Ga naar submenu Ga naar zoekveld

'Met Argentijnse hamburgers helpen we onze landbouw om zeep'

Wat kan de gewone consument doen?

Overal in Europa protesteren boeren tegen het beleid van hun overheid en de Europese Unie. Ze vrezen voor hun toekomst. Maar ligt het probleem niet veel meer bij onze neiging het goedkoopste eten uit verre landen te halen?

Deel:

Ook dit nog

In deze rubriek legt Visie wekelijks een stelling rondom het nieuws voor aan een deskundige. 
Ga naar Dit.eo.nl voor meer stellingen en meningen.

Over dat soort vragen denkt Jan van der Stoep als bijzonder hoogleraar christelijke filosofie aan de Wageningen University na. “Het probleem is natuurlijk groter dan alleen de Argentijnse hamburgers, maar ik herken me wel in de stelling. Wij hebben een wereldwijd voedselsysteem gecreëerd waarin we gaan voor de laagste prijzen. Als Nederland zijn wij trots op onze export, maar we voeren tegelijkertijd allerlei goederen in om die export mogelijk te maken. Denk aan soja uit Brazilië of grondstof voor kunstmest. Dus we stoppen eerst heel veel uit het buitenland in onze landbouw om het daarna zo goedkoop mogelijk te exporteren, met een stikstofprobleem tot gevolg. En andersom halen wij zo goedkoop mogelijk voedsel uit het buitenland. Die race naar de bodem heeft een groot effect op onze omgeving. En daar zijn de boeren de dupe van. De grote bedrijven overleven, de boeren moeten eindeloos groeien om te kunnen blijven bestaan. Hun aantal neemt af, net als bij de grutto.”

Dat schetst een bijna hopeloos beeld. Is er toekomst voor de boer?

“Jazeker. Maar dat vereist van alle partijen wat. Van boeren die nieuwe initiatieven durven te nemen. Die biologisch of natuur-inclusief willen boeren, die lokaal grondstoffen halen en hun afzet in de omgeving hebben. Daar zit mijn hoop – al zijn er ook genoeg mensen aan de Wageningen University die geloven in een meer klassiek model. Wij zijn bijvoorbeeld lid van een voedselcoöperatie die bij de boeren in de buurt biologisch voedsel haalt en dat distribueert. Dat scheelt de verleiding van Argentijnse hamburgers in de supermarkt. Zulke initiatieven, denk ook aan Herenboeren, zorgen ervoor dat het boerenbedrijf ingebed blijft in de samenleving.”

Wat kan de gewone consument doen om dit tij te keren?

“Genoeg! We kunnen allerlei oordelen over de landbouw en over boeren hebben, maar vaak zijn wij als gewone consument het meest van de grond vervreemd, omdat we voor goedkoop, kant-en-klaar voedsel gaan. Mijn oproep is dus: wees bereid om meer te investeren. Voeg je naar de seizoenen in Nederland, koop eten uit de buurt, liefst met een keurmerk, en als je vlees eet, ga dan voor lokaal vlees van goede kwaliteit, van dieren waar goed voor gezorgd is. Maar nog beter: betreed zelf het erf. Ga in je omgeving kijken. Er zijn zo veel initiatieven rond voedselbossen, stadstuinen, boeren die je willen betrekken bij het bedrijf. Dat is niet alleen goed voor de boer, maar vooral ook voor jezelf.”

Hoe bedoel je dat?

“Het Bijbelverhaal zelf begint bij een tuin, de hof van Eden. De mens en de aarde horen bij elkaar: Adam, de mens, hoort bij adama, de grond van de akker. Als jouw wereld een wereld van stoeptegels is, hoe kom je dan ooit nog bij die primaire boodschap van de Bijbel? Wij zijn uit aarde genomen en keren weer terug naar de aarde. Dat is wezenlijk in de Bijbel. Doordat wij geen enkele binding meer hebben met de oorsprong van ons leven, ons voedsel, ons zijn, denken we vaak dat het christelijk geloof alleen maar om onze ziel gaat. Maar het gaat om het hele leven. Lichaam en ziel. Als Israël de aarde verwaarloost, volgt oordeel. En als wij de wereld uitbuiten, wreekt zich dat, zo laat Openbaring zien. In verbondenheid met de aarde komen wij tot ons recht.”

Hoe geef je dit aan studenten mee?

“Op mijn colleges christelijke filosofie komen zowel christelijke als niet-christelijke studenten af. Ik zie hun behoefte om opnieuw te kijken naar voedsel. Omdat het nodig is voor onze toekomst, als boer en als samenleving. Dan blijken ook voor niet-gelovige studenten woorden als ‘dankbaarheid’ en ‘hoop’ heel belangrijk. Want als je echt dankbaar kunt zijn voor je eten, kijk je er anders naar. Dan weet je: het is me gegeven en ik mag het ontvangen. Misschien is er wel een dier voor gestorven. Ineens wordt bidden voor het eten dan een sterk ritueel: je belijdt je afhankelijkheid. Dat geldt ook voor de klassieke bid- en dankdagen. Met die twee momenten in de kerkelijke liturgie hebben we iets enorm krachtigs in huis.”

Geschreven door

Pieter-Jan Rodenburg

--:--