Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Naar het museum? ‘Laat die gids of audiotour gerust eens achterwege’

In gesprek met kunstkenner Ann Demeester

Hoe kijk je goed naar kunst? En mag je sommige werken ook níét mooi vinden? Ann Demeester, voormalig directeur van het Frans Hals Museum, laat zien waar het bij kunst om gaat. “Goed kijken is geen talent, je moet ontvankelijk zijn.” En: “De betekenis van een werk is ondergeschikt. De vraag is: geeft dit mij een ervaring of niet?”

Deel:

Als ze over haar vakgebied praat, gaan de ogen van de Vlaamse Ann Demeester (1975) stralen. Met haar zachte accent loodst ze je moeiteloos door de artistieke wereld waarin ze zich als voormalig directeur van het Frans Hals Museum dagelijks beweegt. Het is haar eerste vrije week nadat ze op 1 januari haar baan in het Haarlemse museum heeft opgezegd. In de zomer verhuist ze met haar gezin naar Zürich, waar ze per 1 januari 2023 directeur wordt van het Kunsthaus.

Gerestaureerd met een verfroller

Kunst is alleen voor de elite, zeggen sommigen. Demeester kent het vooroordeel, maar begrijpen doet ze het niet. “In Nederland kan iedereen naar het museum. De kaartjes zijn duur, maar veel steden hebben een stadspas, waarmee je, als je onder een bepaalde inkomensgrens zit, gratis of tegen sterk gereduceerd tarief naar binnen kunt. Verdien je gemiddeld, dan kun je een museumjaarkaart kopen: voor zeventig euro kun je overal in.”

Toch lijkt vooral abstract werk een bepaald soort intellect te vragen.
“Ook dat is een vooroordeel en daar moeten we als musea echt wat mee. Veel mensen denken bij moderne kunst: dit is niet voor mij, want ik begrijp het niet. Daar wil ik vanaf. Niet alleen omdat het onbegrijpelijke juist spannend kan zijn, maar ook omdat er niet slechts één betekenis is van een werk. Laat die gids of audiotour gerust eens achterwege.”

Bedoel je daarmee dat eigen interpretatie oké is?
“Ja! Kijken naar een kunstwerk is niet een definitie opzoeken in het woordenboek. Het kan heel veel betekenen en daarom is het spannend. Net als een Bijbeltekst, die heeft ook niet altijd één betekenis. Sommige teksten zijn evident, maar bij andere verhalen kan alleen jij de betekenis vinden. Met kunst is het net zo: er is geen hiërarchie in betekenis, de ene uitleg is niet belangrijker dan de andere. Zelf ben ik altijd erg geïnteresseerd in wat de kunstenaar bedoelde. Maar dat mag je ook loslaten.”

Van abstracte kunst wordt soms gekscherend gezegd: dat kan mijn kleine broertje ook.
“Soms is dat inderdaad zo. Bij sommige werken zit er niet per se een uitgekiende techniek of ambacht achter. Bij andere weer wel. ‘Who’s afraid of red, yellow and blue’, een bekend werk van de Amerikaan Barnett Newman, bestaat eigenlijk gewoon uit kleurvakken. Iemand heeft dat werk een keer aangevallen, waarna het is gerestaureerd met een verfroller. Toen zag je meteen: de ziel is eruit. Dus het is blijkbaar toch niet zo eenvoudig. Een kleurvlak aanbrengen kan soms oneindig precies zijn en verborgen vakmanschap herbergen.”

Een witte tempel

Demeester koos als locatie voor dit interview het Stedelijk Museum in Amsterdam. “Als je denkt aan hedendaagse, moderne kunst, dan is dit een beetje de tempel,” verklaart ze haar keuze. “Een witte tempel waar bijna alles een meesterwerk is. Dit is waar het in Amsterdam allemaal samenkomt, op een redelijk klassieke manier. Bovendien, ik hou van kunst uit alle tijden en tijdperken. Het Stedelijk herbergt werken van nu, en tegelijkertijd is dit een historisch museum als je bedenkt dat hier honderd jaar aan kunst ligt.”

Je hebt voorafgaand aan dit interview ook een deel van de collectie bekeken. Hoe loop jij door een museum als dit?
“Toen ik hier rondliep, dacht ik: dit is een soort kerk. Daar ga je wekelijks naartoe; je hoeft niet alles te zien, maar je maakt wel de rituelen mee. Dat gevoel roept dit museum bij me op. Je komt er regelmatig, je ziet wat en je gaat weer weg. Het voelt alsof je hier altijd terechtkunt. Het is een plek die ik regelmatig zou willen bezoeken.”

In een kerk word je geestelijk gevoed. Ervaar jij zoiets ook in een museum?
“Wat ik het mooie vind, en dat klinkt misschien heel clichématig, is dat kunst op zo veel verschillende manieren een geestelijke verrijking kan zijn. Vanwege de esthetiek, de schoonheid, die je misschien niet eens kunt duiden. Maar ook omdat het je doet nadenken over de actualiteit, over politiek, over ethische kwesties. En het kan een vorm van meditatie zijn. Werk van Matisse bijvoorbeeld, vind ik verkwikkend om te zien, een feest voor het oog. Waarom? Dat weet ik niet precies, ik heb daar niet zo veel woorden voor; het is voor mij alleen maar kleur, vorm en schoonheid. Toch is dat – denk ik – wat kunst voor mij persoonlijk fascinerend maakt: het kan al die verschillende lagen aanspreken.”

Hoe vaak ga je zelf naar het museum?
“Eén keer per week zou ik heel graag willen, maar dat lukt niet altijd. En natuurlijk ben ik als directeur bijna dagelijks in mijn eigen museum, al moet ik er zelfs dan voor knokken om ook regelmatig ‘op zaal’ te lopen. Anders zit je vooral op kantoor te vergaderen. Dat is de ironie van een museumdirecteur: ik moet heel veel moeite doen om kunst te zien. Ik wil gewoon kijken zonder afleiding, zonder gesprek en zonder dat iemand verwacht dat ik uitleg geef. Dat lukt me niet vaker dan één keer per week.”

Ik wil niet naar een vaas kíjken, ik wil die vaas hébben

Welk museum is je favoriet?
“Ik ben een veelvraat als het gaat om kunst. Juist dat hele brede spectrum vind ik spannend. Van oud tot hedendaags, van precolumbiaans tot nu. Ik heb ook absoluut geen voorkeur. Al moet het wel kúnst zijn; ik kan moeilijk naar design kijken. Een mooi ontworpen gebruiksvoorwerp is voor mij design en daar word ik onmiddellijk hebberig van. Ik wil niet naar een vaas kíjken op een sokkel, ik wil die vaas hébben.”

Je hebt twee kinderen. Houden zij van musea?
“Nee, mijn kinderen zetten bij voorbaat de hakken in het zand. Mijn zoon van 11 vraagt vaak: ‘Waarom is dit kunst?’ Waarop ik dan vraag: ‘Doet dat ertoe? De vraag is: wat zie je en wat vind je ervan?’ Maar ik geef toe: onze kinderen zijn een beetje overvoerd. Dus ja, ik ben de grote predikant die mensen wil overtuigen van de waarde van kunst, maar het lukt niet eens bij mijn eigen kinderen. Haha, dat voelt weleens machteloos en suf.”

Kinderen zijn heel eerlijk: zij vinden iets soms gewoon lelijk. Mag dat?
“Absoluut! Je mag het oninteressant vinden, of lelijk of onzin. Soms past het gewoon niet bij jou als persoon of is het niet jouw leefwereld. Kunst gaat niet om kennis, het gaat om de vraag: geeft dit mij een ervaring of niet?”

Je komt uit een milieu dat “absoluut niet artistiek geïnteresseerd” was, zei je eens. Hoe is die liefde voor kunst ontstaan?
“Met dank aan het Belgische schoolsysteem. In Nederland is het toeval als je met je klas naar een museum gaat, in België is het verplicht. Het vak esthetica – dat is kunstgeschiedenis light – was voor mij de trigger. Ik vond het niet altijd even leuk, maar bepaalde werken heb ik wel onthouden.”

Mensen denken soms dat ik de hele dag met m’n voeten op tafel naar kunst kijk

Bijna kinderlijke kunst

Het vlammetje ging pas echt branden, toen Ann als tiener met haar moeder en stiefvader op vakantie ging naar de Côte d’Azur. Ze was geen strandmens en om van haar gemok af te zijn, zette haar stiefvader haar af bij een museum in Nice, waar een Matisse-tentoonstelling was. “Dat vond ik geweldig. Al wist ik niet waarom, want het is bijna kinderlijke kunst. En toch is het heel betoverend.”

Kon die tiener in Nice zich voorstellen dat ze later museumdirecteur zou worden?
“Haha, nee! Ik wist niet wat ik wilde worden, alleen dat ik geen negen-tot-vijfbaan wilde. Maar museumdirecteur? Dat kon ik me totaal niet voorstellen. Mensen denken soms dat ik de hele dag met m’n voeten op tafel naar kunst kijk. Nee, er is weinig geld in de sector, dus het is keihard werken. Maar het is ongelofelijk dat ik mijn tijd kan spenderen in dienst van iets wat ik echt heel wezenlijk en belangrijk vind. De rol van directeur is niet altijd fijn, je bent een soort CEO van een bedrijf. Maar het product is geweldig! Ook als het niet betaalt, zou ik dit willen doen.”

Welk kunstwerk hangt er bij jou thuis?
Ze schiet in de lach. “Ik had het er laatst nog met mijn man over. We wilden namelijk wat minder kunst aan de muur. Wat er hangt, heb ik voornamelijk van kunstenaars gekregen en heeft daardoor persoonlijke waarde. Een aquarel van Marlene Dumas, bijvoorbeeld. En een tekening van de Italiaanse kunstenaar Ettore Spaletti.”

Heeft een werk je weleens aan het huilen gebracht?
“Zeker! Een paar jaar geleden was ik in het Zwitserse Winterthur bij een tentoonstelling van Richard Tuttle. Hij maakt een soort collages met papier en karton. Het is niet eens echt duidelijk wat het is en waar het over gaat, maar op de een of andere manier was het voor mij zo emotioneel. Ik ervaarde een soort onbestemde, primitieve ontroering. En waarom? Ik zou het niet kunnen uitleggen. Misschien is dat wel de magie. Want alles wat je toch weer kunt uitleggen en verklaren, is nooit echt magisch. Niets is mooier dan iets wat ontzag en ontroering oproept. Een soort fluisterend wauw.”

Wie is Ann Demeester?

Ann Demeester (Brugge, 1975) is bijzonder hoogleraar Kunst en Cultuur aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Van 2006 tot 2014 was ze directeur van het Amsterdamse kunstencentrum De Appel, en van 2014 tot begin dit jaar zwaaide ze de scepter over het Frans Hals Museum in Haarlem. In januari 2023 wordt ze directeur van het Kunsthaus Zürich. Demeester trad in coronatijd meerdere malen op als spreekbuis namens de cultuursector.

Beeld: Nathalie van der Straten-Folkersma

Geschreven door

Mirjam Hollebrandse

--:--