Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Vergeving is als een ui

Freelance journaliste Liesbeth Goedbloed voelt zich boos. Dus als ze het Onze Vader bidt, dan hapert haar stem bij de strofe over vergeving. Want: kán ze wel vergeven?

Deel:
vergeving bloem

Ik ben een boos mens. Ik slaap met gebalde vuisten en word wakker met pijn in mijn polsen. Soms is de boosheid een bom die ontploft in mijn lijf zodat ik ineens opspring, op straat bijvoorbeeld. Daarna kijk ik om me heen of iemand heeft gezien wat er gebeurde. 

Jarenlang heb ik vergeven. Vergeving was een vlucht, een pijnstiller, een maniertje om niets te voelen, om te vergeten wat er was gebeurd en om wat er was gebeurd niet te hoeven koppelen aan bepaalde mensen. Want dan zou ik boos worden – nee: woedend, ziedend, vulkanisch. Dat wilde ik niet.

We weten niet hoe we vergeven moeten

Intussen was ik niet zo goed met het Onze Vader. Halverwege kwam de haper, bij het “Gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren”. Liever bad ik: “En vergeef ons onze schulden, maar niet zoals wij anderen vergeven, want we weten niet hoe we vergeven moeten.” En dat laatste klonk dan vrij hoog en wanhopig, alsof ik bijna zou gaan huilen.

Warme worst

Want vergeving is onmogelijk. Vergeving is een warme worst die watertandend dicht voor je neus bungelt zodat je denkt dat je alleen nog maar hoeft toe te happen, en waar je toch nooit bij kunt, hoe hard je ook rent. Je wilt wel, want de mensen zeggen prachtige dingen over vergeving. Dat het klaar zal zijn als je eenmaal hebt vergeven. Dat het goed is voor de gezondheid, vooral voor de lever en de spijsvertering. En al die prachtige dingen zijn nog waar ook! Kijk maar naar studies die gedaan zijn naar dit onderwerp, zoals die van professor Carsten Wrosch. Van verbittering word je, letterlijk, ziek en vergeving is het medicijn.

Wie is je vijand?

Vergeving lijkt een onmogelijk gebod, maar de kerkvader Augustinus schrijft: “Zolang jij jouw eigen vijand bent, is ook het Woord van God je vijand. Wees je eigen vriend. Dan is ook het Woord van God met jou in harmonie.” Om de vriendschap met mezelf te verdiepen, ben ik dus op onderzoek uitgegaan. In de Bijbel. Ik heb mijn best gedaan om wat ik las te laten rijmen met alle doodlopende wegen die ik zelf inmiddels heb bewandeld. En met de wijsheden van vrienden, psychologen en theologen.

Wrok is kwaadaardig

Een kleine handleiding tegen haat las ik in Levicitus 19: “Wees niet haatdragend. Als je iemand iets te verwijten hebt, roep hem dan ter verantwoording en laad niet omwille van een ander schuld op je door je te wreken of wrok te blijven koesteren.” Wrok is dus ’verboden’. Wrok zegt: "Betaal me wat je schuldig bent." Wrok wil genoegdoening, gerechtigheid, afbetaling. En wrok is kwaadaardig. Het zaait zich uit. Het vreet zich naar binnen in je hart en je lichaam. Het teert je vermogen weg om lief te hebben, om je veilig te voelen in de wereld, om te genezen.  Vergeving doet precies het omgekeerde. Het zegt: "Je hoeft me niet terug te betalen." "Ik zal geen wraak nemen." Vergeving zegt niet: "Het geeft niet." "Je kon er niets aan doen." "Alles wordt weer zoals het was." "Ik zal hier nooit meer boos om zijn."

'Er moet ruimte zijn voor boosheid'

Er moet ruimte zijn voor boosheid, veel ruimte. Boosheid is een eerlijke emotie die moet schreeuwen om te kunnen blijven ademen. Boosheid die wordt ingeslikt, versteent. En versteende boosheid is hard en onveranderbaar. Alleen ademende boosheid kan veranderen in verdriet, in acceptatie, in vergeving. Boosheid is ook een vriend, een beschermer, een nuttige emotie die je pas achter je kunt laten als hij zijn werk heeft gedaan: als de grens is bepaald, als het kwaad is gestopt. 

Vergeven of afscheid nemen

Het klinkt als een flauwe oosterse wijsheid, maar het is een waarheid als een koe: vergeving is een weg. En misschien wel een punt aan de horizon. Hoe lang ik ook loop, ik kom er nooit. Maar het maakt wel uit welke kant ik oploop. Het maakt uit of ik richting vergeving leef of richting wraak. Een leven zonder wrok is dus het doel. Maar hoe dan? 

Tweede weg

Jezus wijst twee wegen: die van de vergeving en die van het afscheid. In Matteüs 18 staat de opdracht om te vergeven, maar in datzelfde hoofdstuk staat nog een andere opdracht van Jezus – een tweede weg. Het lijkt bijna een toelichting op Leviticus 19. “Maar als uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga naar hem toe en wijs hem terecht tussen u en hem alleen; als hij naar u luistert, heeft u uw broeder gewonnen. Maar als hij niet naar u luistert, neem dan nog een of twee met u mee, opdat in de mond van twee of drie getuigen elk woord vaststaat. Als hij niet naar hen luistert, zeg het dan tegen de gemeente. En als hij ook niet naar de gemeente luistert, laat hij dan voor u als de heiden en de tollenaar zijn.”

Afscheid

Een heiden of een tollenaar is iemand met wie je niet omgaat. Als ik het goed lees, staat hier dus: als iemand zijn eigen misstappen niet inziet, moet je afscheid van hem nemen. Die persoon blijft altijd een broeder, maar je gaat met hem om alsof hij een buitenstaander is. Zo’n afscheid is niet bedoeld om de ander te straffen, maar om jezelf te beschermen. Als de ander zijn fouten niet onder ogen kan zien, neem dan afscheid, dat is de enige manier waarop je geen wrok gaat koesteren.'.

Soms berust jouw pijn op een misverstand

De rode draad in Leviticus en Matteüs is het gesprek. Zonder gesprek kun je niet vergeven en ook geen afscheid nemen. Je moet praten. Soms berust jouw pijn op een misverstand. Als je vergeeft zonder het gesprek aan te gaan, ontneem je de ander de mogelijkheid om voor zichzelf te spreken of zijn gedrag aan te passen. En dan kan het zomaar zijn dat dat wat voor jou aanvoelt als grootmoedigheid eigenlijk een vorm van kortzichtigheid is. Alleen in een gesprek kun je ontdekken of je geen balk in je oog hebt, terwijl je een splinter probeert te verwijderen.

Sluiproute

Maar dit is allemaal gedachte en theorie – het kan niet op tegen de verhalen die het in het leven plaatshebben: 

Een zondagochtend, ergens in de lente van 2017. Ik zit op mijn knieën in de kerk, we hebben net het ‘Heilig, heilig’ gezongen en zijn bijna toe aan het ‘Lam Gods’. Ik heb mijn ogen dicht. En zoals dat vaak gaat als ik met dichte ogen zit: dan begint mijn hoofd me verhalen te vertellen, beangstigende verhalen waarin ik opnieuw lijdend voorwerp ben van een kwaadaardigheid die ik me alleen kan voorstellen omdat het allemaal inderdaad ooit echt gebeurd is.

'Zoals ik nu ben, zo durf ik niet naar voren'

Mijn bloed is sneller dan mijn hoofd en voordat ik mezelf gerust kan stellen, ontploft de boosheid in mijn lichaam. Ik heb het gevoel dat ik de tien meter lange kerkbank waarop ik steun zo van de grond kan trekken, over mijn schouder leggen en naar buiten dragen. Ik zou dit en ik zou dat: ik gooi een tafel om, smijt een pan soep over iemand leeg, scheld iemand uit. En intussen blijf ik op mijn knieën zitten, bevend van woede en met gebalde vuisten. Ik durf mijn ogen niet meer dicht te doen en kijk naar Hem, naar hoe Hij daar hangt, opgespijkerd als een dier, te schande. Zoals ik nu ben, zo durf ik niet naar voren – ik ben het niet waardig dat Hij tot mij komt, ik moet mezelf buitensluiten, al weet dat ik het me niet kan permitteren om ook maar één dag buiten deze liefde te leven.

De Geest zelf

En dus ga ik, met alles wat als stenen rondbonkt in mijn hart, naar voren om het brood en de wijn. Pas weken later denk ik: misschien was dit wel de bedoeling. Misschien was het geen demon die met mijn gedachten speelde, maar was het de Geest zelf die het vuur van mijn woede aanblies. Zodat ik zou weten dat elk offer welkom is, ook dat van mijn duizelingwekkende woede. En zodat ik zou gaan vermoeden dat er een sluiproute is naar vergeving: "Lam Gods, dat wegdraagt de zonden van de wereld, ontferm U over ons.”

Tekst: Liesbeth Goedbloed
Illustratie: Studio Ping


--:--