Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Elbert Smelt: ‘Ik ben weer een beetje terug bij mijn tante Riekgeloof’

Wat kreeg Elbert van huis uit mee over God en geloof?

“Enthousiasme over Jezus” kreeg Elbert Smelt al jong mee van zijn ouders. Of dat nu tot uiting kwam in een swingende gemeente in een Peruaans krotkerkje of op de strakke kerkbanken van een Gereformeerde Bondskerk in Benschop. Maar die gedrevenheid had ook een keerzijde voor de presentator en frontman van de band Trinity. “De lat lag voor mijn gevoel ontzettend hoog.”

Deel:

Zijn eerste geloofsherinnering? Elbert, op de bank in de containerwoning in Zalk waar hij drie weken geleden met zijn gezin neerstreek, krijgt een enorme grijns op zijn gezicht. “Met een paar straatschoffies uit Lima het avondmaalsbrood opeten na de dienst. Ik was zo’n jaar of 6 en in de presbyteriaans-evangelische kerk waar mijn vader voorganger was, mochten kinderen niet aan het avondmaal. Maar na de dienst zagen wij onze kans schoon. Het was daar gelukkig allemaal zo informeel dat het prima was.”

‘Handen uit de mouwen’

Al jong werd Elbert met zijn broers Johan en Niek ingezet om mee te doen in de dienst. Met een trommel, een panfluit en een gitaartje luisterden ze de dienst op. “Ik kan de beelden nog zo voor me halen. Lange houten banken, mijn vader met een open bijbel in zijn hand, na de dienst samen eten – tot mijn 9e was dat mijn wereld.”

Wat kreeg je in die jaren mee over God en Jezus?
“Geloven in God betekende voor ons iets anders dan voor de mensen om ons heen. Die liepen mee in processies met Maria- en afgepeigerde Jezusbeelden. Een soort katholiek volksgeloof, vermengd met animisme – dat was de mainstream in Peru. De evangelicale stroming waartoe wij behoorden, ging daar best fel tegen in. Streng soms, maar ook heel erg ‘handen uit de mouwen’. Dat diaconale hadden mijn ouders ook sterk. Zij waren voor die jaren vrij links binnen de kerkelijke stroming waartoe we ons rekenden. Ze gingen natuurlijk naar Latijns-Amerika om kerken te planten, maar ze deden ook veel ontwikkelingswerk door scholen te stichten bijvoorbeeld. En mijn moeder was ook nog eens schoolarts, dus zo kalefaterden ze samen heel veel gezinnen op.”

We trokken vol enthousiasme naar de Bijlmer

Precies die ervaring bracht Elbert en zijn vrouw Linda – ook een kind van zendelingen – ertoe om begin 2020 naar de Amsterdamse Bijlmer te verhuizen. “Ik had in een krottenwijk met veertig kinderen in de klas gezeten, we leefden tussen de straatkinderen. Dus voor ons moest het geen probleem zijn om in multicultureel Amsterdam te aarden. We trokken vol enthousiasme naar de Bijlmer.”

Jullie hadden een soort roeping voor de Bijlmer?
Ja, we voelden ons enorm aangesproken door een advertentie die we zagen. Eigenlijk zoeken we beiden sinds onze jeugd al naar een leven waarin missie, wonen en werk wat meer samenvallen. Dat is en blijft een zoektocht voor ons.
We hadden zin om de bakens te verzetten. We leefden in Hattem een heerlijk leven, hoorden bij een kerk, hadden een leuke kring en drie kids. Timon zocht omwoners voor een nieuwe woongroep met dakloze moeders en hun kinderen in de Bijlmer. Linda en ik houden van verschillende culturen, dus het paste wel bij ons. Dingen opzetten, pionieren, vinden we leuk. Ook al is het pittig en risicovol. Zoiets gaan we hier in Zalk, samen met onze buren, ook weer doen. Daar zal ik de Visie-lezers in mijn column wel over bijpraten, zo gaandeweg.”

Elbert Smelt
‘Geloven in God is niet alleen maar een kwestie van het hart en het hoofd’. Credits: Ruben Timman.

Spanningsveld

Wat Elbert zijn kinderen vooral wil meegeven? “Ik denk dat we onze kinderen graag willen laten zien dat geloven in God niet alleen maar een kwestie is van het hart en het hoofd, maar ook van je handel en wandel. Dat komt vast door onze eigen jeugd. Het is een zoektocht hoe we dat gedaan krijgen, een spanningsveld. Want voor je ’t weet ben je overladen en kun je überhaupt weinig overbrengen.

Hier in Zalk zitten we op een boerenerf midden in de natuur en dat is echt een verademing. We hebben een hoop moois en moeilijks beleefd in Amsterdam. Buren zijn van mensen die aan de grond zitten, levert een hoop verhalen op. Er zijn momenten die ik koester, maar ook dagen of nachten waarop we het liefste wilden wegrennen…”

Vrije pioniersclub

Na drie jaar kerkelijk onderdak te hebben gehad bij “het leuke, vrije pioniersclubje Hemelsbreed” gaat Elbert zich met zijn gezin weer oriënteren op een kerk in Zalk en omstreken. “Het liefst doe ik lokaal iets. Nou ja, binnenkort neem ik onze zoektocht als aanleiding voor een nieuw seizoen van de podcast Kerk en ik.”

En de kinderen? “Wij werden destijds vanuit Peru, op mijn 9e, zo de hervormde kerk van Benschop binnengeloodst. Dat was een rechtse Gereformeerde Bondskerk met een knipmesouderling en preken van minimaal een halfuur. Ik heb alle schrootjes van het plafond daar geteld. Maar toch heb ik gaandeweg de tale Kanaäns en de Statenvertaling me prima eigen gemaakt. Je moet dat leren lezen, hanteren en zingen. Ik vraag me af of onze kinderen dat nu ook zouden kunnen. Linda en ik behoren – vrees ik – tot de generatie softere ouders, al moeten onze kinderen heus ook wel dingen, haha! Maar een dagelijks Bijbelmoment lukt ons al niet eens, terwijl mijn moeder een complete liturgie voor elke dag had, inclusief een plaatje van een organisatie waarvoor we die dag in het bijzonder zouden bidden. Ik merk ook dat we het lastig vinden om voor onze oudste twee bepaalde rituelen op poten te zetten terwijl we nog volop in de zorgrol zitten voor onze jongste twee.”

Jezus vervolmaakt mijn stukwerk

Koninkrijksdenken

Het gezin luistert wél veel liedjes en podcasts. “De Liedjesbijbel, Elly en Rikkert, Bijbel om je oren en onze eigen Trinity-nummers. En ’t leuke is dat we onze kinderen kunnen betrekken bij het maken van liedjes voor Trinity Wereldwijs. In al die muziek zit iets van het koninkrijksdenken: niet dat krappe gedoe van ‘het is voor mij alleen en voor de rest niet’ – maar een deelzame houding richting anderen, jezelf, en niet te vergeten de natuur.”

Want de natuur vormt een belangrijk onderdeel van Elberts geloofsbeleving, vertelt hij. “We zijn hier niet voor niets naartoe getrokken. Ik denk dat wij – onze generatie – vanuit een vrij woordelijke en verstandelijke traditie de behoefte bij onszelf ontdekken aan iets zintuiglijks. Mystiek dus. Door bijvoorbeeld te zwemmen in een plas terwijl je je ochtendgebed bidt, zoals ik doe. Of door gebedswandelingen te doen, of Jezus-yoga, of weet ik het wat allemaal wel niet in opkomst is.”

Mijn Goeroe

“Het mooie vind ik ook”, vervolgt Elbert even later, “dat ik gek genoeg weer een beetje terug ben bij mijn tante Riekgeloof. Het geloof dat je gewoon een zondaar bent en stukwerk levert. En dat Jezus er op de een of andere wonderlijke manier wel wat mee kan, dat Hij mijn stukwerk vervolmaakt. Daarin ben ik wat traditioneler dan een tijdje geleden, omdat ik best wel tegen mezelf ben aangelopen in de Bijlmer.

Weet je, mijn Excellsheetgeloof, waarin ik God en wat dan ook maar een vakje en een kleurtje had gegeven, ging rond mijn 30e behoorlijk aan diggelen. En dat beangstigde me destijds, omdat ik niet wist wat er zou overblijven. In de jaren daarna heb ik het echt gemist dat ik vol ontroering kon zingen of opgaan in God. Inmiddels kan ik weer net zo geraakt worden als voor die geloofscrisis van toen. En omdat mijn wereldverbeteraarschap ook behoorlijk op de proef is gesteld in de Bijlmer, kan ik ook makkelijker ‘Maranata’ roepen af en toe. Ook in de opvoeding. Gewoon terugvallen op Jezus. Hij is echt mijn Goeroe. Als onze kinderen daar iets van merken en overnemen, ben ik al heel blij.”

Geschreven door

Reinald Molenaar

--:--