Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Leven met depressie: ‘Kon ik maar vliegen en vluchten’

De afgelopen tijd sprak Jeannette met mensen om haar heen die lijden onder depressies. Op basis van de gesprekken schreef ze een aantal portretten. Dit is een dag uit het leven van iemand met een klinische depressie.

Deel:

‘Het is half vier ’s nachts en ik lig al uren te woelen in bed. Mijn telefoon gaat als automatisch aan. Er komt een heel klein motje op het heldere beeldscherm af. Ik probeer hem te ontwijken, maar al snel komt hij onder mijn duim terecht. Dood. Het bewegingsloze zwarte stipje plakt nu op mijn scherm. 

Ik staar ernaar en gooi dan de telefoon van me af. Ik ben dit spuugzat. ‘Klinisch depressief’ is het label, waar ik vooral veel schaamte bij voel. Als ik het er al met iemand over heb, noem ik het steevast ‘neerslachtigheid’. Klinkt toch wat eleganter en minder pessimistisch dan ‘depressie’. Ik wil absoluut niet als een sneu geval aangemerkt worden. En dus stigmatiseer ik zelf het ergste.

De hond wil wandelen

Uit bed dan maar. Ik hijs mezelf omhoog. Op de automatische piloot zet ik koffie. Als de koffie doorgelopen is, ben ik alweer zo ontstellend duf, dat ik geen energie meer heb om melk op te warmen. Dan maar een koude plons bij de hete koffie. De eerste slok is lauw. Best. Ik heb geen zin om me erover op te winden. 

Inmiddels begint de wereld te ontwaken. In de verte zingt een merel. Ik moet op pad, want de hond wil wandelen. Mijn benen bewegen en de rest van mijn lichaam volgt gedwee. Mijn hond kwispelt opgewonden en trekt stevig aan de lijn. Ik laat me gewillig meeslepen. Hij kan zijn enthousiasme niet bedwingen, ik zou willen dat ik weer in m’n bed lag.

Bij een leeg weiland gooi ik een paar stokken de lucht in. Mijn hond schiet er als een pijl uit de boog achteraan. Verschrikt vliegen twee zwanen op. Hun vleugels maken een diep suizend geluid. Het doet me denken aan de psalmen. David zag duiven en schreef in Psalm 55:7: Had ik maar vleugels als een duif, ik zou opvliegen en neerstrijken, ver, ver weg zou ik vluchten, overnachten in de woestijn, haastig beschutting zoeken tegen de vlagen van de stormwind.

Kon ik maar vliegen en vluchten. Ver weg van al het mondaine dat onverdraaglijk zwaar op me drukt en me een ondefinieerbare hoofdpijn bezorgt. Het felle geblaf van mijn hond kan ik vanmorgen niet waarderen. Snel gooi ik nog een stok.

Op de automatische piloot

Na de wandeling worstel ik me op de automatische piloot door mijn dag heen. Uiteindelijk is hij voorbij en begint het zowaar te schemeren. Ik grijp naar een doosje lucifers om een paar kaarsen aan te steken. Tijdens het afstrijken breekt de eerste lucifer doormidden. De tweede verliest zijn kop die vervolgens al brandend op mijn polyester trui terechtkomt. Een panische dans is het gevolg. Nijdig gooi ik mijn trui en het doosje lucifers van me af. Laat die kaarsen maar zitten. Die trui hoef ik trouwens ook niet meer aan. Een uur later zit ik in het donker en in de kou. Het blauwige licht van mijn computerbeeldscherm is het enige dat mijn aandacht blijft trekken. Nog even afleiding zoeken en dan mag ik weer richting bed. Het klinkt fijn, maar ergens weerhoudt het potentieel uren wakker liggen me van het maken van vaart.  

Dit is het ware gezicht

Wie zou weten dat dit het ware gezicht van mijn dagelijks leven is? Niet dat het een hele relevante vraag is, want ik woon alleen en op mijn werk houd ik me met kunst- en vliegwerk wel staande. Toch verlang ik er ten diepste naar om gezien te worden. Al is gezien worden ergens ten diepste iets waar ik naar verlang. Het is gezien worden of helemaal onzichtbaar zijn, want zoals nu ertussenin hangen is ook zo doodvermoeiend Er tussenin hangen is zo onbesloten en doodvermoeiend. 

Ik wil wel praten, maar hoe vertel je iets wat zich niet in woorden laat vangen? Praten met God valt ook niet mee. Hij lijkt ver weg. Ik foeter soms op het feit dat ik door mijn eigen onvermogen in deze duisternis zo weinig houvast aan Hem kan hebben.

Toch weet God op ongedachte momenten mijn aandacht te trekken. In een verloren moment lees is het volgende gebed van Søren Kierkegaard:

Vader in de hemel.
Tot U richt zich onze gedachte.
U zoeken wij opnieuw.
Niet met de wankele stap van een verloren zwerver.
Maar met de zekere vlucht van een duif op weg naar huis.

Even schuil ik bij God. Die adempauze is overweldigend. Mijn worsteling mogen zien als de zekere vlucht van een duif op weg naar Huis.
Ja, ik ga weer door.’

Geschreven door

Jeannette Helms

--:--