Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Waarom Tuindorper Tine zwerfafval nooit laat liggen

‘Ik houd onze buurt graag een beetje dorps’

Fietst Tine van der Kuijl door haar wijk Tuindorp of elders in Den Helder en ziet ze weggegooide blikjes liggen? Dan stopt ze. De kwieke tachtiger - ze jogt zelfs nog - raapt dit zwerfafval altijd op, en wil zo een verschil maken in haar omgeving. “Waarom? Wij zijn verantwoordelijk voor de aarde.”

Deel:

Op deze maandagochtend in mei parkeert een busje van ‘Handhaving Gemeente Den Helder’ op de hoek van de Anemonenstraat, waar Tine al 35 jaar woont. Pal naast een grote restafvalcontainer ligt een berg afval, die zo te zien nog prima in de container zou passen. Ook eromheen ligt troep (een uitgestapte agente maakt er een notitie van). Al die rommel staat haaks op datgene waar Tuindorper Tine van der Kuijl (81) zich dagelijks voor inzet: een schone, prettige leefomgeving.

Geen sprietje gras

Ze woont een stukje verderop, langs het spoor. Als je door haar straat loopt, laat zich raden waar. Precies tegenover haar huis stuit je op een blikvanger in de berm. Ze heeft er, al heel wat jaren geleden inmiddels, een lange rij plantenbakken en bloemenmandjes naast elkaar neergezet. Die heeft ze enkele weken geleden gevuld met voorjaarsbloemen, zodat iedere voorbijganger er even van kan genieten in een verder nogal saai ogend, hier en daar wat verslonsd straatbeeld. 

Helemaal thuis

De wijk Tuindorp in Den Helder wordt soms, eufemistisch, ‘een kwetsbare wijk’ genoemd. Deze ruim honderd jaar oude woonbuurt is een van de bijna honderd tuindorpen die pakweg een eeuw geleden in Nederland ontstonden (zie kader). Maar anno 2023 kent deze wijk ‘sociale en fysieke achterstand’, zoals dat heet. 

Overlast en rommel

“Ik houd het hier graag een beetje dorps”, vertelt ze terwijl ze koffie en koek serveert. “Dus: ik zorg er in ieder geval voor dat mijn eigen buurt – en een stuk van de steeg hierachter – netjes is. Ik wil niet in een achterstandsbuurt wonen. Onze wijk had een naam, en die wil ik een beetje opkrikken. Er leven gelukkig heel veel normale mensen in Tuindorp, maar je hebt hier ook wel enkele asocialen en drugsverslaafden. Die zorgen soms voor overlast en rommel.”

Een doorn in uw oog?
“Nou, ik probeer gewoon zelf het goede voorbeeld te geven en deze buurt netjes en een beetje fleurig te houden.”

In het ‘Noord-Hollands Dagblad’ vertelde u vorig jaar dat u, ook bij het opruimen van weggegooide blikjes, wordt gedreven door uw geloof?
“Zeker. Ik doe dit omdat wij als mensen verantwoordelijk zijn voor deze aarde, voor Gods schepping. Wat ik doe, heeft alles te maken met mijn liefde voor de Here Jezus.”

Verse bloemen

Voor haar op tafel staat een boeketje verse bloemen: wilde hyacinten en fluitenkruid. “Gistermiddag vers geplukt, toen ik uit de kerk kwam. Ze groeien een paar honderd meter verderop, vlak bij de fietstunnel onder het spoor door. Ik geniet er net zoveel van als van een dure bos uit een bloemenwinkel. Die koop ik eigenlijk nooit.” Ze buigt zich voorover en wijst: “Kijk eens naar de prachtige blaadjes van dat fluitenkruid. Het zijn toch net kleine kanten kleedjes?”

Hield u als kind al van bloemen, planten en de natuur?
“O, nou en of. En dat heeft weer alles te maken met mijn moeder.” Lachend: “Ze was een beetje een rakker, hoor.”

Een rakker?
“Ja. Voordat we als gezin naar Tuindorp verhuisden, woonden we eerst in een andere buurt. Ons huis had een lange, L-vormige tuin. Die deelde mijn moeder in drieën. Mijn twee broers en ik mochten er alle drie een eigen tuintje onderhouden. ‘Wie dat het mooiste heeft, krijgt een prijsje’, beloofde ze. Een slimme zet van haar. Want dat wilde ik wel. Mijn broers vonden het prima. ‘Neem mijn stuk er maar bij’, zeiden ze. Dus deed ik ze alle drie, met veel plezier. Zo kreeg ik al vroeg groene vingers.”

Als 8-jarige

Ze groeide op in een gereformeerd-synodaal gezin, vertelt ze even later. “In de derde klas van de lagere school had ik een juffrouw die uit een pinksterkerk kwam. Zij kon práchtig Bijbelverhalen vertellen. Op een dag zei ze tegen ons: ‘We weten niet wanneer de Here Jezus terugkomt. Maar als Hij komt, hoor je dan bij Hem?’ Die vraag maakte heel veel indruk op me. Diezelfde avond heb ik, als 8-jarige, tegen Jezus gezegd dat ik altijd bij Hem wilde horen. Sindsdien is Hij de Koning van mijn hart. En de dominee bij wie ik als tiener catechisatie volgde, zei heel vaak: ‘Al wat gedaan wordt uit liefde tot Jezus, dat houdt zijn waarde en zal blijven bestaan.’ Dat ene zinnetje – uit een lied van Johan de Heer – heb ik altijd onthouden. Net als wat ik op mijn 21e tijdens een conferentie van Operatie Mobilisatie heb geleerd, namelijk dat Jezus’ koningschap zich wil uitbreiden tot in ons persoonlijk leven, ook als het gaat om de keuzes die je als christen maakt. Hij roept ons op óók trouw te zijn in het kleine.”

Hoort het opruimen van zwerfafval hier in Tuindorp voor u ook bij ‘trouw zijn in het kleine’?
Direct: “Ja. Voor mij heeft dat alles te maken met Gods koninkrijk.”

‘Pas vond ik zestien blikjes op één dag’

Er zijn natuurlijk ook heel veel niet-christenen die, net als u, van netheid houden en hun omgeving willen laten opfleuren. Maar bij u zit daar een diepere laag onder?
“Ja, mijn geloof. Ik hoop dat mensen dat aan mij merken. Daar kan ik soms, in alle bescheidenheid, ook iets over vertellen. De vraag is, elke dag weer: hoe benader je mensen? ‘Uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend’ (Filippenzen 4 vers 5, red.): die tekst is voor mij enorm belangrijk. Daar begint het mee.”

Van haar fiets geblazen

Tine, die nooit een auto heeft gehad, vertelt dat ze in 2020 letterlijk van haar fiets werd geblazen toen de storm Dennis over het land raasde. “Ik brak mijn heup en heb drie weken in het ziekenhuis gelegen, ook om te revalideren. Ik ben altijd graag bezig en kon al die tijd niks doen, maar ik vond het geweldig! Ik heb me heerlijk laten verwennen. En het viel achteraf reuze mee, want ik had me er al op ingesteld dat ik voortaan achter een rollator of met krukken moest lopen. Ik heb wel even een rollator gebruikt, maar die heb ik niet meer nodig.”

U kunt weer alles doen wat u wilt?
Tine zwaait naar een langslopende buurman. “Hij ziet me vaak lekker meedoen met het tv-programma Nederland in beweging. En ik jog zelfs nog. Tot nu toe is het ‘geen pijn en geen pillen’: een grote zegen. Ik ben blij dat ik, bijvoorbeeld als ik een deel van de steeg schoonmaak, gewoon weer op mijn knieën kan zitten.”

Verloofd in de Graftuin

Dat niet alles wat gebroken is helemaal geneest, weet ze uit ervaring: haar huwelijk liep stuk. “Ik heb jarenlang als verloskundige gewerkt. Onder andere – vijf jaar lang – in een ziekenhuis in Tiberias, in Israël. Daar heb ik mijn man leren kennen. Hij werkte destijds als Nederlandse vrijwilliger in een kibboets. In onze verkeringstijd heeft ook hij de Here Jezus persoonlijk leren kennen. We hebben ons in de Graftuin verloofd, en zijn in Israël getrouwd. Toen onze zoon Jozua geboren was, zijn we – eind 1983 – teruggekeerd naar Nederland. We hebben eerst vijftien maanden als staflid in Huis ter Duin in Petten gewoond, en verhuisden daarna naar Den Helder. Maar mijn man was manisch depressief en kon opeens vreselijk agressief worden.”

Ook agressief richting u?
“Ik heb weleens met een bloedneus in de hoek van de flat gelegen waar we woonden. Na de scheiding ben ik – met Jozua – hierheen verhuisd. Het wonderlijke was: tijdens ons huwelijk konden we vrijwel elke avond tóch samen hardop bidden. Alleen door Gods genade heb ik het huwelijk bijna negen jaar volgehouden. Omdat hij zo agressief en onberekenbaar was, naar mij en anderen toe, móést ik uiteindelijk wel een punt achter ons huwelijk zetten. Jozua was toen 4. Maar scheiden, als gelovigen…? Dat was de grootste worsteling van mijn leven.”

Hoe zijn jullie uit elkaar gegaan?
“Het was gelukkig geen vechtscheiding. Omwille van Jozua wilden we de verstandhouding zo goed mogelijk houden. Dat is, door Gods genade, gelukt. We hebben naderhand nog vaak spelletjes gedaan, met z’n drietjes, hier in de achterkamer. En we hebben elkaar ook vergeving gevraagd voor wat er mis was gegaan in ons huwelijk. Een heel kostbaar moment. Acht jaar voor hij overleed, kreeg hij een zware hersenbloeding. Sindsdien werd hij verzorgd in een verpleegtehuis. Toen ben ik zijn mantelzorger geworden. Ik kwam elke week op bezoek, heb al zijn papieren en financiën geregeld. Ik zat naast zijn bed toen hij, bijna veertig jaar na onze ontmoeting in Israël, stierf. Ook die zorg voor hem, al die jaren, hoort voor mij bij het trouw zijn. In het kleine en in het grote. Zo heb ik toch vrede met de scheiding – ‘tot de dood ons scheidt’…”

‘Het geld ligt op straat’

Terug naar het kleine: de blikjes. In de schuur naast haar fleurige achtertuin toont ze de oogst van de afgelopen periode: vijf grote boodschappentassen, propvol weggegooide frisdrank- en bierblikjes in soorten en maten.

Op veel blikjes zit sinds 1 april statiegeld.
“Dat statiegeld maakt het natuurlijk wel leuker. Het geld ligt op straat, hè? Ik merk dat er door die maatregel minder blikjes op straat liggen. Al vond ik er pas op één dag toch nog zestien.”

Wat doet u met dat statiegeld?
“Wat ik ervoor krijg, vijftien cent per blikje, doe ik in een potje. En als ik dan bij iemand op bezoek ga, koop ik van dat statiegeld weer een mooi bosje bloemen. Zo snijdt het mes aan twee kanten: ik houd de buurt schoon én ik kan iemand blij maken met een bloemetje of een plantje.”

Wanneer bent u begonnen met het opruimen van zwerfafval?
Peinzend: “Nadat we hiernaartoe zijn verhuisd, dus al meer dan dertig jaar geleden, begon ik rond het huis met zwerfafval opruimen. Het oprapen van flesjes en blikjes doe ik sinds een paar jaar. Tegenwoordig zijn het trouwens vooral blikjes.”

Gaat u er ook weleens bewust op uit om die te zoeken?
“Nee, dat niet. Maar of ik nu wandel of fiets, ik ben er iedere keer op gespitst: ligt er iets, op straat of in de berm? Dus ik neem standaard een tas mee, ook als ik buiten mijn eigen wijk ben.”

Is het voor u een soort sport geworden?
Glimlachend: “Een beetje wel, ja.”

Met een bezem

We stappen de schuur uit, het zonlicht in. Tine beent de achtertuin door, opent de houten poort en loopt de steeg in. “Een heel stuk ervan houd ik ook schoon, maar ik moet er binnenkort wel nog even goed met een bezem doorheen.” 

Naast de Tuindorpschool

Het is een stuk grond van zo’n achthonderd vierkante meter, naast de Tuindorpschool. In deze moes-, kruiden- en bloementuin is iedereen welkom, met speciale aandacht voor kinderen. Er zijn diverse speelattributen en er ligt kindergereedschap voor hen klaar. Buurtbewoners kunnen hier zaaien, planten, schoffelen en oogsten.

“Ooit stond het onkruid op dit stuk braakliggende grond heel hoog”, herinnert Tine zich. “Geen gezicht. Maar met elkaar hebben we er iets moois van gemaakt, waar jong en oud nu van kan genieten. Tijdens een jaarlijkse tuinkeuring hebben we er zelfs een keer een aanmoedigingsprijs mee gewonnen.”

Uitbundig zonlicht

Als we weer in de woonkamer zitten, kijkt Tine naar het schilderij dat boven de bank hangt: een landschap met rietplanten, uitbundig zonlicht, een overvliegende vogel en water. “Hoe meer ik ernaar kijk, hoe meer ik erin zie. Het is allemaal natuur. En het licht… Dat straalt uit naar boven, naar onder, naar links en naar rechts. Als ik ernaar kijk, denk ik steeds vaker: zo wil ik ook leven.”

Hoe bedoelt u dat?
“Overal waar ik kom, wil ik iets van Gods licht uitstralen. Door blikjes op te ruimen en bloemen in de berm te zetten. Maar zeker ook door de manier waarop ik anderen benader. Met vriendelijkheid. En met blijdschap. Niet dat ik met iedereen in Tuindorp aansluiting krijg, hoor. Maar ik probeer het wel. Ik hoop en bid dat de mensen hier aan me merken dat Jezus mijn Koning is.”

Bloemen in de berm

Voor we afscheid nemen, kijken we nog even van dichtbij naar de bloemen die ze in de berm tegenover haar huis heeft gezet. Terwijl we op de brandschone stoeptegels staan, bukt ze opeens. “Kijk nou…” Met een soepele beweging vist ze een blikje energiedrank uit een plantenbak. Ze giet het laatste restje ‘suikerwater’ tussen wat knalgele viooltjes, en draait het glimmende metaal rond in haar handen. “Jammer,” knipoogt ze, “hier zit geen statiegeldlogo op.”

Wie is Tine van der Kuijl?

Tine van der Kuijl (1942) is geboren in Wieringen, als tweede van vijf kinderen. Ze groeide op in Den Helder, waarvan het grootste deel in de wijk Tuindorp. Ze volgde een gezinsverzorgingsopleiding en werkte in zestig gezinnen. Tijdens en na haar opleiding tot verpleegkundige en verloskundige werkte ze in Nederland, Engeland en – van 1975 tot 1983 – in Israël, in ziekenhuizen en instellingen. Ze trouwde in 1978 en kreeg één zoon, Jozua (41). Na bijna negen jaar liep haar huwelijk uit op een scheiding. Tine is in 2012 geridderd voor het vele vrijwilligerswerk dat ze heeft gedaan.

Geschreven door

Gert-Jan Schaap

--:--