Ga naar submenu Ga naar zoekveld

'In elke basisschoolklas zit gemiddeld één kind dat misbruikt wordt'

'Wegkijken van seksueel misbruik is schadelijker dan je denkt'

In elke basisschoolklas zit gemiddeld één kind dat misbruikt wordt. Om het trauma van seksueel misbruik te verzachten, vervullen omstanders een cruciale rol. Toch blijken velen van hen weg te kijken, wat het lijden alleen maar vergroot. Journalist Rinke Verkerk schreef er een boek over.

Deel:

Toen Rinke een aantal jaar geleden zelf kinderen kreeg, dacht ze veel na over haar eigen jeugd. Haar schoolgenoot Lenneke* kwam weer in haar herinnering, die destijds een traumatische ervaring met haar had gedeeld. Ze was misbruikt door haar opa. Rinke, toen 13, wist geen raad met het haar toevertrouwde geheim en negeerde het meisje in de jaren daarna – net als talloze anderen.

“Een paar jaar geleden dacht ik: hoe is het eigenlijk met haar? Ook wilde ik sorry zeggen voor het feit dat ik haar toen zo in de steek had gelaten.” Rinke en Lenneke kwamen met elkaar in contact en naar aanleiding van Lennekes verhaal besloot Rinke een boek te schrijven over de rol van omstanders bij seksueel misbruik: Het hele dorp wist het.

Waarom kijken omstanders vaak weg?

“Omdat we niet willen dat kindermisbruik voorkomt in onze eigen sociale kring. Want dan kan het ons of onze kinderen ook overkomen. We geloven het niet, of zoeken een reden waarom het dit slachtoffer wel kon overkomen en ons niet. ‘Zij trok ook wel veel aandacht.’ Zo geven we het slachtoffer de schuld. Tot slot kijken we vaak weg omdat we niet weten hoe we moeten reageren. Dus doen we maar niets.”

Lenneke bleek veel vergevingsgezinder dan jij voor jezelf was. Wat deed dat met je?

“De bereidwilligheid waarmee Lenneke mij vrijsprak – ‘je was nog maar 13’ – stond in schril contrast met onze onbereidwilligheid haar destijds te steunen. Dat vind ik aangrijpend. Achteraf zeg ik: ik had wél iets kunnen doen. Ik had met haar naar de rector kunnen gaan. Naar mijn ouders.

Als je niets doet, kies je partij voor de dader

Tegelijkertijd groeide ik op in een sociale gemeenschap waarin seksueel kindermisbruik eigenlijk heel onbespreekbaar voelde. Ik had ook niet zomaar het idee dat ik even naar iemand toe kon met dit verhaal. We zaten allebei vast in een soort wegkijkcultuur. Ik denk dat het aan volwassenen is om dit soort situaties bespreekbaar te maken.”

Wordt er in een dorp meer weggekeken dan in de stad?

“Dat wordt misschien gedacht. Net als dat mensen denken dat het in een religieuze omgeving meer gebeurt dan in een niet-religieuze omgeving. Of in een keurige buurt minder dan in een achterstandswijk. Maar dat is niet waar. De cijfers zijn overal hetzelfde, namelijk: in elke basisschoolklas zit gemiddeld één kind dat misbruikt wordt, en in een klas van 16-jarigen zijn dit er twee tot drieënhalf.”

Wat kunnen volwassen omstanders concreet doen?

“Een kind dat slachtoffer wordt van seksueel misbruik, denkt: ‘Er is iets mis met mij waardoor ik hiervoor ben uitgekozen.’ Als omstanders moet je zo’n kind weer de waarheid laten zien over zichzelf. Het is een lief, goed kind, dat erbij hoort. En je kunt zo’n kind vertellen dat alle schuld en schaamte van het misbruik bij de dader hoort. Laat ook merken dat er bij jou ruimte is voor het verhaal van het slachtoffer. Want die verlangt ernaar gehoord te worden. Als je als omstanders doet of het niet bestaat, creëer je een dode hoek, een schemergebied waar daders geheimen kunnen verstoppen.

En verder: onderneem actie door contact op te nemen met het Centrum Seksueel Geweld. Wat de dader wil, is dat slachtoffers en omstanders niets doen. Daarom zeg ik: als je niets doet, kies je partij voor de dader. Nietsdoen of wegkijken is schadelijker dan je denkt.”

Wat raad je mensen aan die weet hebben van misbruik in hun omgeving, korter of langer geleden?

“Dat je altijd kunt terugkomen op dingen die je gezegd of gedaan, of juist niet gezegd of niet gedaan hebt. Dat heeft waarde, want je ontschuldigt iemand daarmee. Je zegt dan: ‘Het lag niet aan jou, maar aan mij.’

En wat ik belangrijk vind, is dat we met elkaar ongepast gedrag zien en benoemen. Als je ziet dat iemand zijn hand op een vreemde plek legt bij een kind, zeg dan gewoon: ‘Kun je je hand daar even weghalen? Ik krijg daar een ongemakkelijk gevoel bij.’ Daarmee verklein je de dode hoek. Zonder iemand meteen te verketteren, laat je wel zien dat ongepast gedrag wordt benoemd en gecorrigeerd.”

*Lenneke is niet haar echte naam.

Geschreven door

Mirjam Hollebrandse

--:--