Ga naar submenu Ga naar zoekveld

‘Schrijven? Bloed, zweet en tranen, maar ik vind het geweldig’

Liesbeth Goedbloed brengt tweede roman uit

Van jongs af aan was auteur, dichter en vertaler Liesbeth Goedbloed (41) tuk op taal. In verhalen kon ze helemaal verdwijnen. Sterker: voor haar waren lezen en schrijven vluchtheuvels in een jeugd vol angst en afwijzing. “Alleen in boeken, de psalmen en in de natuur heb ik me als kind veilig gevoeld.”

Deel:

Ze was mooi, mijn moeder. Haar ogen waren groen als het mos dat op sommige bomen groeit – een heel mooie kleur voor ogen – en er zaten gele spikkels zonlicht door het groen. Om haar ogen had ze waaierrimpels. Ook mooi. Ik keek hoe ze door de keuken bewoog. Het rook naar afwasmiddel. Als ze klaar was met afwassen, spoelde ze de bak uit met heet water. Dan stegen uit de gootsteen engelen op in het witte winterlicht: ze dansten rond de flitsende waterstraal de keuken in, draaiden om elkaar heen en losten op in het licht.
(Fragment uit haar nieuwe roman, Zonder ons geen nieuwe dag)

Achteraf kan ze er wel om lachen. Maar toen de definitieve tekst van haar debuutroman – Broeder ezel – in 2018 naar de drukker ging, was het gedaan met haar gemoedsrust.

Superspannend
“Debuteren vond ik superspannend”, vertelt Liesbeth bij een kop thee in haar lichte bovenwoning in Oud-Beijerland. “Vanaf het moment dat dit verhaal naar de drukker ging tot het moment dat het uitkwam, heb ik volgens mij non-stop nachtmerries gehad. Ik vond het doodeng. Wat zou mijn familie en mijn omgeving ervan vinden...?” Heel anders was het toen haar tweede roman dit najaar op de drukpersen lag. Ze popelde van ongeduld om het eerste fysieke exemplaar van Zonder ons geen nieuwe dag in handen te houden, boekpresentaties in het land te geven en eruit voor te lezen.

Vanwaar dat enorme verschil?
Met een big smile: “Ik sta nu veel sterker in mijn schoenen dan toen. Er is de afgelopen jaren veel gebeurd als het gaat om het verwerken van allerlei negatieve ervaringen uit mijn jeugd.”

‘Ik durf het bijna niet eens werk te noemen’

‘Mijn fantasie sloeg op hol’
Liesbeths wieg stond in Maassluis, maar ze groeide op in Vlaardingen en Bodegraven. Als de tweede van zes kinderen, in een gezin dat tot de Gereformeerde Gemeenten behoorde.

“De nadruk op de hel en het laatste oordeel waarmee ik – thuis, in de kerk en op school – ben opgegroeid, heeft van jongs af aan heel veel impact op mij gehad”, legt ze uit. “Elke avond voordat ik als kind naar bed ging, dacht ik eraan.”
Ze veegt een haarlok achter haar oor en zucht. “Ergens ging het niet goed in dat hoofd van mij, besef ik achteraf. Mijn fantasie sloeg op hol. Ik zag telkens beelden voor me van martelingen en zo. Dat nam ik allemaal letterlijk. In preken werd benadrukt dat er slechts zeer weinig mensen zalig werden. Je kon ‘met een ingebeelde hemel naar de hel’ gaan. Als kind was ik er echt van overtuigd dat ik verloren zou gaan. Dit alles zorgde voor diepe, diepe angst.”

Wie is Liesbeth Goedbloed?

Columnist, dichter en romanschrijver Liesbeth Goed- bloed (41) studeerde Taal- en Cultuurstudies in Utrecht. Ze werkte als berijmer mee met het project Psalmen voor Nu, en debuteerde in 2018 met Broeder ezel. Dit najaar publiceerde ze haar tweede roman: Zonder ons geen nieuwe dag. Beide verschenen bij Mozaïek. Liesbeth heeft een 13-jarige tweeling en woont in Oud-Beijerland. Ze speelt graag ukelele, is moestuinier en heeft een zwak voor ezels.

Woorden van afwijzing
In het KRO-NCRV-programma De Verwondering vertelde Liesbeth half oktober voor het eerst openlijk over haar onveilige jeugd, die haar angsten verder aanwakkerde.

Het had te maken met fysiek geweld van de kant van haar vader, in combinatie met woorden van afwijzing en vernedering. Liesbeth gaat verzitten op de houten stoel bij het zijraam, en zegt: “Ik probeerde steeds een lief, braaf en gehoorzaam meisje te zijn. Dus als ik bijvoorbeeld boos was, durfde ik die woede niet te laten zien. Dat soort gevoelens stopte ik weg. Uit angst voor de hel, ten diepste.”

Uit dat soort bijna morbide gedachten kon je jezelf niet bevrijden?
“Nee. De hel, zoals ik die voor me zag en zoals er bij ons in de kerk over werd gesproken, deed een heel sterk beroep op een soort menselijke oerangst om uitgestoten te worden – zelfs door God. Volledig afgekeurd worden, pijn...”  Het blijft lang stil. “Ergens dacht ik soms ook wel: het kán gewoon niet zo zijn dat de God die zon, de bomen en de wolken heeft geschapen, echt zo boosaardig is als ik me nu voorstel. Maar die andere gedachten waren veel sterker.”

Ik kon het niet meer opbrengen naar de kerk te gaan

Sprak je er met niemand over?
Liesbeth schudt nee. “Pas toen ik al getrouwd was, sprak ik er voor het eerst over. Met mijn man, nu mijn ex: we zijn inmiddels gescheiden. Hij is predikant in de PKN en reageerde geschokt en tegelijk begripvol. Ik vertelde hem hoe bang ik nog steeds was. Dat is nu een jaar of negen geleden.”

Al was je hervormd én predikantsvrouw geworden, die angst zat er nog steeds diep in?
“Ja, die angst is pas een jaar of acht geleden overgegaan. Ik denk dat ik zo’n beetje vanaf mijn 21e niet meer naar de Gereformeerde Gemeenten ging. Daarna heb ik allerlei kerken bezocht, en trouwde ik dus uiteindelijk met een predikant. Maar ik kon het niet meer opbrengen naar de kerk te gaan. Ik ging alleen maar hyperventileren, ik voelde me zo onveilig. Pas door een intensieve therapie van negen maanden heb ik die angsten leren kalmeren. En door mezelf te verdiepen in wat de Bijbel zegt over de hel. Ik besefte dat wat ik er in mijn jeugd over had gehoord en dus ook allerlei voorstellingen die ik erbij had, gewoon niet klopten. Dat was enorm bevrijdend.”

Een begrafenis
Er komt een herinnering bovendrijven: “Een tijdje terug had ik een begrafenis in bevindelijk gereformeerde kring. Tijdens die uitvaart ging het alleen maar over ‘de eeuwige nacht’ en ‘het oordeel’.”

Geen woorden van genade, troost of licht?
“Nee. Volgens mij heb ik de naam Jezus of Christus zelfs niet gehoord.” Ferm: “Daar houdt voor mij christendom wel echt op en begint... bijna een soort doodsaanbidding.”

Geestelijk onderdak 
Zelf vond Liesbeth, na heel wat omzwervingen en een periode waarin ze helemaal niet meer naar de kerk ging, geestelijk onderdak in een klein kerkverband: de Oud-Katholieke Kerk. 

Dat is, vergeleken met de Gereformeerde Gemeenten, aan de andere kant van het spectrum. “Haha, ja – maar niet vrijzinnig, hè?” Dan, serieuzer: “Als het gaat om het verwerken van die angsten uit mijn jeugd, was het thuiskomen in deze voor mij nieuwe, maar in feite eeuwenoude traditie heel belangrijk. Die overschreef het andere verhaal, waarmee ik ben opgegroeid en dat mij – helaas in negatieve zin – heeft gevormd. Ik kan nu rustig, zonder te hyperventileren, in de kerkbanken zitten.”

Waar ga je naar de kerk?
“In Rotterdam, waar mijn nieuwe roman zich afspeelt. In de Oud-Katholieke Kerk heb ik me altijd veilig gevoeld. Daarin staat veel meer de boodschap van liefde en barmhartigheid centraal, die in mijn jeugd ontbrak. Alleen in boeken, de psalmen – met al die emoties – en in de natuur heb ik me als kind veilig gevoeld.”

Liesbeth Goedbloed brengt tweede roman uit
Liesbeth Goedbloed brengt tweede roman uit. Credits: Jacqueline de Haas.

Ik las ergens dat je als 9-jarige al schrijver wilde worden?
“Klopt. Dat weet ik nog omdat ik de schriftjes van toen heb bewaard, waarin ik mijn eigen verhalen opschreef. Een beetje in dezelfde trant als boeken die ik toen las, van W.G. van de Hulst en Sjanie van Duinen: veel drama, en nadruk op bekering.” 

Was er iemand die jouw schrijftalent zag en je aanmoedigde?
“Mijn leraar Nederlands op de middelbare school. Meneer Groeneveld. Hij was ook bij mijn boekpresentatie van Zonder ons geen nieuwe dag. Hij kwam met een gedicht aanzetten dat ik, op schoolpapier, had geschreven. Al die jaren had hij het bewaard.”

Wat een mooi compliment.
“Nou en of. Dat hij erbij was, vond ik heel bijzonder.”

Eenzaam avontuur
Haar debuut Broeder ezel draait om Anna, een meisje dat worstelt met schuldgevoelens. Met een ezel wandelt ze naar een bergtop in Italië, op zoek naar verlossing. Haar debuut werd goed ontvangen, en voor haar tweede roman kreeg ze zelfs een beurs van het Nederlands Letterenfonds. “Daar was ik uiteraard heel blij mee”, zegt Liesbeth. “Ontzettend fijn om zonder onderbrekingen te kunnen schrijven. Toen ik aan mijn debuut werkte, stond ik nog één dag per week in de buurtsuper, wat ik heel leuk vond, en schreef ik columns voor het Nederlands Dagblad. Nu had ik mijn handen vrij.” 

Je steekt enorm veel tijd in een roman. Dat lijkt me best een eenzaam avontuur?
“Dat is het enige wat ik echt lastig vind aan mijn werk, dat je het alleen doet. Schrijven, dat is echt bloed, zweet en tranen.”

Maar tegelijk mooi? 
Met stralende ogen: “Geweldig! Fantastisch. Echt. Ik durf het bijna niet eens werk te noemen, al is het dat natuurlijk wel. En tegelijkertijd, als het tegenzit...”

‘Liesbeth, dit is het niet’
Haar stoel kraakt terwijl ze achterover leunt. “Ik weet nog dat ik in januari 2021 een halfjaar aan de verhaallijn van Zonder ons geen nieuwe dag had gewerkt. Ik stuurde het naar Beppie de Rooy, mijn redacteur. Ze had de helft gelezen en zei: ‘Liesbeth, dit is het niet.’”

Zes maanden noeste arbeid in de papierversnipperaar?
Ze maakt een langgerekt pffffffffftt-geluid. “Nou, op zo’n moment zeg ik tegen mezelf: ‘Stop ermee; ga iets anders doen. Weet je nog hoe leuk je het werk in de buurtsuper vond? Dat was veel makkelijker.’

Schrijven heeft voor mij ook met macht te maken

Toch kwam je tweede roman er.
“Medio maart dit jaar besloten de uitgever en ik dat dit boek er moest komen. Het grootste deel van de woorden was er, maar een goede structuur ontbrak. Toen koos ik ervoor te stoppen met mijn ND-columns en er helemaal voor te gaan.”

De hamvraag: waarom schrijf je?
Een paar seconden lang is alleen het gekrijs van nabije meeuwen te horen. “Ik heb me vaak eenzaam gevoeld, in mijn jeugd, in mijn huwelijk en ook nu nog. Maar als ik bijvoorbeeld het boek Lila van Marilynne Robinson lees, dan ben ik mijn eenzaamheid wel even kwijt. Of haar andere roman, Jack: prachtig. Ik vind Robinson een geweldige auteur. Die twee boeken gaan over personages die alleen staan, die niet in een malletje passen.” Peinzend: “Ik denk dat ik daarom ook zelf schrijf. Als je leest, maar ook als je zelf schrijft, sluit je op een heel basaal niveau vriendschap met personages.”

Is schrijven voor jou, net als het lezen van zulke romans, een beschutting tegen die eenzaamheid?
“Ja, maar het heeft voor mij ook met macht te maken.”

Omdat je de regie hebt?
“Precies. Ik bepaal wat voor iemand het personage is. Ik bepaal hoe zijn wereld eruitziet en wat daarin gebeurt. Je kunt helemaal in iemands hoofd kruipen en laten zien hoe de dingen daar werken. Schrijven is wat dat betreft de meest empathische kunstvorm. Bij schrijven en lezen word je even de ander. Ik ben de afgelopen jaren zo intensief met hem bezig geweest, dat Raaf – voluit Rafaël – voor mij een echt mens is geworden. Ik kan me niet voorstellen dat hij niet ergens rondloopt.”

De 19-jarige Raaf staat onbeschut in het leven: zijn vader laat het gezin plotseling in de steek, zijn moeder overlijdt...
“... maar het meest cruciale is dat hij geen huid heeft: alles wat er in zijn leven gebeurt, komt ongefilterd bij hem binnen. Ik vond het heel mooi om zo’n enorm gevoelige jongen te tekenen. Hoe ziet de wereld eruit voor iemand die zich niet – zoals zovelen doen – volledig harnast tegen zichzelf en de soms harde werkelijkheid? Omdat iedereen het over emoties heeft, lijkt het net of er in onze maatschappij heel veel ruimte voor is. Maar er wordt vooral veel over gepraat. Werkelijke, veilige ruimte is er niet... Vooral niet voor verdriet. In mijn roman probeer ik die ruimte wel te maken. Voor mij is verdriet sterk verbonden met heelheid, heiligheid, en ook met God.” 

‘Onverschilligheid is de zonde die het verst van God afstaat’

Waarom?
“Ik ben lang depressief geweest. Eigenlijk is depressie het onvermogen om je eigen gevoel nog te voelen. Dat gevoel is versteend, om wat voor reden dan ook. Toen ik weer kon huilen, wist ik: het ijs smelt, de dooi is ingezet, het wordt weer lente.
Ik heb dat als helend ervaren: huilen en helen, dat rijmt. Als je de werkelijke oorzaak durft aan te kijken en vervolgens je verdriet durft toe te laten, gebeurt er altijd wel iets. Zo zitten wij mensen nu eenmaal in elkaar. Uiteindelijk zijn we allemaal teer, teerhartig. Net als Raaf.”

De grofgebekte ome Joop is een van de weinigen die zich over Raaf ontfermt.
“Een echte Rotterdammer: harde buitenkant, zacht hart. Dat hij grof in de mond is, heeft voor mij met creativiteit te maken: wilde hij authentiek zijn, dan moest hij zo praten en niet anders. Het is ook niet het soort ‘geweld’ waar Raaf van schrikt. Dat is meer... onverschilligheid.”

Bewogen en liefdevol
“Je kent vast het idee van de zeven hoofdzonden wel”, vervolgt ze. “Naar mijn smaak is de grootste ‘luiheid’, die ik zou definiëren als onbewogenheid, onverschilligheid. Het is de zonde die het verst van God afstaat. Hij is precies het tegenovergestelde: bewogen en liefdevol. Ik zie zo veel onverschilligheid tussen mensen onderling.”

Er staan enkele verwijzingen in het verhaal naar God, en naar engelen. Vlecht je zulke levensbeschouwelijke elementen er bewust doorheen?
“Dat ging op een heel natuurlijke manier. Maar het geloof speelt niet zo’n grote rol als in Broeder ezel. Anders dan zijn moeder, is Raaf niet gelovig. Hij plukt hier en daar wat feiten bij elkaar en maakt daar zijn eigen verhaal van. God komt eigenlijk alleen in een droomscène nadrukkelijk ter sprake.”

Ben je al bezig met een nieuwe roman?
“Ik heb een hele stapel ideeën liggen, maar weet nog niet wat ik ga kiezen. Daar neem ik de tijd voor.” Glimlachend: “Er moet opnieuw iets zijn wat me zo raakt of wat ik zo belangrijk vind dat ik er wéér zo veel tijd en energie in wil stoppen.”

Geschreven door

Gert-Jan Schaap

--:--