Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Paul Visser: ‘Aan de buitenkant verzette ik me weinig’

Wat kreeg Paul mee over het geloof en waar staat hij nu?

‘Kinderkens, het is de laatste ure.’ Precies die woorden sloegen bij de 11-jarige domineeszoon Paul Visser tijdens een oudejaarsdienst op Urk in als een bom. “Op dat moment wist ik twee dingen heel zeker: God leeft en Hij zoekt mij.” En dat terwijl hij juist had besloten God vaarwel te zeggen.

Deel:

Tot zijn 11e keek Paul Visser altijd uit naar het einde van de zondag. Die duurde voor hem tergend lang, met twee kerkdiensten, zondagsschool en thuis zingen bij het orgel. Hij ziet nog zijn moeder vlijtig de liederen van Johannes de Heer spelen, haar kroost – Paul, zijn broer en drie zussen – braaf meezingend eromheen.

Jodenkoek van de markt

Ruim vijftig jaar later krijgt Paul (1959) nog altijd een beetje de kriebels als hij hieraan terugdenkt. “Vréselijk vond ik het.” Ineens zingt hij zachtjes: “Ga niet alleen door ’t leven.” En hij neuriet verder. “Dat ging dan zes ein-de-loze coupletten door. Het enige wat me door die zondag heen sleepte, was de jodenkoek van de markt en het aantal snoepjes dat ik kon verzamelen om de kerkdiensten door te komen. ’s Winters keek ik uit naar de zondagavond, als we met z’n allen met een boek voor de warme kachel lagen. Dat was een fijn moment.”

Geen seconde

De predikant wil niet al te uitgebreid ingaan op zijn ongeloof als kind en het kattenkwaad dat hij toen uithaalde. Hier heeft hij al te vaak over verteld, vindt hij. “Straks denken de lezers: heb je hem weer met zijn verhaal over dat-ie als kind alles deed wat God verbood. Het enige wat ik daar nog over wil zeggen, is dat God toen totaal geen plaats had in mijn leven. Ik dacht geen seconde aan Hem. Ik ging gewoon mijn eigen gang.”

Hadden je ouders niets door van je ongeloof?
“Nee, en dat vraag ik me soms nóg af: waarom hebben zij niks doorgehad? Misschien omdat ik me aan de buitenkant weinig verzette. Ik ging gewoon mee naar de kerk en zong de liederen braaf mee. Maar in mij leefde de gedachte: op mijn 18e bepaal ik het allemaal zelf. Dan ben ik weg uit de kerk.”

Kinderfoto van Paul Visser
Kinderfoto van Paul Visser.

Er was wel een moment dat Paul bijna door de mand viel. “Ik kwam weer eens veel te laat thuis van mijn zwerftochten over straat. Om straf te ontwijken, besloot ik te vertellen dat ik ontvoerd was. Met gescheurde kleren, warrig haar en een beteuterde blik was ik zó overtuigend, dat mijn ouders een rechercheur inschakelden. Ik zweette peentjes”, lacht hij. “Hij doorzag mijn verhaal natuurlijk meteen. En mijn ouders werden compleet voor schut gezet.”

Kietelwedstrijd

Paul verwondert zich nog altijd over de reactie van zijn vader. “Hij werd niet boos – hoewel de situatie ronduit gênant was – maar heel verdrietig. Hij vond het zó erg dat ik zo glashard kon liegen. Misschien dat er toen wel een scheurtje in zijn vertrouwen in mij als gelovig kind is ontstaan.”

Hij fronst even als hij weer terugdenkt aan die tijd, alsof hij het moment opnieuw beleeft en de schaamte nog steeds een beetje op hem drukt. “We hadden een speciale band, mijn vader en ik. Hij had een druk leven, maar we speelden elke avond samen een spel – dan damden we – en geregeld kroop ik ’s morgens bij hem in bed en dat mondde uit in gestoei of een kietelwedstrijd. Zo voor het oog was het allemaal heel gezellig. Maar ondertussen ging ik dus stiekem mijn eigen gang. Voor mij was liegen een gewoon onderdeel geworden van een levensstijl waarin God compleet afwezig was.”

Uit het niets

Nadat Paul op die bewuste oudejaarsdag in een kerk op Urk uit het niets door God geraakt was, brak er een tijd aan van zoeken en worstelen. “Ik wist dat God er was, maar zou Hij mij ook genadig willen zijn? Ik wist dat ik zondig was, maar besefte ik dat diep genoeg? Genoeg om Gods genade te ontvangen?” Deze vragen blokkeerden Pauls vertrouwen in God en zorgden voor veel twijfel.

Maak van Gods belofte geen vraag

Kon je bij je ouders terecht met deze vragen over Gods genade?
“Ik vroeg mijn vader: ‘Hoe weet ik dat God mij heeft vergeven? Of Hij mij genadig wil zijn?’ Hij adviseerde om door te blijven bidden. Vier jaar lang heb ik dagelijks op mijn knieën gebeden om genade. Tot ik op mijn 16e een preek hoorde over Jezus’ lijden en sterven – naar aanleiding van de tekst ‘En zij bonden Hem’ (Johannes 18, red.) – waardoor ik overtuigd werd dat God mij genadig was. Toch wil ik dat nu anders verwoorden: God was mij al vier jaar lang genadig, maar Hij overwon die zondag mijn twijfel daaraan.”

Je bent op je vaders advies door blijven bidden. Had hij je die worsteling kunnen besparen?
“Ja, het is niet goed om van Gods belofte een vraag te maken. Ik had het daarom mooi gevonden als hij had gezegd: Gods genade ís er voor jou. Dat is zijn belofte. Als ik dan had gezegd dat ik het niet durfde geloven, dan had hij samen met mij kunnen bidden of God mij wilde helpen daar het volste vertrouwen in te krijgen.”

Paul haast zich te zeggen dat zijn vaders reactie voortkwam uit de kerkelijke cultuur van de Gereformeerde Bond uit zijn jeugdjaren, en dat hij dit daarom niet achteraf te hard wil bekritiseren. “Het was de cultuur van ‘bidden en je zult ontvangen’. Waarbij het overigens nooit de vraag was óf het gebeurde, maar wel wanneer God het zou geven.”

Wat heb je je eigen kinderen mee willen geven op geloofsgebied?
“Dat ze een levende en persoonlijke relatie met God krijgen en in het alledaagse vanuit Jezus leren leven. Mijn vrouw Tine en ik hebben dit op onze manier voorgeleefd en hier altijd voor gebeden. Door mijn eigen jeugd wist ik echter maar al te goed: hoe open je het geloof ook voorleeft en doorgeeft, het spreekt nooit vanzelf dat je kinderen een relatie met God krijgen. Het blijft een Godswonder als zij er zelf van overtuigd raken.”

Vier avonden lang hebben we bijzondere gesprekken gevoerd

Je bent ook dominee. Welke impact had dat op jullie gezin?
“Het was vaak erg druk en Tine heeft daar veel in opgevangen. Maar de zaterdag was altijd vrij. Dan gingen we naar de dierentuin, het museum, de speeltuin. Toen de kinderen ouder werden of de deur uit gingen, hebben we met ieder apart gesproken over de jaren ervoor: waar heeft het aan geschort? Zijn er dingen onbesproken gebleven? Voor ons was het belangrijk hun de ruimte te geven zich uit te spreken. Ik had op mijn twintigste behoefte gehad aan zo’n gesprek met mijn ouders, maar daarvoor ervaarde ik toen weinig ruimte.”

Reflectie in Rome

Paul heeft op latere leeftijd wél zo’n reflectiemoment gehad met zijn vader. “Ik was al 40, hij 73, toen we samen op reis gingen naar Rome. Vier avonden lang hebben we tijdens die reis bijzondere gesprekken gevoerd, van hart tot hart. Toen heb ik open op tafel gelegd dat hij, hoe goedbedoeld ook, me een paar keer op het verkeerde been heeft gezet in het geloof. Zoals bij mijn vragen over Gods genade. Hij begreep me en het raakte hem.”

Natuurlijk, ook mijn eigen geloofsopvoeding was niet volmaakt, besluit hij. “Ik kan niet uitsluiten dat mijn kinderen soms hebben gedacht: hij staat mooi te preken, maar wij weten wel beter. Zij kennen me, beter dan wie ook. Zij weten dat ik soms een klojo ben en leef van Gods genade.”

Beeld: Nathalie van der Straten-Folkersma

Geschreven door

Heleen Bastiaanse

--:--