Ga naar submenu Ga naar zoekveld

‘De jongen uit Ruinerwold’ vond een thuis in Friesland

‘Al na een paar weken voelde hij als onze zoon’

Hij kwam binnen als een bang vogeltje en vertrok als een zelfbewuste jongeman. Israel van Dorsten - ‘de jongen uit Ruinerwold’ - werd na zijn ontsnapping uit de boerderij van zijn vader Gerrit-Jan opgevangen door de familie Lap in Nij Beets. Dat ze trots op hem zijn, staat vast. “Hij overstijgt alle verwachtingen.”

Deel:

Deze jongen gaan we vaker zien, denkt Robert Lap (28) direct, als hij op de avond van maandag 14 oktober 2019 een foto van Israel ziet. Israel is de nacht daarvoor ontsnapt uit de boerderij van zijn vader in Ruinerwold, en de kranten en tv-bulletins staan er bol van. “Toen ik hem op de website van Geenstijl zag – niet geblurd, zoals in andere media – voelde ik meteen een soort kriebel in mijn buik. Ik las dat het ging om iemand zonder burgerservicenummer. Terwijl veel mensen in dat stadium op social media nog discussieerden over de vraag wat er mis mee is als iemand zijn eigen leven wil leiden, wist ik: dit is foute boel. Je verstopt je kinderen alleen als je iets te verbergen hebt.
Ik ben naar beneden gelopen en grapte tegen mijn ouders: ‘Maak maar een bed voor hem klaar.’”

Gezocht door de media

Zijn ouders, Riemer (52) en Marjoleine (51), runnen op hun erf in het Friese Nij Beets een opvang voor jongeren die tijdelijk opvang en zorg nodig hebben. Foveo heet het, Latijn voor ‘opkomen voor’. Op het moment dat Robert die avond de woonkamer binnenkomt, kijken zij net naar de tv-beelden over Ruinerwold. Riemer: “Robert zei het voor de grap, maar we realiseerden ons dat onze opvang inderdaad een heel geschikte plek voor hem zou zijn; lekker ver weg en afgelegen, niemand vind je hier. Want Israel werd natuurlijk gezocht door de media. Ze jáágden op hem.”

Verlegen en vermoeid

De volgende dag krijgt Riemer een telefoontje. Het is iemand van de politie, die meldt dat hij onderweg is naar de familie Lap. Riemer: “Toen hij uitstapte, was zijn eerste vraag: ‘Heb je woonruimte vrij?’ Ik bevestigde dat, waarop hij zei: ‘Die jongen uit Ruinerwold komt bij jullie wonen.’ Ik vroeg nog: ‘Mogen wij nog ja of nee zeggen?’, maar hij antwoordde: ‘Je zegt toch geen nee.’”
Drie dagen later rijdt er een donkere auto het erf van de familie Lap op. Er stappen een agent en een verlegen, vermoeide jongeman uit.

Israel kwam binnen als een bang vogeltje

Schuilnaam

“Israel kwam binnen als een bang vogeltje”, zegt Marjoleine. “Timide, teruggetrokken en mager. En ook wel wat achterdochtig; wat kon hij hier verwachten?” “Hij had een schuilnaam nodig en een verhaal”, vult Riemer aan. “Onze andere bewoners zouden vragen gaan stellen; zonder verhaal kun je hier niet wonen. Hij kreeg de naam Jan, en hij was van straat geplukt in Den Haag. Hij praatte weinig, dus een accent hoorde je toch niet.
Wat Israel een heel onveilig gevoel gaf, was dat de media achter hem aan zaten. Hij dacht de vrijheid gevonden te hebben toen hij van de boerderij wegvluchtte, maar hád helemaal geen vrijheid. We hebben hem daarom uitgelegd dat hij iets aan zijn uiterlijk moest doen, wilde hij veilig het erf af kunnen. Een kapster die we vertrouwden, heeft zijn haar geknipt, zijn baard ging eraf en we bestelden een pet, en een bril met neutraal glas erin. Anders was hij veel te herkenbaar. Zo zat hij die eerste weken echt ondergedoken bij ons.”

Marjoleine: “Zelf waren we ook heel alert. Vooral Riemer en Robert: Ligt er niemand in de bosjes? Waarom rijdt die auto hier zo langzaam voorbij? We werden die eerste weken echt geleefd. Alleen een paar mensen die wij zelf hadden ingelicht, wisten ervan. Zelfs familieleden en mensen uit onze kerk waren niet op de hoogte.”

Pindakaas met leverpastei

De deur van Riemer en Marjoleine staat dagelijks van 7.00 tot 23.30 uur open voor hun medebewoners. Ook nodigen ze Israel vanaf de eerste dag uit voor de gezamenlijke maaltijden. “Sommige bewoners halen bij ons in de keuken hun maaltijd af en eten die in hun eigen huisje op, anderen koken zelf. Maar Israel moest echt spek op de botten krijgen, dus wij vonden het belangrijk dat hij hier in huis meeat. Daarbij moest hij heel basale dingen leren. Bijvoorbeeld zelf een boterham mogen pakken.” Robert schiet in de lach: “En vervolgens: wat smeer je erop? Pindakaas met leverpastei. Met jam. Van alles door elkaar heen. Hij experimenteerde met alles.”

Marjoleine: “We wilden hem vooral een plek bieden, ook aan tafel, en daarmee laten zien: je bent altijd welkom. We merkten dat hij heel erg naar ons keek: Wie zijn jullie als ouders? Hoe gaan jullie met elkaar om? En wat doen de anderen aan tafel? Voor hem was dat allemaal niet normaal. Het was heel mooi om te zien hoe hij dat tot zich nam. Hij was net een spons.”

Hij is een hartstikke slimme jongen, die totaal overruled werd door een ander

Tot in de late uurtjes

Israel verblijft in een van de vijf zelfstandige woonruimten op het terrein van Riemer en Marjoleine. Hier kan hij zich terugtrekken en tot rust komen. Het blijkt goed te klikken tussen hem en oudste zoon Robert, en samen brengen ze uren door in de serre achter de boerderij. “Ik had in die tijd nogal problemen met in slaap komen,” vertelt Robert, “dus ik zat daar vaak tot in de late uurtjes. Op de vuurplaats verbrandde ik afvalhout. Veel spraken we die eerste weken niet. We zaten zwijgend bij elkaar; ik was denk ik net zo interessant voor hem als hij voor mij. Tot Israel op een gegeven moment uitlegde dat die warmte van het vuur straling was. Hij zette uiteen hoe dat werkte. Dat vond ik opmerkelijk; hij was dus niet dom. En dat bleek later ook wel: bij hem thuis lag heel veel nadruk op studie en kennis. Hij had veel dingen alleen nog nooit met eigen ogen gezien. Hij is een hartstikke slimme jongen, die totaal overruled werd door een ander.”

Door de gesprekken – die soms duren tot de zon alweer aan de horizon te zien is – groeien de twee langzaamaan steeds meer naar elkaar toe. “We spraken over dingen die hij had meegemaakt. Hij vertelde over geluidsopnames die er waren, liet me teksten lezen die zijn vader, Gerrit-Jan, had geschreven.”

Uitzicht op een schitterend dal

In de zomer van 2020 gaan Robert en Israel veel samen op pad. Ze delen hun enthousiasme voor de camera, wandelen regelmatig en brengen een bezoek aan Berlijn en Luxemburg. “Vooral ons uitje naar Luxemburg is misschien wel een van mijn mooiste herinneringen met hem. Hij was voor het eerst in het buitenland en was er stil van. Op een gegeven moment hadden we uitzicht op een schitterend dal. Hij moest gewoon even op een muurtje gaan zitten om het op zich te laten inwerken. Hij kende het alleen maar van plaatjes.”

Hij heeft ongelofelijk veel humor

Normaal gesprek

Robert neemt hem in die tijd bewust mee naar zijn vriendengroep. Dat is spannend, omdat dan nog maar weinig mensen weten wie hij echt is. “Hij observeerde in het begin vooral en zei vrij weinig. Waar moet je het ook over hebben? Hij had ontzettend veel meegemaakt, maar dat was niet voor andermans oren bestemd. Pas toen hij zelf ging studeren, had hij wat stof om een normaal gesprek te kunnen voeren.

Inmiddels is hij een echte broer, die steeds opener is geworden en ongelofelijk veel humor heeft. Hij grapte laatst nog: ‘Ik zou naar een dorpje in Friesland gaan, naar een normaal gezin. Nou, dat was de eerste leugen die ik gehoord heb: een normaal gezin!’ Haha! Nee, hij is niet meer weg te denken uit mijn leven.”

‘Ik kom naar huis’

Riemer en Marjoleine beamen dat. “Soms voel je dat iets wordt geleid. Dat was in het geval van Israel zeker zo”, zegt Marjoleine. “Al vrij snel ervaarden wij zo’n liefde voor die jongen. Hij was heel erg welkom en voelde na een paar weken al als een soort zoon. Hij noemde ons ook al gauw zijn pleegouders. Enerzijds uit praktische overwegingen – zo kon hij uitleggen bij wie hij woonde, zonder onze namen te noemen – maar hij zei ook dat hij dit zo ervaarde. Dat raakt ons. Hij is heel puur en zonder oordeel, dat is zo sterk aan hem.”

Israel studeert inmiddels in Utrecht en woont op kamers, maar komt nog regelmatig in Nij Beets. Marjoleine: “Dan appt hij: ‘Ik kom naar huis.’ Soms voor een uurtje, omdat hij afspraken in de buurt heeft. Andere keren voor een dag of een weekend. Hij heeft niet meer zijn eigen woonruimte, maar hij heeft nu een kamer in dit huis, waar een bed voor hem klaarstaat. Dus hij is altijd welkom.”

Riemer vult aan: “Wij zijn er heilig van overtuigd dat je liefde krijgt van God, die je mag uitstralen naar anderen. Als Israel tegen ons zegt: ‘Jullie zijn de handen en voeten van God’, vind ik dat ontroerend. Helemaal als ik bedenk hoe hij religieus mishandeld is.”

Hét bewijs

Zijn Riemer en Marjoleine trots op wat ze hebben bereikt met hem? “Ja, we zijn trots”, zegt Riemer. “Maar ook dankbaar dat we dit konden doen.” Marjoleine: “We hebben heel goed nagedacht over de vraag of we dit interview wilden. Het zat er natuurlijk een keer aan te komen, want iemand zou ons ooit vinden. En, zoals Israel zegt: ‘Dan kun je maar beter zelf de regie pakken.’ Wij willen met dit interview niet laten zien wat wij hier hebben neergezet. Want ik kan alleen maar zeggen: het werd ons door God gegeven. In dat licht zijn we trots op wie Israel is geworden. Dit had niet gekund in een reguliere instelling.

Hij is zo’n innemende persoonlijkheid. Bovendien heeft hij zelf gigantisch hard gewerkt. Hij is hét bewijs dat je altijd stappen kunt zetten – waar je ook vandaan komt en wat je achtergrond ook is.”

Ook Robert is trots op Israel. “Je zou zeggen: iemand met zo’n achtergrond heeft alle reden om van een brug te springen. Maar als je ziet wat hij presteert, en hoe hij in het leven staat, overstijgt hij alle verwachtingen. Hij studeert sociologie, schreef een bestseller, en”, zegt hij lachend, “ik zie hem ooit nog wel in het Haagse torentje belanden.”

Israel van Dorsten (28): ‘Hier kon ik meedraaien in een normaal gezin’

“Ik was gespannen toen ik in Nij Beets aankwam. Ga ik me hier op mijn gemak voelen, is dit veilig? Liever bleef ik alleen, dan hoefde ik geen contact met mensen aan te gaan. Maar alleen blijven was geen realistische optie, dat wist ik diep vanbinnen wel.”

“Met Riemer raakte ik redelijk makkelijk in gesprek en ook Marjoleine zocht het contact. Wat ik vooral ingewikkeld vond, was hoe ik met de anderen in het gezin moest omgaan. Hoe moest ik me gedragen? Tijdens de gezamenlijke maaltijden staarde ik ze maar een beetje aan. Ik weet niet precies wat het kantelpunt was; het ging heel geleidelijk. Na een week of twee begon het leven bij de familie Lap normaal te voelen.
Waar ik erg aan moest wennen, was dat in huize Lap iedereen alles maar gewoon zei. Als iemand het ergens niet mee eens was, zei hij dat – en dat werd nog geaccepteerd ook. Dat was voor mij compleet nieuw. In mijn ouderlijk gezin mocht je juist níét zeggen wat je dacht of voelde. Dat dit hier wel mocht, heeft mij erg geholpen. Ik heb ontdekt dat je je beter kunt uitspreken dan dat je ergens mee blijft zitten en het uitgroeit tot een probleem.

Vooraf was ik bang dat ik me in een christelijk gezin als dat van Riemer en Marjoleine niet prettig zou voelen. Dat ik weer vast zou komen te zitten, zoals vroeger thuis. Maar die angst viel snel van me af. Hun geloof was totaal anders dan waar ik mee ben opgegroeid. Ik heb zelf nu niet het gevoel dat ik ergens in geloof, het past op dit moment niet bij me. Maar ik verstoot het geloof in God niet. Ik sta er open in en zie vanzelf wel of het iets voor mij is.
Op een gegeven moment raakten Robert en ik in gesprek en bleek het goed te klikken tussen ons. Hij is iemand die over veel dingen nadenkt, stond open voor wat ik zei, en had er begrip voor. Al begreep hij het misschien niet altijd. We bouwden een band op en ondernamen dingen met elkaar. Ik herinner me dat we samen met de auto naar zee gingen, ergens in november, december 2019. Dat was echt een uitje; tot dan toe was ik nog nergens geweest. De zee had ik hooguit één of twee keer in mijn leven gezien, toen ik een jaar of 8 was.

Mijn moeder leeft niet meer, en ik vind het moeilijk om Gerrit-Jan nog als vader te zien. In die zin zie ik Riemer en Marjoleine als mijn pleegouders. Zij zijn voor mij wat het dichtst bij ouders komt. Je eigen ouders zijn nooit helemaal te vervangen, maar ik denk dat ik bij hen wel een vervanging gevonden heb. Ik ben welkom bij hen, ze dragen zorg voor mij. Ik kan er terecht als ik hulp nodig heb. Dat besef doet soms nog meer met me dan de hulp zelf. Ik kom er nu minder, maar het voelt goed om af en toe naar hen toe te gaan. Een paar maanden geleden liep ik vast in een relatie. Dan is het prettig om het daarover te hebben. Niet dat er meteen een oplossing is of pasklare antwoorden, maar het is fijn om een plek te hebben waar je dingen kunt delen.
Wat me uiteindelijk het meest geholpen heeft, is het feit dat ik bij Riemer en Marjoleine kon meedraaien in een normaal gezin, waar ik het normale leven kon ervaren. Samen eten, klusjes op en rond de boerderij doen. Dat deed ik vroeger thuis ook, maar toen zat ik vast in een religieus systeem. Hier leefde ik mijn leven in vrijheid en kreeg ik nieuwe perspectieven. Dat voelde als een bevrijding.”

Israel van Dorsten schreef het boek ‘Wij waren. Ik ben. Weg uit Ruinerwold’, uitgeverij Pluim, 304 blz., € 24,99.

Geschreven door

Mirjam Hollebrandse

--:--