Ga naar submenu Ga naar zoekveld

De Afghaanse Maryam vluchtte als vijftienjarige alleen naar Nederland

‘Ik droomde als klein meisje al van een vrij land’

De Afghaanse Maryam Tajik is nog maar vijftien jaar oud als ze door haar ouders naar Nederland wordt gestuurd. In haar eentje. Inmiddels heeft ze hier een eigen leven opgebouwd.

Deel:

“Ik heb weinig goede herinneringen aan Iran. Maar iets waar ik wél blij van werd, was skeeleren. Het liefst zwierde ik hele dagen op die wieltjes door een van de stadsparken van Teheran. Er moest altijd iemand mee, een van mijn zusjes of mijn moeder. Nee, ik mocht niet zomaar alleen in de wijk spelen. Ze was altijd bezorgd, mijn moeder. Het gebeurde vaak dat kinderen verdwenen in die tijd. Ze werden ontvoerd, denken wij. De stad was geen veilige plek. Maar skeeleren was een van de weinige dingen die ik mocht, en dat gaf me vrijheid

  ‘Ze maken het je zo moeilijk mogelijk om verder te komen’

Onze Afghaanse afkomst zorgde voor problemen. Iraniërs discrimineren Afghanen. Ze kunnen onze aanwezigheid in hun land niet accepteren. Daar heb ik zelf vooral op school last van gehad. Als ik in de studentenraad wilde, dan mocht dat niet. En ik was goed in volleybal. Ik wilde graag meespelen in de competitie, maar ook dat mocht niet. Je begrijpt al snel: als Afghaans persoon kun je niet groeien in Iran. Ze maken het je in ieder geval zo moeilijk mogelijk om verder te komen in het leven, zo heb ik dat ervaren.

Mijn ouders hebben het meest geleden onder de discriminatie. Mijn opa, de vader van mijn moeder, had kanker en werd niet goed geholpen in het ziekenhuis, vanwege zijn Afghaanse afkomst. Hij had daardoor geen recht op zorg, en dus  moest hij de behandelingen en medicijnen zelf betalen. Net voordat mijn jongste zusje werd geboren, is mijn opa aan de ziekte overleden.

Het ging zo snel dat ik geen afscheid kon nemen van de familie

Misschien was dat de druppel die de emmer deed overlopen. Mijn ouders wilden weg uit Iran en verkochten alles. Dat besloten ze van de ene op de andere dag. Het ging allemaal zo snel dat ik geen afscheid heb kunnen nemen van de familie. Via Turkije trokken we naar Griekenland, waar we in iets vergelijkbaars verbleven als het Nederlandse azc. Toen belandde mijn vader in de put: hij had geen baan, geen huis en zag de toekomst donker in. In dat dieptepunt vond hij God, en liet zich dopen. Mijn moeder volgde hem. We waren van huis uit moslim, maar dat was meer omdat het moest, niet omdat we écht geloofden. Ik had destijds die connectie nog niet met God en moest nog wennen aan dit vrije, nieuwe geloof van mijn ouders. Dus ik wachtte met het dopen. 

Mijn vader hoorde toen van vrienden die in Nederland woonden dat dit een vrij land is. Het plan ontstond dat ik alleen daarnaartoe zou gaan, zodat ik een status zou krijgen en hen via het gezinsherenigingsbeleid zo snel mogelijk hierheen zou kunnen halen.”

Ineens stond ik er alleen voor

“Zo gezegd, zo gedaan. Ik werd op het vliegtuig naar Nederland gezet. Ineens stond ik er als vijftienjarige alleen voor. Ik ben heel beschermd opgevoed en was best bang aangelegd. Toch werd ik zo in het diepe gegooid. Ik kon dat niet zo goed rijmen. Ik dacht: waarom ik? Waarom kon mijn vader niet gaan? Mijn ouders verklaarden dat mijn zusjes nog te jong waren. En dat mijn vader er moest zijn om voor het gezin te zorgen. Ik kon blijkbaar voor mezelf zorgen, maar dat lukte me niet zo goed. De eerste week dat ik hier was, at ik bijna niets en huilde veel. Het was een zware periode waar ik niet graag aan terugdenk.

Een vriend van mijn vader, bij wie ik de eerste dagen verbleef, vertelde dat ik me moest aanmelden als asielzoeker in Ter Apel. Via die weg kwam ik in contact met Stichting Nidos, een organisatie die minderjarigen helpt aan een thuis. De medewerkers van Nidos gaven mij een plekje bij Anne-Marie, mijn pleegmoeder. Ik was zo onzeker toen ik net hier kwam, dat ik nauwelijks contact durfde te maken met nieuwe mensen. Mijn pleegmoeder heeft mij uit mijn schulp getrokken. Ze stimuleerde me om deel te nemen aan activiteiten en nam me mee naar de kerk. Al snel stond ik chocomel uit te delen in de metro met Kerst of speelde ik spelletjes met eenzame mensen. Door het vrijwilligerswerk heb ik vrienden gemaakt en een kerk gevonden waar ik me thuis voel. Dit heeft mij zelfstandigheid en vrijheid gebracht, daar ben ik zo dankbaar voor.

Want toen ik tien jaar oud was, droomde ik al van wonen in een vrij land. Ik wilde graag doorstuderen, maar mijn nicht vertelde me hoe moeilijk dat was in Iran. Ze werd flink tegengewerkt. En moest van de Iraanse overheid specifieke papieren ophalen in Afghanistan, wat een gevaarlijke expeditie zou zijn. Het onderwijs werd voor haar niet vergoed, dus moest ze diep in de buidel tasten. Ik zag mijn studieplannen al in het water vallen. Maar nu is dat alsnog op zijn pootjes terechtgekomen: ik ben aan het leren voor verpleegkundige. Als ik het goed genoeg doe, kan ik doorstuderen.

De kerk bracht me vrienden en zelfs mijn huidige vriend Nate. Hij legt mij veel uit over de Bijbel. Ik ben natuurlijk niet opgegroeid met het christelijk geloof. Dus ik wist er toen ik hier net was nauwelijks iets vanaf. Ik heb nu een relatie met God. Ik bid, en krijg dan rust. Ik heb ik me uiteindelijk, net als mijn ouders, laten dopen. 

Hoewel ik blij ben dat ze hier zijn, vind ik dat spannend

Mijn ouders zijn sinds kort in Nederland en wachten tot ze een huis krijgen toegewezen. Vanwege het beleid rond gezinshereniging moet ik dan verplicht een jaar lang bij mijn ouders wonen. Hoewel ik blij ben dat ze hier zijn, vind ik dat spannend. Want ik heb in de afgelopen drie jaar zelf een leven opgebouwd hier. Ik heb een appartementje in Rotterdam, volg een studie, heb een relatie en een fijne kerk. Kortom: ik ben zelfstandig. Soms probeer ik te helpen met dingen die horen bij de inburgering, maar mijn mening geven of hulp aanbieden is een uitdaging. Zij zien mij nog steeds als dat afhankelijke meisje dat alles eng vindt. Maar dat meisje ben ik niet meer.”

--:--