Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Ziek of niet, Marthijn Mulder schaatst op topniveau

‘Ik zag al mijn dromen in rook opgaan’

Marathonschaatser Marthijn Mulder (24) doet er alles voor om altijd voorbereid te zijn op de Elfstedentocht. Zelfs beenmergkanker weerhoudt hem er niet van mee te strijden op topniveau. “God heeft er een bedoeling mee, al zie ik het grotere plan erachter nog niet helemaal.”

Deel:

Beide armen schieten de lucht in van geluk, een oerkreet buldert over het bevroren meer. Even zijn we terug in februari 2022 op het natuurijs in het Zweedse Luleå. Daar heeft Marthijn zojuist vriend en vijand verbaasd door als belofterijder een grote marathon te winnen. Ongeloof spreekt uit zijn ogen na de finish en teamgenoten vliegen hem om de nek. Hoe is dit toch mogelijk? Niet alleen dat hij als B-rijder het aanstormende peloton weet voor te blijven, maar juist ook dat iemand met kanker tot zo’n prestatie kan komen. “Het is een diep dal geweest. Ik ben vooral heel dankbaar dat ik dit nog kan”, vertelt hij vlak na de wedstrijd aan de toegestroomde pers.

Bar
Ruim negen maanden later, thuis op de bank in z’n ouderlijk huis in Staphorst, blikt de boomlange Marthijn nog eens terug op de mooiste schaatsdag uit z’n leven. Hij glundert van oor tot oor. “Een barre overwinning, hè?” Bar inderdaad. Dat woord typeert niet alleen zijn prestatie die dag, maar veel meer zijn leven. Tegenover ons zit namelijk een enorme doorzetter, een stoemper – iemand die van extreme uitdagingen houdt en zich niet snel “de kop laat gek maken”, zoals hij zelf zegt. Ook niet toen hij in 2020 de diagnose kreeg van een chronische en zeldzame vorm van beenmergkanker (myelofibrose). Hoewel... “Na de uitslag stortte m’n wereld in. De eerste week heb ik flink gehuild tijdens mijn fietstrainingen. Ik zag al mijn dromen in rook opgaan.”

Verkleumd
Het verhaal van Marthijn begint in Staphorst, waar hij opgroeit in een gelovig gezin als tweede in de rij met twee zussen en een broer. Als jochie gaat hij naar een van de vijf christelijke basisscholen in het dorp. “Vraag je er nu naar bij m’n juffen van toen, dan zullen ze me waarschijnlijk als een druk mannetje omschrijven. Ik verveelde me altijd in de klas en was niet de makkelijkste.” 

Veel liever speelt hij buiten. Beetje ravotten met z’n maten, voetballen en skeeleren. Schaatsen doet hij dan alleen in de winter, als er natuurijs ligt. “Ik herinner me van die heerlijke lange dagen op de ijsbaan hier in het dorp. Chocomel en een frikandel voor vijftig cent. Daar kon ik de hele dag op teren. Tikkertje doen, zigzaggen tussen de mensen door, en pas ’s avonds na sluitingstijd weer naar huis, verkleumd tot op het bot.”

Ik kan er prima mee leven dat ik niet op zondag sport

Rustdag
Op het ijs, maar vooral op de skeelerbaan ontdekt Marthijn zijn talent. Steeds vaker komt hij met medailles thuis, al duurt het tot z’n achttiende voordat hij wedstrijden begint te schaatsen. Ook legt z’n bovengemiddelde doorzettingsvermogen hem geen windeieren. “Ik heb er altijd hard voor moeten werken. Technisch ben ik een van de mindere schaatsers, ook nu in het marathonpeloton. De beuk erin gooien, aanvallen en kijken waar het schip strandt, dat is meer mijn mentaliteit. Ik wil geen pelotonvulling zijn.”

Al bij de junioren rijdt zijn vader met hem naar wedstrijden in het hele land, soms vergezeld door opa of door moeder en een zus, “zodat ze ergens konden winkelen”. Marthijn speelt op steeds hoger niveau mee en dat betekent automatisch dat veel wedstrijden op zondag plaatsvinden. “Vanaf m’n jeugd weet ik dat ik op die dag, echt nog een rustdag hier in Staphorst, niet mag sporten. In m’n tienerjaren schopte ik daar weleens tegenaan, maar inmiddels niet meer. Op zondag doe ik maar één ding en dat is naar de kerk gaan. Voor de rest rust ik en dat vind ik heerlijk. Beetje op bed liggen en ’s avonds misschien nog een klein rondje wandelen. Ik kan er prima mee leven dat ik niet op zondag sport.”

Zul je net zien, komt er binnenkort een Elfstedentocht, valt-ie op zondag. Wat ga jij dan doen?
“Oei, dat durf ik niet te zeggen. Ik doe er sportief gezien alles aan om die wedstrijd te kunnen rijden en ik wil dat spektakel natuurlijk voor geen goud missen. Dus valt de Elfstedentocht onverhoopt op een zondag, dan sta ik voor een groot dilemma. Toch ga ik nu geen ja en geen nee zeggen, want dan zit ik eraan vast. Hopelijk hoef ik die keuze nooit te maken.

Wie is Marthijn Mulder?

Marthijn Mulder (1998) is marathonschaatser voor team A6.nl en woont bij zijn ouders in Staphorst. Hij studeerde integrale veiligheidskunde aan de NHL Stenden Hogeschool in Leeuwarden. Momenteel combineert hij zijn sport met een parttimebaan bij een fietsenwinkel in het dorp. Ook maakt hij met vrienden de podcast Barre Beukers, waarin ze de laatste ontwikkelingen in het schaatsen en skeeleren van commentaar voorzien.
Ruim twee jaar geleden kreeg Marthijn te horen dat hij aan een zeldzame chronische vorm van beenmergkanker lijdt. Ondanks zijn ziekte blijft hij op hoog niveau schaatsen en skeeleren. Vooral in zware wedstrijden op natuurijs tot honderd kilometer komt hij goed uit de verf. Ooit hoopt hij als wedstrijder mee te doen aan de Elfstedentocht.
                                       

Alles in het marathonschaatsen draait immers om de ‘Tocht der Tochten’ en zodra het kwik onder nul gaat, ontploft de groepsapp van mijn team. We blijven – misschien tegen beter weten in – hopen op die ene keer, want de Elfstedentocht kun je nergens mee vergelijken. Dat vertelt mijn trainster Klasina Seinstra ook vaak; zij is de laatste winnares bij de vrouwen in 1997. Als je die wint, ben je op slag een bekende Nederlander.”

Afgod 
Toch is dat voor Marthijn geen doel op zich, misschien ook wel door zijn christelijke opvoeding. “Sport draait alleen maar om jezelf, zegt mijn moeder, terwijl dat niet de bedoeling is als je christelijk bent. Win ik een wedstrijd, dan zegt dat haar weinig. Het kan een afgod worden en vooral voor mijn moeder voelt schaatsen als een bijzaak. Ik zie dat anders en zet alles op alles om maximaal te presteren. Ben ik dan te veel op mezelf gericht? Misschien wel, maar anders kan ik beter direct stoppen met topsport, al weet ik natuurlijk ook wel dat er meer in het leven is dan schaatsen. Maar los daarvan, ik geloof dat God erbij is. Wil Hij dat ik win, dan win ik. Moet ik laatste worden, dan gaat dat ook gebeuren.”

Sport draait alleen maar om jezelf, zegt mijn moeder

Marthijn gaat verzitten en neemt een slok water. God is erbij, resoneert het in de ruime woonkamer in Staphorst. “Alles heeft een reden, al betekent dat niet dat alles even makkelijk hoeft te zijn”, vervolgt Marthijn, die daarmee indirect zijn ziekte ter sprake brengt. Want zou je van niets weten, dan geloof je waarschijnlijk niet dat deze sterke jonge atleet sinds twee jaar het zwaard van Damocles boven z’n hoofd heeft hangen.

Hoe kwam jouw ziekte aan het licht? 
“Ik viel tijdens het skeeleren twee keer in een week en lag helemaal open. Vlak daarna deed ik m’n jaarlijkse sporttest en daarbij kwam naar voren dat ik een teveel aan bloedplaatjes had. Waarschijnlijk door de valpartijen, dacht iedereen. M’n li­chaam zat in de herstelmodus. Toch bleven de waarden te hoog en dus stuurden ze me een paar weken later naar het ziekenhuis ter controle. Ik kreeg bloedverdunners mee naar huis en moest me drie maan­den later weer melden. Alleen, ik vond dat maar onzin, want ik voelde me erg fit. Hoezo zou ik teruggaan naar het zieken­ huis? Heel dom natuurlijk, want zo heb ik een jaar lang doorgelopen zonder dat ik wist dat ik kanker had.” 

Marthijn Mulder
Marthijn Mulder. Credits: Jacqueline de Haas.

Brief 
De ziekte openbaart zich midden in de coronaperiode pas echt. Marthijn, op dat moment tijdelijk werkzaam in een fabriek in het dorp, weet niet hoe hij zijn werkdagen moet doorkomen. “Ik voelde me zo intens moe dat ik rond één uur het liefst al naar huis wilde. Eenmaal thuis ging ik rechtstreeks naar m’n bed en aan sporten moest ik echt niet denken, terwijl ik normaal ’s avonds vaak fluitend op de racefiets stapte.” 

Marthijn kan de signalen van zijn lichaam niet langer negeren en belandt opnieuw in de medische mallemolen. “Ik kreeg een brief van de afdeling oncologie en daar schrok mijn moeder behoorlijk van, terwijl ik het allemaal zo lang mogelijk probeerde te bagatelliseren. Dat veranderde volledig na een beenmergpunctie en de gesprek­ ken met de arts. Ineens drong de ernst van mijn situatie tot me door en stortte mijn wereld in.” 

Shock
Een week lang, in afwachting van de offi­ciële diagnose, leeft Marthijn tussen hoop en vrees. De normaal zo veerkrachtige en nuchtere twintiger weet niet waar hij het zoeken moet. “Ik zat huilend op de race­ fiets en ik wist zeker dat ik mijn topsport­ ambities aan de wilgen kon hangen. Gek genoeg leek alleen dat me op dat moment te interesseren en dacht ik helemaal niet na over de dood of andere belangrijke din­gen in het leven. Bij mijn familie barstte de bom pas na die week toen de ziekte zwart op wit stond. Ze waren helemaal in shock, terwijl ik het die week ervoor al in m’n up­pie een plekje had gegeven.”  

Injectie 
Marthijn kan blijven schaatsen en skee­leren – zolang het goed gaat, spreken de artsen hem moed in. Wel moet hij wekelijks een injectie in z’n buik spuiten om de bloedplaatjes op niveau te houden. “In het begin ging ik er vol voor en kon ik mijn trainingen goed blijven doen, maar langzamerhand ging het minder. Niet per se lichamelijk, maar vooral mentaal.

Laat die Elfstedentocht maar komen

Allerlei gedachten spookten voortdurend door m’n hoofd. Bij ieder pijntje dacht ik: o nee, nu gaat het mis. Dat soort gevechten in je hoofd kosten bakken met energie, terwijl ik fysiek heel fit bleef ondanks m’n ziekte. Steeds opnieuw moest ik mezelf toespreken dat zelfs de grootste kampioen weleens een slechte dag heeft.”

Mentaal wak
Toch belandt Marthijn afgelopen zomer in een mentaal wak. Hij dreigt voorgoed het plezier in zijn sport te verliezen door het voortdurende geharrewar in z’n hoofd. “Ik had geen zin meer in trainen en wilde er heel graag een periode tussenuit, zei ik tegen mijn coach. Dat mocht, gaf ze aan, op voorwaarde dat ik iemand zou zoeken om mee te praten. Zo belandde ik bij een psycholoog.”

Voor iemand die z’n emoties niet snel laat zien geen makkelijke stap, erkent Marthijn. “De Staphorster cultuur zit diep in mij: je hangt je vuile was niet buiten en je lost je sores zelf op. Dat lukte me alleen niet meer, en dat geeft aan hoe diep ik zat. Of ik me schaamde tegen­ over m’n vrienden? Niet echt. Het was dit, of binnen twee maanden stoppen als schaatser.”

Masker
De bank bij de psycholoog vormt een kantelpunt en “met de lacherige reacties van m’n maten viel het gelukkig ook erg mee”. Toch blijft het lastig voor hem om zijn kwetsbare kant aan anderen te tonen. “Ik wil niet zielig gevonden worden en zeg dus standaard dat het prima gaat, als mensen vragen stellen. De interesse doet me goed, hoor, maar ik wil zo weinig mogelijk met de ziekte bezig zijn, al gaat er natuurlijk meer schuil achter dat masker van me. Over het algemeen gaat het goed met me.”
Goed blijft het ook gaan als Marthijn nauwkeurig naar z’n lichaam luistert. Alleen dan kan hij op hoog niveau blijven sporten. Dus doet hij na dit interview eerst een dutje om daarna fris op de ijzers in Thialf te staan voor een schaatstraining met zijn team. “Mijn lichaam kan het niet aan als ik veertig uur per week werk en daarnaast vijf of zes dagen in de week sport. Dus werk ik ongeveer drie dagen per week bij de fietsenwinkel hier in het dorp.”

Nu gaat het goed. Hoe kijk je naar de langere termijn?
“Voor mijn artsen in het UMCG in Gronin­gen ben ik een van de jongere patiënten met deze vorm van kanker en dus kunnen ze niets zinnigs zeggen over de toekomst. Ze bekijken het per tweemaandelijkse controle. Wel weet ik zeker dat de weke­lijkse injectie op den duur minder effect zal hebben en dan volgt een stamceltrans­plantatie. Maar wanneer dat is? Bij de artsen verschijnen slechts vraagtekens als ik ernaar vraag. Lastig, want hierdoor kan ik me nergens op richten. Of ik zo’n trans­plantatie niet kan afdwingen? Nee, daar ben ik nog veel te fit voor. Daarnaast ben ik niet het type om met de vuist op tafel te slaan. Het komt zoals het komt.”

God is erbij, zei je eerder over je sportprestaties. Vraag je je dan niet af waarom jou dit overkomt?
“Alles heeft een reden en dat geldt onge­twijfeld ook voor mijn ziekte. God heeft er een bedoeling mee. Óf voor mijzelf óf voor iemand anders, die misschien door mijn verhaal anders over Hem of het leven gaat denken. Toch vind ik het best ingewikkeld hoe dat werkt en zie ik het grotere plan erachter nog niet helemaal. Wel sta ik anders in het leven en geniet ik van elke goede dag. Dan hoef ik alleen maar terug te denken aan afgelopen februari, toen ik in Zweden als B-­rijder alle A’s achter me liet. Dat had ooit één andere schaatser in de historie gedaan, terwijl ik ook nog ziek ben.

Mocht ik onverhoopt moeten stoppen met schaatsen, dan zou ik daar nu beter mee kunnen leven dan een jaar geleden. Ik kan het beter relativeren. Toch ga ik nog lekker door, omdat ik het inmiddels weer veel te leuk vind. Dus laat die Elfstedentocht maar komen! Wie weet kan ik het peloton nogmaals verrassen.”

Tekst: Maarten Nota
Beeld: Jacqueline de Haas

--:--