Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Ontwikkelingspsycholoog Steven Pont: 'Je kunt ferm zijn, zonder te straffen'

Opvoedcoach over de kunst van het opvoeden

Elk kind wil deugen, liefgehad en gezien worden, stelt ontwikkelingspsycholoog Steven Pont. En het is de taak van ouders om hun kind daarmee voor te bereiden op het leven buiten de veilige kaders van het gezin. “Met als einddoel: het creëren van je eigen overbodigheid als opvoeder.”

Deel:

Wie hem kent van radio of tv – hij is regelmatig te gast als opvoedcoach of -deskundige – weet dat een gesprek met Steven Pont nooit saai is. En ook dat kinderen en hun ontwikkeling hem na aan het hart liggen. Ruim tien jaar werkte hij in de jeugdzorg, waar hij moeilijk opvoedbare pubers begeleidde.
“Misschien heb ik daar wel het meeste geleerd: als kinderen beter zouden kúnnen, zouden ze het beter doen. Want echt waar: elk kind wil deugen. Elk kind wil liefgehad worden. Elk kind wil gezien worden.”
En precies daar gaat het volgens hem vaak mis.

Echt niet perfect

Hij is daarom blij met de Week van het gezin, die met het thema ‘Goed gezi(e)n’ deze week de schijnwerpers richt op het belang van een goed gezin. Maar wat is eigenlijk ‘een goed gezin’? “Kort gezegd: dat is een omgeving waar voldoende sensitieve responsiviteit is. Daarmee bedoelen we dat ouders gevoelig – sensitief – zijn voor hun kind. Dat ze aandacht hebben voor waar hun kind zit in zijn ontwikkeling en wat het nodig heeft om te groeien, én daar ook respons op geven.”

En hij wil maar meteen gezegd hebben: dat gezin hoeft echt niet perfect te zijn. Want “het nadeel van perfecte ouders is dat een kind het gevoel kan krijgen dat hij het perfecte kind moet zijn. Dan ligt de lat nogal hoog, natuurlijk.”

Chagrijnig uit zijn werk

Stel, zegt Steven, vader komt af en toe chagrijnig uit zijn werk. Dan leert het kind omgaan met chagrijn. “Maar komt vader vier keer per week chagrijnig thuis, dan wordt het een patroon en gaat het kind zich vormen naar zijn vader. Dan gaat hij bijvoorbeeld zijn toerental wat verlagen. Of hij gaat zijn vader ontwijken. De reacties van het kind worden dan eveneens een patroon. Het kind maakt zich dat gedrag eigen – we noemen dat internaliseren – waardoor het bijvoorbeeld een heel verlegen kind wordt. Terwijl het dat in oorsprong niet was.”
Met andere woorden: als je jezelf jarenlang klein maakt voor je chagrijnige vader, vormt dat je. “Dus ja, als we zeggen dat een gezin je vormt, moeten we ook aanvaarden dat een gezin je kan vervormen – of zelfs kan misvormen.”

Het hoeft niet perfect. Hoe dan wel?

“Die sensitieve responsiviteit wil zeggen dat het kind merkt dat datgene wat er in hem of haar leeft, voldoende aandacht krijgt. Maar óók dat daar een antwoord op komt dat constructief is voor zijn of haar ontwikkeling. Om bij het voorbeeld van die chagrijnige vader te blijven: dat chagrijn heeft effect op het kind. Dus het is sensitief als vader tegen zijn kind zegt: ‘Sorry, ik was een beetje chagrijnig vanmiddag, maar dat moet je je niet aantrekken.’ Hij kan ook chagrijnig blijven en vergoelijkend zeggen: ‘Het heeft niks met jou te maken’, maar vanuit het oogpunt van het kind helpt dat niets. Een kind is bloedloyaal aan zijn ouders en zelfs bereid zijn eigen ontwikkeling te vormen naar het welzijn van vader of moeder. Daar moeten ouders dus gevoelig voor zijn en op reageren.”

Tandenpoetsen en niet slaan

Niet voor niets noemt Steven het gezin “het trainingsveld voor de wedstrijd van het leven”. Hij legt uit: “Opvoeding is tweeledig. Het ene deel gaat over de praktische kant: tandenpoetsen voor je gaat slapen en anderen niet slaan, bijvoorbeeld. Het andere deel gaat over persoonsvorming. Daarvoor geldt: in je gezin van herkomst wordt je persoonlijkheid gevormd, creëer je eigenwaarde en zelfvertrouwen. Dat betekent dus ook dat ervaringen die je opdoet in het gezin van herkomst, nooit alleen dáár van betekenis zijn, maar ook daarbuiten. Aan de hand van die ervaringen maak je een – wat we noemen – ‘mentaal werkmodel’ over de wereld: zó zit de wereld in elkaar en zó moet ik daarop reageren. En precies daarom is die sensitief responsieve omgeving zo van belang. Om dat mentale werkmodel te helpen vormen.”

“Wat ook van belang is,” vult Steven aan, “is een omgeving die snapt dat leven léren is en dat leren falen is. En die snapt dat je niet alleen sensitief responsief moet zijn op de goede momenten, maar juist óók op de momenten dat het fout gaat. Alleen maar hard tegen je kind roepen hoe het moet of niet moet, is onvoldoende. Net zoals het geen zin heeft om tegen een kind te roepen: ‘Loop!’ Je wilt dat je kind zichzelf leert reguleren. Dat moet je als ouders dus co-reguleren.”

En daar gaat het vaak mis?

“Er zijn drie groepen kinderen: het overbeschermde kind, het gemiddeld beschermde kind en het onbeschermde kind. Die laatste groep kinderen krijgt zo veel vrijheid, dat het leven voor hen chaos wordt. Dan hebben we het over ouders die soms niet eens weten waar hun kind is. Die niet naar de ouderavond op school komen of nooit langs de voetbal- of hockeylijn staan. Die sensitieve responsiviteit, die gevoeligheid voor de eigenheid van het kind – ik ben betrokken op jouw leven – is er dan gewoon niet. Aan de andere kant van het spectrum heb je de overbeschermende groep ouders. Die laten hun kind van 8 nog niet alleen langs een sloot lopen, want stel dat hij erin kukelt. Beide groepen ouders bereiden hun kind niet optimaal voor op het bestaan.”

Straffen en belonen

“Ik hou van ferm ouderschap”, zegt Steven even later. “Dat betekent: heldere regels, duidelijke kaders. Tot 17.30 uur geen schermtijd en voor je 18e geen alcohol, om maar een paar afspraken te noemen die wij met onze twee zoons maakten. En binnen die kaders is het zo groen als het maar zijn kan. Daar komt bij: je kunt ferm zijn, zonder te straffen. Natuurlijk riepen we onze zoons ter verantwoording als ze over de schreef gingen en spraken we hen aan op de gemaakte afspraken. Maar wij hebben ze nooit gestraft.”

Waarom niet?

Hij wijst naar hond Easy, de Friese stabij, die rustig naast de eettafel ligt te slapen. “Ik kan onze hond maar op één manier iets leren, namelijk door straffen en belonen. Africhten heet dat. Dat komt doordat zij, net als alle andere dieren, een instinct heeft. Mensen daarentegen hebben een ander kanaal om gedrag te leren: inzicht. Stel, jij bent 4 en je geeft je 3-jarige broertje een klap. Vervolgens geef ik je straf. Wat jij dan leert, is dat je je broertje niet moet slaan, anders krijg je straf. Maar als ik vervolgens niet thuis ben, of ik ben uit het zicht, dan is die externe rem eraf. Maar ik wil nu juist die ínterne rem – je geweten – aanspreken.”

Pedagogische tik

“Bovendien”, vervolgt Steven, “weten we uit onderzoek dat kinderen die veel gestraft worden, het gevaar lopen een verminderde gewetensfunctie op te bouwen. Zij denken: als niemand het ziet, kan ik mijn gang gaan. Maar als je kinderen aanspreekt op hun geweten, en hun leert zich te verplaatsen in de ander, gaan ze snappen waaróm iets niet mag. Omdat die ander pijn heeft door de klap die ze geven, bijvoorbeeld. Jonge kinderen snappen dat nog niet. Die denken: ik heb geen pijn, dus er ís geen pijn. Dat inlevingsvermogen moeten ze dus aanleren.
Lukt dat in één keer? Nee, want leren is falen. En je hebt het voor het vierde levensjaar echt allemaal wel een keer tegen je kind gezegd. Maar het moet inslijten, dat is een langdurig proces.”

En dan is er nog de beruchte pedagogische tik.

“Die valt sowieso onder geweld en is sinds 2007 bij wet verboden. En terecht. Want jij geeft je kind een tik en de volgende dag geeft je dochter van 4 je zoon van 3 een tik. Want kinderen luisteren niet zozeer naar wat je zegt, maar kijken naar wat je doet. Je kunt heel hard tegen je kind schreeuwen dat hij niet zo moet schreeuwen. En je kunt je kind een klap geven om hem te leren dat hij zijn broertje niet moet slaan. Maar dat is ongepast en onveilig.”

Wie is Steven Pont?

Steven Pont (Amsterdam, 1962) studeerde ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit van Amsterdam, waarna hij als pedagogisch medewerker aan de slag ging op een behandelgroep voor uit huis geplaatste jongeren. Momenteel is hij werkzaam als ontwikkelingspsycholoog, systeemtherapeut en mediator.

Pont schreef diverse (ontwikkelings)psychologische boeken, onder meer Alle liefde is economie en Mensenkinderen. In 2018 was hij te zien als opvoedcoach in het EO-programma De Opvoeders en in het programma Het geheime leven van 4-jarigen.

Pont is de initiatiefnemer van Nul18, een platform waarbij hij scholen en kinderdagverblijven helpt het pedagogisch klimaat vorm te geven. In zijn podcast Bennis en Pontcast bespreekt hij de ontwikkeling van kinderen tussen de 0 en 18 jaar.
Steven Pont is getrouwd en vader van twee volwassen zoons.

Waarom onveilig?

“Stel, je gaat op safari naar een land dat je niet kent. Dan is een gids heel belangrijk, dus die huur je in. Vervolgens zegt die gids dat je nóóit met je rug tegen één bepaalde boom moet gaan zitten. Dat moet je echt niet doen, dat is heel gevaarlijk. De volgende ochtend kom je je tentje uit en wat zie je? De gids zit met zijn rug tegen zo’n boom. Daar begrijp je toch niets van? Hij zegt het één, maar doet het ander. Daar voel je je niet meer veilig bij.

Precies zo word je als ouder een onzekere factor in het leven van je kind als je zelf niet doet wat je zegt. Dus nee, er is niets pedagogisch aan een tik of aan slaan. Je bent niet bezig met opvoeden, het wil alleen maar zeggen dat je de controle kwijt bent en wanhopig bent.”

‘Scheld en sla niet’

Steven wil er nóg iets over kwijt. Want sommige ouders zeggen: ‘Ik ben zelf ook niet slechter geworden van zo’n tik.’ “Dat zijn ze wél. Ze zeggen dat alleen uit loyaliteit met hun ouders. Want op het moment dat je zegt ‘ik ben er slechter van geworden’, komt er spanning op de relatie met je ouders. Dus het is een manier van omgaan met de werkelijkheid – we noemen dat een copingmechanisme – waarmee je legitimeert wat je ouders hebben gedaan. En je blijft ze trouw door het zelf ook te doen. Daarmee geef je dus dat slechte voorbeeld weer door. En daarmee leer je een kind dat geweld een oplossing is, om maar wat te noemen. En je leert een kind bovendien níét om gedrag te reguleren. We hadden het net over co-reguleren. Als ik mijn kind begin uit te schelden of ga slaan, is dat ongereguleerd gedrag. Daarom zeg ik: als menselijke waardigheid hoog in het vaandel staat, scheld en sla je niet.”

Veel ouders willen de opvoeding anders doen dan hun ouders – om vervolgens in dezelfde valkuilen te stappen. Hoe komt dat?

“We noemen dat de intergenerationele overdracht. Daarbij worden thema’s die in de ene generatie spelen, uitgeleefd in de volgende generatie. De ware pedagogen zijn wat mij betreft niet zozeer de Maria Montessori’s en de Rudolf Steiners, maar dat zijn ouders die het lukt om die doorgeefrekening te stoppen. Makkelijk is dat niet. Want afrekenen met de belasting uit je jeugd – de pijnlijke thema’s – is een pijnlijk en intensief proces.

Denk nog even aan die pedagogische tik. Je eigen vader zegt: ‘Wij Van Dijkjes doen dat zo.’ Maar jij zegt: ‘De Van Dijken zijn daar nu mee gestopt.’ Dat kan bijna als verraad worden gezien; dan ben je dus even geen echte Van Dijk meer. Je vader vindt je een slappeling, en opa bemoeit zich er ook mee en zegt: ‘Ik ben er ook niet slechter van geworden.’ Ga daar als kind – met je loyaliteit naar je ouders – maar eens tegen in. Dan is het vaak makkelijker om – slechte – tradities voort te zetten.”

Klooien bij een Frans riviertje

Als Steven terugkijkt op zijn eigen jeugd, komen vooral de mooie herinneringen aan de Franse camping en aan het Noord-Hollandse strand boven. “Mijn ouders – mijn vader is vorige maand overleden, ze waren 63 jaar getrouwd – werkten allebei in het onderwijs. Dat maakte dat wij zomers vijf, zes weken met elkaar op vakantie gingen. Op de camping in Frankrijk. En in de weekenden waren we vaak in ons vakantiehuisje bij een boer in Heemskerk. Zelf woonden we driehoog in Amsterdam, dus die vakantieweken en weekenden waren fantastisch. Mijn broer en ik waren altijd aan het klooien bij een Frans riviertje, of we speelden bij de zee in Noord-Holland.”

Wat was helpend in jouw persoonsontwikkeling?

“Sport was bij ons heel belangrijk. En dat vind ik nog steeds. It takes a village to raise a child, zeggen we vaak. Met andere woorden: om een kind te laten opgroeien, heb je het hele dorp nodig. Sport draagt daar zeker aan bij. Ik zat op tennis en had een vrij strenge tennisleraar. Ondanks dat hij wat hoekig was, had ik veel respect voor hem. De boer bij wie wij ons vakantiehuisje huurden, was uit totaal ander hout gesneden dan wij, en zo leerde ik ook daarmee omgaan. Ik vind het heel goed dat je in je kinder- en pubertijd andere invloeden ervaart dan alleen die van je vader en moeder. Anders neem je al die neurotische trekjes van je ouders over. Het is goed dat je mensen in je omgeving hebt die het leven op een andere manier vormgeven – en dat ook blijken te overleven.”

Zijn er dingen die je bewust anders doet dan je ouders?

“Tja, dat is lastig te zeggen, omdat we in een heel andere tijd leven. Nu vinden we het normaal dat ouders op zaterdagochtend langs de lijn naar hun voetballende kind staan te kijken. Maar vroeger stond er nooit een ouder langs de lijn. Dus ik kan wel zeggen: ik sta langs de lijn en mijn ouders niet, maar als ik toen had geleefd en mijn ouders nu, was het andersom geweest.”

De weergave van Spotify vereist jouw toestemming voor social media cookies.

Toestemmingen aanpassen

Geschreven door

Mirjam Hollebrandse

--:--