Is God een bloeddorstige tiran die zijn zoon doodde? – Tom Wright over Goede Vrijdag

We zijn op weg naar Goede Vrijdag: de dag waarop Jezus stierf aan het kruis. Maar als we het hebben over het waaróm van die dood, ontstaat er verwarring. De Britse theoloog Tom Wright gaat hierop in, in zijn boek Goede Vrijdag – de dag dat de revolutie begon.
Jij bent, beste lezer, als je een christelijke opvoeding hebt ontvangen, vast niet de enige die van mening is dat Jezus aan het kruis de straf ontving voor de zonden die wij hebben gedaan. En dat het aangename resultaat daarvan is dat wij uit deze akelige wereld verlost worden en naar de hemel mogen.
De gedachtegang is als volgt, vaak op basis van een bepaalde rangschikking van Bijbelteksten:
a. alle mensen hebben gezondigd, met als gevolg dat God boos op hen is, hen wil doden, en wil dat zij eeuwig branden in de ‘hel’.
b. Jezus is daar op een of andere manier tussen gekomen en heeft die straf gedragen (dat hij onschuldig was, en dat hij Gods eigen zoon was had daar ook iets mee te maken).
c. We zitten nu weer goed, op koers naar de ‘hemel’ (gesteld natuurlijk dat we dit alles geloven).
Veel herders en leraren zeggen het subtieler, maar dit blijft toch het verhaal dat mensen steeds weer horen. Het is het verhaal dat ze verwachten te horen. In sommige kerken is het zo dat als je dit verhaal niet ongeveer op deze manier vertelt, de mensen zullen zeggen dat je niet ‘het evangelie predikt’.
Een afstotelijk Godsbeeld
De natuurlijke reactie hierop van velen die met deze boodschap zijn opgevoed en meenden het te moeten geloven (want anders gingen ze naar de hel) is dat ze dit Godsbeeld afstotelijk vinden. Deze God, zo voelen die mensen intuïtief, is een bloeddorstige tiran. Bestaat er een God, dan moeten we hopen en bidden dat hij (of zij, of het) volkomen anders is. Dus neemt hun reactie een van de voorspelbare vormen aan. Sommigen wijzen het allemaal af als afschuwelijke nonsens. Anderen worden onzeker, gaan nog eens te rade bij de Bijbel en de grote leraren van de vroege kerk, en zien dan dat daar allerlei andere dingen over het kruis worden gezegd, bijvoorbeeld dat dit het middel was waarmee Gods reddende liefde de eindoverwinning over al de machten der duisternis heeft behaald. Of ze lezen bij die vroege schrijvers een dringende oproep aan christenen om de zelfopofferende liefde van Jezus na te volgen, en zien dit dan graag als het ‘antwoord’. Het kruis, zeggen ze dan, betekent niet dat God de zonde strafte; het betekent dat Jezus het ultieme voorbeeld van liefde gaf. Zo zijn er veel verschillende interpretaties ontstaan, met gevolgen voor de manier waarop mensen bijbels onderwijs en christelijk geloofsonderwijs hebben gekregen. Het werd een recept voor verwarring.
De dag dat de revolutie begon
Deze verwarring wordt vervolgens een sta-in-de-weg voor datgene waarvan met reden gezegd zou kunnen worden dat het het allerbelangrijkste is. Boek na boek van het Nieuwe Testament hamert erop dat toen Jezus van Nazaret stierf aan het kruis, er iets gebeurde ten gevolge waarvan de wereld veranderd is. En de vroege christenen hielden vol dat mensen die in de betekenis van het kruis worden meegenomen, zelf een onderdeel van dat verschil worden. Niet dat dit zomaar te zien is aan veel van de debatten en reacties die ik zojuist heb geschetst, en helaas ook niet aan het gedrag dat veel christenen en kerken soms te zien geven. Het is echter wel wat de eerste christenen dachten en zeiden en leerden. De kruisiging van Jezus was de dag waarop de revolutie begon.
Sterker, hun interpretatie van Jezus’ kruisdood lijkt in een veel groter – en misschien wel gevaarlijker – verhaal te passen dan alleen de vraag of mensen naar de ‘hemel’ of de ‘hel’ gaan. Feitelijk – en tot verbijstering van veel mensen – is die vraag niet waar het Nieuwe Testament over gaat. Het Nieuwe Testament, met als centraal punt het verhaal van Jezus’ kruisiging, gaat over Gods koninkrijk dat zoals in de hemel zo ook op aarde komt. Tenslotte is dat wat Jezus zijn leerlingen leerde bidden en dat lijkt me een redelijk sterk bewijs, al wordt het in de praktijk regelmatig genegeerd.
Verwarring over het kruis is er in allerlei soorten en maten geweest; maar waar westerse christenen in onze tijd het meest vertrouwd mee zijn, is een verwarring die te maken heeft met geweld. De mensheid is zich vandaag scherper bewust van de aard en omvang van geweld dan enige voorgaande generatie. Het lijkt een soort herkenningsmelodie te zijn geworden voor de twintigste eeuw, waarin waarlijk schrikbarende daden van geweld tot oriëntatiepunten van de wereldwijde cultuur werden. De losse woorden ‘Auschwitz’ en ‘Hiroshima’ zeggen alles. De huidige generatie heeft met gerechtvaardigd afgrijzen de hele laatmoderne cultuur van dood en geweld aangezien; en ze heeft onrustbarende signalen van diezelfde cultuur opgemerkt in sommige uitingen van christelijk geloof. Traditionele verwoordingen van geloof in de kruisdood van Jezus vormen soms – er is al vaak op gewezen – een maar al te nauwkeurige weerspiegeling van de taal waarmee geweld is gerechtvaardigd.
Kruis = straf
Deze vragen worden urgent als sommige predikanten en docenten de betekenis van het kruis in verband brengen met straf. Hier is voorzichtigheid geboden. Er zijn vele manieren om te spreken over ‘straf op de zonde’ en hoe die met het sterven van Jezus te maken kan hebben. Minstens één zo’n manier is duidelijk in de Bijbel te vinden, maar ze betekent iets geheel anders dan wat veel mensen denken – veel mensen die het beamen én veel die het bestrijden. Een andere interpretatie van het kruis in verband met ‘straf’ is in sommige kringen echter heel populair geweest.
In deze versie koestert God zo’n haat tegen zondaars dat hij vastbesloten is hen te straffen, maar dan komt min of meer toevallig Jezus tussenbeide, die namens hen op een of andere manier de doodklap opvangt zodat zij gespaard blijven. Het zou moeilijk zijn (denk ik) om een serieus theologisch werk te vinden, uit welke traditie dan ook, waarin het zo cru gesteld wordt. Theologen zullen bijna altijd zeggen: ‘Maar natuurlijk gebeurde dit omdat God ons liefhad.’ Maar op een populair niveau, in preken en in toespraken voor jongeren, zal een opgewonden prediker vaak alle voorzichtigheid laten varen en met voorbeelden en verhaaltjes aankomen die in deze val lopen.
De boze-despoot-God
Het gevaar van dit soort preken voor het volk – en voorbeelden ervan zijn niet moeilijk te vinden – is dat we op deze manier uiteindelijk een van de meest beroemde verzen van de Bijbel herschrijven. Johannes 3:16 heb ik al geciteerd: ‘Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft.’ Let op de twee werkwoorden: God heeft de wereld zo liefgehad, dat Hij zijn Zoon gaf.
De narigheid met de populaire versie die ik beschreef is dat men hierin gemakkelijk kan horen: God heeft de wereld zo gehaat, dat hij zijn enige Zoon doodde. En dat klinkt helemaal niet als goed nieuws. Als we tot die conclusie komen, weten we dat we niet maar een onnozel foutje hebben gemaakt dat zich makkelijk herstellen laat, maar een grote blunder. Zo wordt God niet getekend als de gulle Schepper, de liefhebbende Vader, maar als een boze despoot. Deze gedachte hoort niet bij het bijbelse beeld van God, maar bij heidense overtuigingen.
Er zijn vele redenen, meestal goede, waarom mensen het beeld van God-de-boze-despoot verwerpen. (Een foute reden om ervan af te willen is de luie gedachte dat God, als er al zo’n wezen bestaat, zo iemand is als een goedig oud familielid dat niemands plezier bederven wil en dus nooit ergens boos over wordt. Zoals al vaak is opgemerkt is dit een puur sentimenteel idee. Als er een God bestaat en als Hij dan geen afkeer heeft van onrechtvaardigheid, kinderprostitutie, genocide en nog een heleboel andere dingen, dan is Hij geen goede God.)
In het Nieuwe Testament staat, zoals we al even zagen, op bladzij na bladzij te lezen dat wat er bij de dood van Jezus gebeurde, vanwege Gods liefde gebeurde. Maar het probleem met het ‘boze despoot’-beeld van God los je niet op door er een paar teksten bij te halen die het tegenovergestelde zeggen. De meeste predikanten die in feite dit beeld schetsen zullen bij navraag altijd zeggen dat God uit ‘liefde’ heeft gedaan wat Hij deed. Maar daar lijkt het niet op of zo klinkt het niet voor iemand die probeert te begrijpen wat er gezegd wordt. Het kan zomaar gebeuren dat een predikant het ‘boze despoot’-beeld in theorie ontkent maar het in praktijk bevestigt. Praat maar eens met mensen die naar zulke kerken gaan. Zij weten het.
Wat als we ons op een nieuwe hemel en aarde richten?
Maar daarmee is het probleem niet ten einde. Veel mensen hebben erop gewezen dat een godsbeeld als van een boze bullebak die je moet afkopen of tot bedaren moet brengen, die zijn gramschap moet botvieren ook al is het niet op de juiste persoon, akelig goed aansluit bij de manier waarop veel menselijke gezagsfiguren in werkelijkheid optreden: tirannen, regeerders, bazen, tragisch genoeg soms ook vaders, binnen families oudere mannen in het algemeen. En soms natuurlijk kerkelijke ambtsdragers. Mensen die zijn opgegroeid in een gezin met een gewelddadige, misschien drankzuchtige vader, of die op enige manier misbruikt zijn door mensen met gezag over hen, horen op de kansel iemand het verhaal vertellen van een boze God en ze denken: Die figuur ken ik, en ik haat hem.
Het doet geen enkel goed als je mensen in die toestand vertelt dat deze boze God eigenlijk een vermomde liefhebbende God is. Als dat liefde is, denken ze, dan bedank ik daarvoor. Het is goed mogelijk dat ze misbruikt zijn door iemand die ook al zei dat hij hen zo ‘liefhad’. De littekens van misbruik in iemands jeugd zijn iets waarvan je mensen niet bevrijdt door een herhaling op kosmische schaal van hetzelfde verhaal te bieden en daarbij zachtjes het woord ‘liefde’ te laten klinken.
Het hangt er misschien maar helemaal van af wat je met ‘liefde’ bedoelt en speciaal met de liefde van God. Maar om dit verder uit te zoeken moeten we terug naar de primaire bronnen: naar het opmerkelijk gevarieerde beeld van het kruis dat we aantreffen in het Nieuwe Testament.
Wat zou er niet kunnen gebeuren als we beginnen, niet met geredde zielen die naar de hemel gaan als het ultieme visioen, maar met de eschatologie (leer van de eindtijd) van Efeziërs 1:10, met Gods plan om alles in de hemel en op aarde onder de Messias bijeen te brengen? Wat als we ons niet op een lichaamloze ‘hemel’ richten, maar op het bijbelse visioen van ‘een nieuwe hemel en een nieuwe aarde’ waarbij die vernieuwing en die versmelting van de twee geschapen sferen plaatsgrijpt in en door Jezus zelf? Wat als we (met theologen zoals Johannes Calvijn), in plaats van het kale ‘naar de hemel gaan’, de bijbelse roeping tot ‘koninklijk priesterschap’ omhelzen?
Wat zou er gebeuren als we de blijvende, kruisvormige implicaties doordachten van de eens-en-voor-altijd gebeurde dood van Jezus, die uit het Nieuwe Testament zo sterk naar voren komen? Welk verschil zou dat kunnen maken voor onze visie op redding – opnieuw met inbegrip van filosofische en politieke dimensies? Met andere woorden, hoe past het kruis in het bredere verhaal van herschepping? Wat zou er gebeuren als we de opstanding (van Jezus en van onszelf) niet als een soort prettige bijkomstigheid in een overigens compleet beeld van redding zagen, maar als iets dat tot de kern van de zaak behoort?
Je las de inleiding uit het nieuwe boek Goede Vrijdag – de dag dat de revolutie begon, Tom Wright, Van Wijnen, € 24,95