, fraai gelegen op een heuvel in het Belgische Leuven. “Het open einde van ons verlangen: dat is God.”

Deel:

Er komen nog nét geen ademwolkjes uit onze mond als we, op een bijtend gure januariochtend, samen door de steenkoude kloostergangen wandelen van de enorme Abdij Keizersberg. “Het is hier koud in de wintertijd,” glimlacht broeder Thomas blijmoedig. “Daarom draag ik altijd een skitrui onder deze zwarte pij. Mijn eigen cel is gelukkig wel goed verwarmd, hoor.”

Wapperende pij

“Ik moet je wel eventjes waarschuwen: wij hebben hier maar één warme drank. Een soort theeachtige koffie. Daar moeten we het mee doen. Ben zo terug.”

Met wapperende pij schiet hij een zijgangetje in, waar hij zo te horen een praatje aanknoopt met een medebroeder. Er wonen hier slechts drie andere monniken, in een aparte vleugel twaalf nonnen en – op de bovenverdieping – een tiental inwonende studenten.

Ik was degene die het meeste dronk, het langste bleef

Een minuut of twee later komt hij terug met een grijze thermoskan en twee rinkelende glazen. Die drukt hij tegen zijn borst terwijl hij er weer flink de pas in zet – ook een manier om hier warm te blijven.

Oranje gordijnen

We stoppen voor een sierlijk hekwerk. Thomas grist een sleutelbos onder zijn pij vandaan en opent het slot. De volgende gang leidt naar een vergaderkamer, waar snorrende radiatoren de ergste kou verdrijven. Oranje gordijnen omlijsten de hoge raampartijen.

We nemen plaats op gestoffeerde houten stoelen, waarvan de veringen de tand des tijds niet allemaal even succesvol hebben doorstaan. Thomas schenkt twee glazen ‘koffiethee’ in, en leunt ontspannen achterover aan de lange tafel.

Je was ooit ‘een progressieve anarchist’, schreef je in je boek ‘Heilige woede’. Hoe ben jij, als katholiek opgevoede jongen, een progressieve anarchist geworden?
Lachend: “Dat klinkt misschien wel heel groots en dramatisch; als monnik leer je dingen relativeren. Ik kom uit een piepklein Duits gehucht, net over de Nederlandse grens. In zo’n gehucht ben je al snel een anarchist, hoor.”

Hoe bedoel je?
“Nou, als je ook maar enigszins afwijkt van bestaande normen, val je meteen buiten de boot. Dat heeft bij mij een rebelse geest aangewakkerd. Al vroeg. Zonder dat ik er spectaculaire dingen voor moest doen, overigens. Ik ben nooit gearresteerd vanwege een of andere dramatische protestactie. Maar ik heb bijvoorbeeld wel tegen atoomenergie gedemonstreerd, omdat dicht bij ons dorp een kerncentrale werd gebouwd. Toen al, in de jaren 80, was demonstreren een enorm ding in mijn geboortestreek.”

Thomas Quartier

Deed niet iedereen dat?
“Welnee! Mijn ouders gingen kíjken bij die demonstratie. Meedoen? Geen denken aan. Tegen de Irakoorlog heb ik eveneens actief gedemonstreerd, óók in onze kerk. Achteraf realiseer ik me dat ik er de anarchistische motor achter was in onze parochie, die anderen daarin meenam. Dat anarchistische, dat tegendraadse en rebelse, is voor mij een duurzame levenshouding geworden. Tot op de dag van vandaag.”

‘Mijn vader stierf jong’

Die jeugdervaringen hebben er volgens hem toe geleid dat hij – innerlijk – al heel vroeg afscheid nam van ‘het dorpse’. “Veel te benauwend.”

Toch bleef je er nog jarenlang wonen?
“Vanwege mijn persoonlijke situatie. Ik ben enig kind en mijn vader stierf jong, op mijn 19e. Mijn moeder bleef dus alleen achter, en ik wilde haar niet in de steek laten. Daarom bleef ik in dat gehucht aan de Neder-Rijn wonen, maar heb er mijn puberteit wel drie keer verlengd – dat kan dan wel weer in zo’n dorp.”

Voor mij bestaat toeval niet. Dat noem ik God

Hoe uitte die verlengde puberteit zich?

“Ik was bijvoorbeeld vaak in de lokale kroeg te vinden, en in cafés in de regio. In dat opzicht was ik waarschijnlijk de ergste: degene die het meeste dronk, het langste bleef. Heel excessief.”

Pilsjes wegklokken als vlucht uit ‘het dorpse’?

“Eerder een statement. Ik was een angry young man, een boze jonge man. En daar hoorde voor mij bij dat je excessief leeft. Ik was geen alcoholist, maar dronk wel veel.”

Luid, ruig en extravagant

Ook wat zijn muzieksmaak betreft, zocht Thomas grenzen op. “Ik luisterde naar de meest extreme muziek, zoals punk en heavy metal. Het kon mij niet luid, ruig en extravagant genoeg zijn.”

Was dat ook een anarchistisch trekje?
“Dat heeft daar zeker mee te maken. Ik was – en ben – iemand die vrije ruimte nodig heeft. Als je die, zoals in dat dorp van mijn jeugd, niet vindt, moet je die bevechten. En daar is een bepaalde extremiteit voor nodig. Ergens ben ik dat nooit helemaal kwijtgeraakt. Bepaalde dingen uit je kindertijd en puberteit kunnen je blijvend stempelen.”

Je klinkt niet als iemand die zich voor vroegere ‘extremen’ schaamt.
Grijnzend: “Schamen? Integendeel! Maar zoals ik vooral in Heilige woede heb geschreven, ben ik daar op den duur wel behoorlijk in ontgoocheld. Ik merkte dat ik de verwachting moest laten varen dat je bepaalde structuren kunt veranderen. Daar ben je te klein voor als individu.”

Structuren veranderen in dat dorp, bedoel je?
“Bijvoorbeeld. Ook in de kerk; we hebben heel wat kritische gesprekken gevoerd, zelfs met bisschoppen. Ik paste gewoonweg niet in Kranenburg. Beslist geen kwaaie mensen daar, hoor. Maar vrijwel iedereen behoorde tot de ‘aangepaste’, naoorlogse generatie, net als mijn moeder. En ik? Een creatieve anarchist, met een drie keer verlengde puberteit. Dat schuurde aan alle kanten.”

Thomas Quartier

Was je moeder jouw tegenpool?
“Bijna iedereen in dat dorp! Wat vinden de mensen van je? Dat bepaalde wat je wel of niet deed. Nou, mij kon dat op een gegeven moment niks meer schelen.”

Vond je het er verstikkend?
“Ja. Wat mij enige ademruimte gaf, was dat het gymnasium buiten onze dorpsgrenzen lag. Dat betekende in die streek echt een andere wereld. Verder was ik twintig jaar kerkorganist in een dorpje verderop.”

Waarom niet in jullie kerk?
“Dan zouden ze meteen denken: híj achter het orgel? Wat denkt hij wel?”

Behoorlijk verrassend

Thomas studeerde theologie (later ook filosofie) aan de Nijmeegse Radboud Universiteit, waar hij nu hoogleraar is.

Theologie is een verrassende studiekeuze voor een anarchist. Of zie jij dat anders?
“Och, dat was eigenlijk heel toevallig. Leren ging mij altijd makkelijk af, maar wij hadden na de dood van mijn vader weinig geld; wellicht zat studeren er niet in. Toen adviseerde een klasgenoot: ‘Praat met mijn vader. Hij doet iets met studenten, in Nijmegen.’ Ik zocht hem op. Wat bleek? Hij was hoogleraar theologie. Later werd hij een belangrijke figuur in mijn leven. Kort en goed: ik schreef me in voor die studie. Nijmegen was lekker dichtbij; ik kon bij mijn moeder blijven wonen. Maar ik moet wel eerlijk zeggen: als diezelfde man politicologie had gedoceerd, was ik dat gaan studeren.”

Je zei net ‘heel toevallig’. Kijk je er nog steeds zo tegenaan?
“Toen ervaarde ik dat zo. Maar voor mij bestaat toeval niet. Dat noem ik God.”

Boeide die theologiestudie je meteen?
“Jazeker. Omdat ik uit een christelijk nest kom en ook wel veel over het geloof nadacht, vond ik het direct interessant. En belangrijk. Uiteindelijk ben ik ook gepromoveerd. Het ging in Nijmegen overigens minder over ‘je eigen geloof’. Ook dat heeft me gestempeld. Als het over mijzelf ging, kon ik het woord God maar moeilijk over mijn lippen krijgen.” Vooroverleunend: “In zekere zin is dat zo gebleven…”

Bob Dylan

“Na mijn promotie werd ik aangesteld als docent in Nijmegen,” vervolgt hij. “Ik genoot van mijn wetenschappelijk werk en het doceren. In mijn vrije tijd kwam ik nog steeds graag in de kroeg. En ik ging ook vaak naar concerten van bands en artiesten zoals Bob Dylan, mijn muzikale held. Verder maakte ik graag zelf muziek: ik speelde gitaar, schreef liedjes en zong. Op een gegeven moment ben ik verliefd geraakt op het kloosterleven.”

Hoe gebeurde dat?
“Uit nieuwsgierigheid was ik gewoon eens gaan kijken in de Sint-Willibrordsabdij op het landgoed Slangenburg, bij Doetinchem. In zekere zin liefde op het eerste gezicht, maar intreden? Ik kwam er vaker en raakte gefascineerd door wat daar gebeurde. De benedictijner orde, waartoe ik behoor, is de meest liturgische. Alles gebeurt met stijl en aandacht. Ik besefte, achteraf, dat ik een door en door ritueel mens ben.”

Het klooster was mijn spirituele benzinestation

Het duurde nog jaren voordat je jouw meest radicale levenskeuze maakte: monnik worden.
“Klopt. Ik bleef tamelijk lang rondjes om het klooster cirkelen. Ik begon als oblaat. Dan leef je ‘in de wereld’, maar ben je wel nauw betrokken bij het kloosterleven. Gaandeweg merkte ik dat ik steeds vaker in het klooster te vinden was: mijn spirituele benzinestation. Mensen vragen me vaak wat mijn roepingsmoment was. Dat heb ik niet. Het was een proces. Op een gegeven moment ontdekte ik: ik ben helemaal niet ‘de hoogleraar die hier komt bijtanken’, ik bén al een monnik. Maar die formele stap, monnik worden, voelde lange tijd te groot.”

De oude abt

Toen hij vijf jaar oblaat was, sprak Thomas met de toenmalige, oude abt Rien over zijn verlangen in te treden.

“Als hij had gezegd: ‘Om monnik te worden, moet je je baan opgeven en alles achter je laten om Jezus te volgen,’ had ik dat gedaan. Beslist. Maar abt Rien was heel wijs. Hij zei: ‘Daar zou jij ongelukkig van worden.’”

Scherp gezien?
“Absoluut. Hij zei ook: ‘Ik vind het een zegen voor onze orde als mensen monnik worden die op een interessante en authentieke manier getuigenis kunnen afleggen in de wereld, zoals jij.’ Daar heb ik me dankbaar bij neergelegd. Ik concludeerde: dan moet ik nu intreden. Dat gebeurde in 2012. Het mooie? Ik kan mijn monnik-zijn met mijn werkzaamheden aan de universiteit combineren. Wel ligt mijn zwaartepunt inmiddels hier, in het klooster.”

Even terug naar dat beeld van het spirituele benzinestation: wat ontbrak er in jouw tank?
“Ik was getrouwd met de wetenschap, en genoot van een ‘werelds’ leven: kroegen, concerten, mijn eigen muziek. Maar ten diepste was ik altijd al een Godzoeker, en ik ontdekte het klooster als dé plek om God te zoeken.”

Als monnik ben je al tien jaar lang dagelijks drie uur bezig met het zingen van psalmen, Schriftlezingen, bidden. Toch noem je jezelf agnostisch?
“Dat bén ik ook. Maar… als ik geen rotsvast oervertrouwen had, zelfs op moeilijke momenten – zoals toen mijn vader stierf –, zat ik hier niet meer, hè?”

Een oervertrouwen in…?
“Het oervertrouwen dat je als mens gedrágen bent.”

Door God?
Met olijke ogen: “Daar gaan we al. Jij gebruikt nu vanzelfsprekend het persoonlijke woord ‘God’. Al sinds mijn studiejaren krijg ik dat woord niet zo makkelijk over mijn lippen. Hoe ‘persoonlijk’ is God? Ik weet het niet. Daarom noem ik mezelf agnost. Nu werp je natuurlijk tegen: ‘Maar de Schrift…’ Nou, die is ook voor mij heel belangrijk en waardevol. Maar daarnaast ben ik gevoed door de mystieke traditie. Katholieke mystici – zoals Meister Eckhart en Hildegard von Bingen – zijn niet tégen de Schrift, maar durven wel godsbeelden los te laten die ze daarin tegenkomen.”

‘Niet zo revolutionair’

Zijn stoel protesteert krakend als Thomas achteroverleunt. “In die zin is het helemaal niet zo revolutionair wat ik zeg. Een agnostische monnik is niet iets totaal nieuws. Meister Eckhart gaat zelfs zover dat hij zegt: ‘God is niet “Iemand”…’ Natuurlijk, de katholieke kerk heeft veel tradities en dogma’s. Maar als je het mij persóónlijk vraagt, zijn er maar weinig dingen die ik echt ‘weet’, weinig ‘geloofswaarheden’. Ik zal altijd een zoeker blijven. En in die extreme zoektocht naar God, moet je zélfs God kunnen loslaten.”

Bedachtzaam: “Misschien ben ik wel te zeer kind van mijn tijd om snel ergens het woordje waarheid op te plakken. Een monnik is bij uitstek iemand die niet weet, maar intens zoekt.”

Je omschrijft God graag als ‘het open einde van ons verlangen’?
“Dat is voor mijzelf heel belangrijk. Het is de titel van een van mijn boeken.”

Het klínkt mooi…
Glunderend: “Ja, toch? Fijn dat je het mooi vindt.”

Het oervertrouwen dat je als mens gedrágen bent

… maar het roept de vraag op: wáár verlang je dan naar? Kun je dat inkleuren?
Quasi-verontwaardigd: “Néé! Daar gaan we weer…” Dan, serieuzer: “Veel verder dan dit kom ik niet. We hadden het over oervertrouwen. Dat is voor mij ook het diepe vertrouwen dát er een open einde is. Dit verlangen, dat in dit leven nooit gestild kan worden, noem ik God. Wat is dan de Schrift? En wie is Christus? Voor mij zijn zij de ultieme manifestaties van dit open einde.”

‘Al mijn 40e interview’

“Dit is al mijn veertigste interview sinds ik ben uitgeroepen tot Theoloog des Vaderlands,” zegt Thomas even later. “Intensief, maar vooral leuk om te doen. Toen het over dat agnostische van mij ging, vroeg een journalist onlangs: ‘Maar is Jezus dan niet echt opgestaan?’ Zo’n vraag irriteert me. Nee, dat zeg ik verkeerd. Zo’n vraag príkkelt me.”

Een wezenlijke vraag. Welk antwoord gaf je?
“Voor mij staat Christus iedere dag op.”

Hoe dan?
“Verrijzenis is er wanneer het leven zegeviert over de dood. Dat kun je op ieder moment, zelfs in het diepste dal, ervaren. Zoals toen de oma van mijn twee petekinderen onlangs op 62-jarige leeftijd stierf. Die ervaring, dat is verrijzenis. Christus is daar de ultieme uitbeelding van.”

Je gelooft dus wel in een leven voorbij deze aardse horizon?
“Ben ik altijd heilig van overtuigd geweest.”

Op dát punt ben je geen agnost?
“Het is een evidentie! De duurzaamheid van het menselijk leven, ook achter die aardse horizon, is een van mijn ‘intuïties’. Het christelijke verhaal is daar een fantastische uitbeelding van.”

Fantastisch?
“Omdat het zo radicaal is. De boodschap dat je als individueel mens niet alleen gedragen bent, maar ook – uiteindelijk, na je dood – voorgoed geborgen.”

Ook Thomas Quartier?
“Zeker. En jij.”

Lees ook: Joël Voordewind: ‘Mijn ouders deelden soep uit aan hippies in het park’
Lees ook: Joël Voordewind: ‘Mijn ouders deelden soep uit aan hippies in het park’

Thomas moet gaan: het middaggebed wacht. Hij legt zijn jongste boek op tafel: Blijven. Omarm wat op je pad komt. “Voor jou,” zegt hij hartelijk.

De eerste monnik ooit die zich Theoloog des Vaderlands mag noemen, vist een balpen uit z’n zak en krabbelt er een persoonlijke boodschap in: ‘In blijvende gelovige verbondenheid. Pax!’

Persoonlijk

Geschreven door

Gert-Jan Schaap

--:--