Ga naar submenu Ga naar zoekveld

‘Alles stond in brand en het werd pikdonker door al het stof’

Ria vertelt over het bombardement op de middag van 1944

Het is 22 februari 1944. De dag begint als een doodgewone dag voor de destijds zevenjarige Ria: een bord havermoutpap als ontbijt en naar school. Maar wanneer ze op school zit, gaat het luchtalarm af. Er lijkt weinig aan de hand, maar later die middag gaat het toch gruwelijk mis. Het bombardement op Nijmegen, door de geallieerden, staat in Ria’s geheugen gegrift.

Deel:

“We moesten op school altijd onder de tafels gaan liggen als het luchtalarm afging, want we konden natuurlijk niet allemaal in de schuilkelder. Die was niet groot genoeg. Dus dat deden we nu ook. Ik denk dat kinderen heel gauw wennen aan iets: hup, allemaal onder de tafel. Dus dat was eigenlijk niks bijzonders. Ja, je wist dat het oorlog was, maar je had geen idee wat het inhield.”

Een grote vuurbal

Zodra het alarm voorbij is, gaat Ria naar huis. “Mijn vader had een slagerij, die had hij van zijn opa overgenomen en die had dat ook alweer van zijn opa overgenomen. Dus ik kom echt uit een slagersfamilie. Mijn moeder stond al bij de deur van de slagerij te wachten: ‘Ria schiet op, we moeten gaan eten, want je moet zo weer naar school.’ Mijn vier jaar oudere broer was nog niet thuis en ik herinner me nog dat mijn moeder zei: ‘Waar blijft hij nou?’” Ria loopt met haar ouders, opa en dienstmeisje de trap op naar de woonkeuken om te gaan eten. “Maar toen ik de trap opliep, zag ik door het keukenraam een immens grote vuurbal en op dat moment ging ook het luchtalarm weer af. Ik wist het toen nog niet, maar later bleek dat die immens grote vuurbal de Stevenstoren was.”

Ria gaat snel met haar gezin naar beneden. Maar voordat ze beneden zijn, zien ze al dat het goed mis is. Doordat er ook splinterbommen waren gevallen, zijn veel mensen gewond geraakt. “Omdat het zo koud was, konden ze niet buiten blijven liggen. De slagerij lag vol met gewonde mensen. Het was één groot gekerm, met veel bloed. Het was eng.” Ria vertelt dat ze zich nog goed herinnert hoe haar vader een groot gordijn van de rails af rukte. “Ik dacht: wat doet hij nou? Maar dat deed hij voor iemand met slagaderlijke bloeding. En ik zag ook dat een meisje tegen de koelkast aan zat. Haar knieschijf lag uit haar been. Ik weet nog heel goed dat ik met bewondering daarnaar heb staan kijken, want het bloedde niet. Dat soort dingen blijven je wel bij.”

‘Ze zaten als ratten in de val’

Als Ria naar buiten kijkt ziet ze één grote chaos. “Ik zag een grote vuurzee. De hele markt lag vol met gewonden. De straten waren vernield. Alles stond in brand en het werd zowat pikdonker, door al het stof. Ik zag mensen die tegen de muur aan gedrukt werden door de luchtdruk. De V&D en de Hema stonden in brand. Ik zag dat de meisjes die daar werkten, op de tweede en derde verdieping, allemaal uit het raam sprongen. Ze zaten als ratten en in de val.”

Ria’s broer

Haar broer is dan nog steeds niet thuisgekomen uit school. ‘Waar blijft ie nou?’, vraagt Ria zich af. “Mijn vader is toen gaan zoeken in de ziekenhuizen, maar ze konden hem lange tijd nergens vinden. Uiteindelijk is hij in het Wilhelmina ziekenhuis gevonden. Hij bleek aan de Voorweg te hebben gestaan met zes jongens, om te kijken naar de vliegtuigen die terugkwamen uit Duitsland. De andere jongens waren allemaal dood, alleen mijn broertje niet. Maar hij was er heel slecht aan toe. Hij heeft drie maanden in het ziekenhuis gelegen en uiteindelijk heeft hij er een lamme voet aan overgehouden.”

Na de oorlog werd er volgens Ria amper over het bombardement gesproken. “Ook met mijn broer heb ik het er eigenlijk ook nooit over gehad. Ook niet over dat hij al die vriendjes heeft verloren. Hij hield vroeger van voetballen, maar dat kon hij niet meer. Ook daar heb ik het niet met hem over gehad. Iedereen was druk, iedereen moest vooruit. Hoe dan ook.”

Oekraïne

Ria geeft aan dat ze er zelf niet echt veel aan over gehouden heeft, maar dat het soms wel weer omhoog komt. “Ik kan er goed over praten. Ik kan alleen geen brand zien. Als ik een brand zie, dan ren ik weg. Dan zet ik de televisie uit.” Daarnaast merkt ze dat nieuwsberichten over oorlog haar wel extra hard raken. “Het is voor mij moeilijk om te zien wat er in Oekraïne gebeurt. Dan komt alles terug. Nu je oud bent, zie je de ellende die de mensen daar hebben, die die kinderen hebben. Mensen die dierbaren verliezen in de oorlog. Dat doet pijn.”

--:--