Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Mozes de watermanager: waar ging het mis?

Is water een vloek of een zegen?

Water. De mens heeft altijd al een turbulente relatie met dit oerelement gehad. Ook in het leven van de grote leider van het Oude Testament, Mozes, speelt het een grote rol.

Deel:

De zomer is een tijd van water. Als het warm is, heeft je lichaam vocht nodig. We zoeken zwembaden op, meertjes en de golven van de zee. Water verkoelt en hydrateert, maar speelt nog een veel grotere rol in ons leven. Het reinigt én kan bacteriën helpen verspreiden. Valt er te weinig regen, dan hebben we een probleem. Smelten de ijskappen, dan hebben we óók een probleem. Water vormt een natuurlijke grens tussen plaatsen en mensen. Wie naar de Titanic duikt, brengt zichzelf in gevaar – maar zodra het een paar dagen warm is, hoor je alweer over een kind dat verdronk in veel minder diep water, gewoon in Nederland.

Turbulente relatie

Water is een vat vol mogelijkheden en gevaren. Wie als mens het water goed weet te managen, is de leider van de toekomst. Dat zag prins Claus goed in toen hij onze toenmalige kroonprins Willem-Alexander aanraadde om zich te gaan toeleggen op watermanagement. Een groot deel van de huidige en aankomende problemen heeft namelijk te maken met water. Dat is niet alleen iets van onze tijd: de mens heeft altijd al een turbulente relatie met dit oerelement gehad. Ook in het leven van de grote leider van het Oude Testament, Mozes, speelt het een grote rol.

Water heeft er lange tijd voor gezorgd dat Egypte een van de rijkste landen ter wereld was. De rivier de Nijl overstroomde met enige regelmaat en zorgde voor een zeer vruchtbare delta. Daar konden de Egyptenaren op rekenen in hun landbouwplanning, en zo werden ze al gauw bijzonder machtig. Met die macht gingen ze niet altijd even sympathiek om: aan het begin van het Bijbelboek Exodus dwingen ze het Hebreeuwse volk om als slaven te werken. Zij moeten de voorraadsteden aanleggen waar de Egyptenaren al hun overtollige graan kunnen opslaan. De rijkdom van de Nijl is een zegen voor Egyptenaren, maar wordt tot vloek voor Hebreeërs.

Genocide

Dat wordt nog erger wanneer de farao van Egypte vindt dat er te veel Hebreeuwse jongemannen rondlopen in zijn land. Hij is bang voor een opstand – bang dat ze zijn vruchtbare land afpakken en de graanvoorraad plunderen. Daarom geeft hij de Egyptenaren een gruwelijke opdracht: alle pasgeboren Hebreeuwse jongetjes moeten in de Nijl worden verdronken. Het hele Egyptische volk moet aan die genocide meewerken. Hier doet de farao iets intens goddeloos. In zijn ongebreidelde haat verdraait hij het scheppingswerk van God op demonische wijze: de rivier die altijd leven gaf, brengt nu aan velen de dood.

Jochebed, een Hebreeuwse moeder, gehoorzaamt de farao en vertrouwt haar baby toe aan de Nijl. Dat doet ze wel op haar eigen, gelovige voorwaarde: ze legt het drie maanden jonge kindje, dat ze nog maar geen naam heeft gegeven, in een mand van papyrus. Zo drijft het weg, terwijl haar hart breekt. Normaal gesproken is haar zoon hetzelfde lot beschoren als al die andere jongetjes: zijn mandje zal gaan lekken, het water wordt zijn dood. Godzijdank staat verderop de Egyptische prinses in de Nijl. Zij gebruikt het water om zich te wassen – misschien om zich te reinigen van de vuiligheid van haar vader. Ze ziet het kind en adopteert het direct. Zijn naam wordt: Mozes, opgeviste.

Geredde enkeling

Nu Mozes voorlopig veilig is, is het interessant om even uit te zoomen en te zien dat water in de hele Bijbel een rol van leven en dood vervult. Als Jochebed haar baby in een mandje legt, gebruikt de Hebreeuwse verteller hetzelfde woord dat gebruikt wordt om de ark van Noach aan te duiden. In dat verhaal dreigt de waterdood de hele wereld te overvallen, maar ontkomt er één familie aan de ramp. In beide gevallen is het God die ingrijpt en een nieuw begin wil maken aan de hand van die gedoemde drenkeling die een geredde enkeling mag worden.

Van het begin tot het einde van de Bijbel is God een watermanager die zorgt dat er leven kan zijn op aarde. Voordat God begint te scheppen is er alleen nog maar een grote oervloed. Op de tweede én derde scheppingsdag geeft God het water een eigen, afgemeten plek, zodat daarnaast ook lucht en land mogen bestaan. In het visioen van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde waarmee het laatste Bijbelboek Openbaring eindigt, is er geen zee meer. Alleen maar een kristalheldere rivier met water dat leven geeft. De dreiging van kolkend water is weggenomen, de vitaliteit van H2O blijft altijd bestaan.

Mythische kracht

Zodra Mozes van God de bevrijder van de Hebreeuwse slaven mag worden, gebeuren er nog meer wonderlijke dingen met water. Door de Nijl stroomt geen water meer, maar bloed. Wat Egypte eerst nog leven gaf, staat nu symbool voor de dood. Daarmee spiegelen Mozes en God de farao voor wat hij zélf met de schepping heeft gedaan. Gelijktijdig leren ze het hele volk een les die nieuw en uniek is: dat de Nijl geen godheid op zichzelf is, dat er geen Egyptische god is die de rivier voor altijd intact houdt en beschermt. Integendeel: het water is een ontembare mythische kracht, tótdat je gelooft in de ene God van hemel en aarde.

Pad door de zee

Diezelfde God doet vervolgens iets nóg ondenkbaarders. Terwijl de Hebreeërs ontsnappen uit Egypte, worden zij opgejaagd door een leger van de farao. Dat leger jaagt hen richting zee. Een zee zwem je niet zomaar over, dus het wordt kiezen: terug de slavernij in, of omkomen in de zoute watermassa. Maar dat duivelse dilemma is buiten God gerekend. God laat Mozes zijn staf in de lucht houden, en direct ontstaat er een pad dwars door de zee. Zelfs de meest onverslaanbare natuurkracht wijkt nu voor het plan van God, die zijn volk bevrijdt uit de slavernij. Het pad sluit zich zodra de Egyptenaren het betreden, en zo worden de rollen omgedraaid: het water is veilig voor de Hebreeër, maar betekent de dood voor elke slavendrijver.

In hun tocht richting een nieuw bestaan moeten Mozes en zijn volk nog veertig jaar door een woestijn zwerven. Voor het eerst zijn ze ergens waar niet water, maar watertekórt een gevaar vormt. Herhaaldelijk vragen de dorstige Hebreeërs aan Mozes wat ze in hemelsnaam moeten drinken. Ook hier toont God zich als iemand die leven geeft en de elementen beheerst: zolang Mozes in verbinding staat met God, is er altijd zoet water om te drinken.

Opgebrande leider

Dat is waar het uiteindelijk misgaat met Mozes. Op een kwade dag staat het volk weer bij hem te klagen over de droogte. Mozes is ten einde raad als opgebrande leider van een troep gevluchte slaven in een woestijn. Boos loopt hij samen met zijn broer naar de klagers toe, slaat twee keer op een rots, en daar stroomt het water alweer. God heeft er wéér voor gezorgd, maar Mozes verspreekt zich als hij in zijn woede iets roept als: “Zal ik dan maar weer water voor jullie regelen?”

De man die als baby machteloos op een arkje heeft gedreven, had beter moeten weten: uiteindelijk is geen enkel mens de baas over het water. Geen menselijke leider is een échte watermanager, want de enige die “de wateren met holle hand omvat”, in Jesaja’s woorden, is God zelf. Van begin tot einde leren we lessen uit Mozes’ leven aan de hand van water. Uit al zijn ervaringen zien we hoe machteloos we eigenlijk staan tegenover de grillige natuur, waar soms te veel, soms te weinig water is. Waar water leven en dood, kansen en onmogelijkheden kan bieden. Ook de moderne mens met dijken, cruiseschepen, kranen, sluizen en polders mag van Mozes’ verhalen leren hoe fundamenteel afhankelijk wij nog altijd zijn van de Allerhoogste. Wie oplet, leest het bewijs nog elke dag in de krant.

Geschreven door

Alain Verheij

--:--