Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Gerja Wolf: ‘Ik wist dat God er was, maar ik had geen idee hóé Hij was’

Wat kreeg Gerja van huis uit mee over God en geloof?

In de kerk van haar jeugd voelde Gerja Wolf zich veilig. Toch verzweeg ze jarenlang de abortus die ze onderging. “Vanbinnen was ik bang. In de kerk, de plek waar vergeving is, kunnen we elkaar hard veroordelen.”

Deel:

“Ik heb een foto van mijn vader en mij, waarop ik als baby op zijn handen lig. Ik hoef maar naar die foto te kijken om te weten hoe gewenst en geliefd ik ben. Toch durfde ik mijn ouders niet over die abortus te vertellen.
Ik was zeventien. Niemand wist ervan, behalve mijn toenmalige vriendje en ikzelf. Tien jaar lang heb ik het voor mezelf gehouden, bang dat mijn ouders me de deur zouden wijzen. Of dat ze zouden zeggen: ‘Je gaat dat kind krijgen en we voeden het samen op.’ Dat durfde ik niet aan. Tot mijn oudste broer me tijdens een fietstocht opgetogen vertelde dat hij vader zou worden. Toen kon ik het niet meer voor me houden. Ik nam hem en mijn andere broer en zus in vertrouwen. Ze reageerden zo lief. Mijn broer drong erop aan dat ik het ook mijn ouders zou vertellen. In plaats van me af te wijzen, huilden ze met me mee. Toch was ik er ook daarna jarenlang van overtuigd dat God niets meer van mij moest weten. (Lees hier het hele verhaal over de abortus.)

‘Opstaan!’

Het gezin waarin ik opgroeide, was warm en druk. Ik ben de eerste dochter na twee zoons, daarna komt mijn zusje. Mijn vader werkte bij PTT Post, als directeur van het plaatselijke kantoor. Voor zijn functie zijn we vaak verhuisd. Van Vlaardingen naar Stadskanaal, van Gouda naar Wezep. Mijn moeder was thuis, een bewuste keuze van haarzelf. Elke middag om vier uur stond ze onderaan de trap:” – ze zet haar zangstem op – “‘Jóngens! Kóffie!’ Met iets erbij, altijd. Op vrijdagmiddag als ik terugkwam uit school, verwaaid en nat van de regen, had zij brood gebakken.

Over Gerja

Gerja (56) is vaste presentator van De Muzikale Fruitmand. Naast haar presenteerwerk werkt ze als stemacteur en stationvoice van NPO Klassiek. In 2021 vertelde ze in Visie over haar abortus. Het verhaal is hier te lezen.

Op zondag bezochten we een gereformeerde kerk. Geen heel zware. Ik ben er als baby gedoopt, ontmoette op de jeugdclub ook mijn vrienden van school. Elke zondagmorgen zaten we er, ook als we de avond ervoor uit waren geweest. Hoe laat het dan ook werd, op zondagmorgen was het:” – Gerja klopt hard op de tafel – “‘Opstaan, de badkamer is vrij!’ Het was vertrouwd en veilig.

Zondag was de enige dag dat we met het complete gezin tussen de middag warm aten. Daarna wandelden we en maakten we als kinderen ons huiswerk. Naar de bioscoop gaan deden we niet, winkelen of uit eten gaan evenmin. Naar het zwembad mocht op een gegeven moment wel. Ik herinner me een bepaalde mate van verveling, maar vond het prima. Even pas op de plaats. Het leven dendert al in zo’n sneltreinvaart door.

Grommend hondje

Mijn inmiddels overleden vader kon best zwaar op de hand zijn. Mijn moeder – ze wordt dit jaar 90! – neemt het leven wat lichter. Ook het geloof. Was mijn vader meer van de goede preek en bekwaam orgelspel, mijn moeder is meer praktisch ingesteld: ‘Wees goed voor je naaste en kijk naar elkaar om.’

Voor het eten bad mijn vader altijd het Onze Vader. We hadden een hondje, een beestje dat geen vlieg kwaad deed, tot mijn vader begon te bidden. Was het de toon van zijn stem? In elk geval begon hij nijdig te grommen.
Na afloop las mijn vader voor uit de Bijbel, volgens een rooster. Soms gebaarde mijn moeder dat hij een stukje moest overslaan omdat ze het te lang vond worden.

Belijdenis deed ik op mijn achttiende. Als je meedraait in een kerkelijke tienergroep is dat een vanzelfsprekendheid: ‘Je bent nu zeventien, wat dacht je ervan?’ Ik wist wel dat God er was, maar ik had geen idee hóé Hij was. Het was meer kennis. Religie. Vrij afstandelijk. En Jezus? Van huis uit wist ik dat Hij de Zoon van God is en dat Hij is gestorven voor onze zonden. Maar wat dat voor mijzelf betekende, daar dacht ik niet over na.

Kinderfoto Gerja Wolf
Kinderfoto van Gerja Wolf.

Afgedaan

Ik ben getrouwd met een man die niet gelooft. Marc en ik hebben er vooraf veel gesprekken over gehad. Ik wilde in de kerk trouwen en wilde ook dat onze kinderen gedoopt zouden worden. Marc zei: ‘Ik kan niet geloven wat jij gelooft, maar ik kan wel beloven om je daarin niet tegen te houden.’ Aan die belofte heeft hij zich altijd gehouden.

Na ons trouwen woonden we vier jaar als expats in het Midden-Oosten, waar Marc voor een telecombedrijf werkte. Daarna verhuisden we naar Engeland, waar we vier jaar lang in een klein dorpje vlak bij Oxford woonden. In het Midden-Oosten was kerkgang geen optie, maar nu ging ik in mijn eentje vier of vijf kerkgemeentes af, op zoek naar een geschikte plek. Dat viel nog niet mee. Steeds was er iets waardoor ik dacht: dit is het niet. Het was ofwel een aftands gebouwtje met een overheadsheet en drie mensen met een gitaar, of een 80-plusgemeente. Tot mijn buurvrouw zei: ga eens met mij mee. Ze bezocht een anglicaanse kerk met een evangelische inslag. Ik stapte de drempel over en wist: nu ben ik thuis. De meeste hymnes kende ik niet, maar bij één lied kende ik de melodie wel en zong ik uit volle borst mee. Een vrouw die aan de andere kant naast me zat, zei: ‘I knów what you should do in this church.’ Ik sloot me aan bij een van de muziekteams. Het eerste jaar heb ik er vaak met een brok in mijn keel gezeten. Door de muziek heen begon ik de liefde van Jezus intens te voelen. Ik dacht alleen maar: voor mij? Ik had toch afgedaan? Maar langzamerhand pelde God de laagjes af die ik om me heen had opgebouwd en kwam Hij mijn hart binnen.

In Engeland had ik oud willen worden. Maar na vier jaar moesten we terug naar Nederland. Het was in 2002 en de internetbubbel spatte uit elkaar. Ik zie mezelf nog zitten, op een bankje met uitzicht op de velden voor de vierhonderd jaar oude boerderij waar we woonden. Ik had een baan als dirigent op de muziekschool, ik had een heerlijke kerk gevonden waar ik me thuis voelde, mijn gezin floreerde, ik kon niets bedenken wat ik nog meer zou willen. ‘Heer, hoe dan?’ dacht ik. ‘Ik heb U net leren kennen.’ Ik voelde me zo’n tweejarige peuter die net zijn eerste stapjes had gezet.

God heeft mij die abortus allang vergeven

‘Niemand gooit hè?’

Terug in Amersfoort sloot ik me al gauw aan bij de Kerk van de Nazarener, die een beetje leek op mijn kerk in Engeland. Daar wás het er weer. Toch hoorde ik nog steeds dat stemmetje: ‘Wie zit er op jou te wachten, na wat jij hebt gedaan?’ Als ik op zondag als zangleider op het podium stond, dacht ik vaak: jullie moesten eens weten. Maar ik kreeg in die tijd ook gesprekken met een coach die me erop wees: je hebt dertig jaar lang in een leugen geloofd. Inmiddels weet ik: God heeft mij die abortus allang vergeven. Misschien zelfs al op de dag zelf. Ik had mezelf niet vergeven.

Ik heb mijn verhaal in de kerk gedeeld. Dat was op verzoek van de voorganger, een goede vriend die mijn verhaal kende. Het paste mooi in een preek die hij ging houden. Ik begon mijn verhaal met het zingen van het lied van Schrijvers voor Gerechtigheid, over de overspelige vrouw. Waarbij Jezus zegt: ‘Laat wie zonder zonde is de eerste steen gooien.’ En weet je: niemand gooit hè? We falen allemaal. Dat niets daarvan onvergeeflijk is, is de grootste ontdekking van mijn leven.” Ze veegt een traan weg.

‘Hoe ouder, hoe minder ik weet’

“Het heeft me aan het denken gezet, mijn jarenlange zwijgen. Ook over mijn eigen dochters. Regelmatig zeg ik tegen hen: ‘Er is niets waardoor ik je de deur zal wijzen. Je kunt me alles zeggen. En als je het niet tegen mij durft te vertellen, zoek dan iemand in je omgeving, een zus of een tante. Houd het niet voor jezelf.’

Voordat mijn moeder gaat slapen, om een uur of tien, gaat ze aan de eettafel zitten met gevouwen handen. Vroeger knielde ze, maar door de artrose lukt dat niet meer. ‘En dan noem ik jullie allemaal’, zegt ze. Elke avond gaat ze ons stuk voor stuk langs. Alle kinderen, alle kleinkinderen.

Mijn vader zei toen hij in de tachtig was: ‘Hoe ouder ik word, hoe minder ik weet.’ Ik denk dat ik hem steeds beter ga snappen. Vroeger had ik ‘kennis’ over het geloof, maar was het vooral een religie. Toen kwam mijn tijd in Engeland, die vooral uit gevoel bestond. Vervolgens kwam het samen en nu denk ik: het geloof is ook voor een groot deel mysterie. Naarmate ik ouder word, vervagen steeds meer zekerheden. En dat is prima. In Opwekkingsliederen wordt God weleens zo menselijk gemaakt dat we denken te weten wat Hij denkt en hoe Hij zal reageren. Nu denk ik vaak: waar haal ik het lef vandaan om te denken dat ik weet hoe Jezus in elkaar zit? Laat het maar mysterie zijn. God is… en we hoeven niet in te vullen wat erna komt. Hij is er. Punt. Dat is voldoende.”

Geschreven door

Marlies Medema

--:--