Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Boer Jan reed in totale wanhoop zijn trekker tegen de stalmuur

‘Ik heb in tranen afscheid genomen van de koeien’

In totale wanhoop reed hij de trekker tegen de stalmuur. Voor Jan den Boer was het boerenbestaan zijn identiteit, maar ook een molensteen om zijn nek. Tot hij tijdens een nacht oog in oog kwam te staan met God. “Het was een nacht van vrede, zoals ik die nog nooit heb ervaren. Wonderbaarlijk was het.”

Deel:

Hoelang hij in de auto zat? Een half uur? Langer? Hij weet het niet meer. Eén ding weet Jan den Boer wel: ik wilde niet meer terug naar de boerderij. Ik wilde weg, wegrijden – waarheen maakte niet uit. Voor zijn vrouw Lijni en de kinderen was even geen ruimte in zijn hoofd. De stem in zijn gedachten overschreeuwde alles: niet meer naar de boerderij. Niet meer naar de keukentafel, de koeien, de eeuwige druk van een bedrijf.

Lentelicht

“Gelukkig ben ik wel teruggereden”, vertelt Jan (65) in de woonkamer van zijn huis aan de Brandwijkse Gijbelandsedijk. Naast hem is Lijni aan het haken. Op verschillende plekken in de kamer staan en hangen eerdere creatieve werken van haar hand. Aan de muur prijkt een foto van hun vier kinderen, buiten strekken de polders van de Alblasserwaard zich uit in het frisse lentelicht. Jan vertelt open over de duistere periode die hem van de boerderij naar zijn huidige woonhuis bracht. Af en toe vult Lijni hem kort aan.

Wie is Jan den Boer?

Als jongste boerenzoon groeide Jan den Boer (1958) op in Oud-Alblas, waar hij het melkveebedrijf van zijn vader in groeide. Na de landbouwschool en de vakopleiding rundvee startte hij in 1980 samen met zijn vader een groter melkveebedrijf, dat hij combineerde met diverse bestuursfuncties, met name op agrarisch gebied. Daar kwam een eind aan toen hij na jaren strijd zijn bedrijf in 2006 van de hand deed. Op dit moment coacht Jan boeren met pastorale problemen, in samenwerking met het Christen Contact Agrarisch (CCA). Over zijn strijd schreef hij het boek De Oversteek. Jan is getrouwd met Lijni en vader van drie zonen en een dochter.

Over de worsteling met het boerenbestaan, zijn diepe depressies, het afscheid van de boerderij en de wrijving die dat gaf in zijn gezin schreef hij een boek: De Oversteek. “Omdat er wel vaak óver boeren, maar niet vaak door boeren wordt geschreven. Ik hoop dat het boek wat openheid geeft bij boerengezinnen. Als boeren dankzij dit boek de stap durven zetten om hulp te zoeken, is mijn missie geslaagd. Want ik heb zelf door schade en schande ervaren dat je niet alleen hoeft te worstelen.”

Torenhoge rente

Als jongste van zes kinderen was het boerenbestaan allesbehalve een vanzelfsprekende levensbestemming voor Jan. “In principe waren er vijf opvolgers boven mij. Maar op de tweede na waren die niet erg geïnteresseerd in het reilen en zeilen. En mijn tweede broer koos uiteindelijk voor het predikantschap. Hij heeft nog grotere boerenhanden dan ik; een dominee met kolenschoppen, zoals we dat noemden.” Bij Jan, die als jongste wat meer vrijheid kreeg, ontstond de liefde en interesse voor de boerderij gaandeweg. In alle rust groeide hij het bedrijf van zijn vader in. “Dat ging bijna vanzelfsprekend. Ik werd de opvolger, daar dacht ik zelf ook niet heel hard over na. Maar mijn interesse lag al vanaf het begin ook buiten de boerderij. Ik werd penningmeester van de discotheek die we net hadden opgericht en nog voordat ik officieel in de maatschap met mijn vader ging, was ik al voorzitter van de plattelandsjongeren. En ik volgde een cursus ‘Spreken in het openbaar’. Welke boerenjongen doet dat nu? Dat heb je toch niet nodig op het erf? Maar ik deed het.”

Laat alles maar stikken, laat me met rust

Boer-zijn is meer dan alleen zorgen voor dieren, ontdekte hij al snel. Helemaal toen er eind jaren zeventig door ruilverkaveling een volgende stap gezet ging worden: schaalvergroting. Op een nieuwe plek met meer grond verrees een gloednieuw bedrijf. Zowel Jans ouders als Lijni, hij en later vier kinderen kregen er een plekje. “We hadden een hypotheek met een torenhoge rente van twaalf procent. Dus dat was soms ontzettend spannend. Mijn vader lag er wakker van, al sprak hij er weinig over. En ik verloor me in het werk. In die tijd ontwikkelde ik ook astmatische klachten. Achteraf gezien kwam dat vast door de druk en het werk, maar daar hadden we het niet over. Want dat hoorde erbij: hard werken, dan volgde het succes vanzelf.”

Aan de keukentafel

Jan herkent dit patroon bij andere boeren, waar hij als coach, betrokken bij het Christen Contact Agrarisch (CCA), de laatste jaren aanschuift. Altijd aan de keukentafel: de plek waar alles samenkomt. Waar de gesprekken met de bank worden gehouden. Waar de zorgen om een ziek dier worden besproken. Het werk verdeeld. Waar wordt gemopperd om de melkprijs, gesproken over de opvolging, nieuwe investeringen. “Maar het gaat zelden een spade dieper”, is Jans ervaring. “Over je eigen worstelingen met het bedrijf. Over twijfels, of over de vraag of een keus wel de juiste is. Boeren zijn vaak binnenvetters, zelfs binnen het gezin.”

Zo ook Jan. Het werk op de boerderij, de druk van het bedrijf: het ging hem steeds meer tegenstaan. Helemaal toen er tegenslagen volgden. Een darminfectie bij de koeien. Wateroverlast. Jan werd overvallen door een ernstige depressie. De eerste van vele. “Het gekke is: met name tijdens de zomer had ik er last van. Dan kon ik niet van het bedrijf af. Ik zonk steeds meer weg. Er was geen dankbaarheid meer, geen plezier. Alleen nog oppervlakkigheid, boosheid en agressie. Niet naar mijn gezin – naar hen klapte ik helemaal dicht – maar wel naar mezelf. En naar de koeien. En ik dacht alleen: laat alles maar stikken. Laat me met rust. Zo heb ik een keer de trekker tegen de stalmuur gereden. Waarom? Ik weet het niet. Waarschijnlijk uit pure wanhoop.”

Zwarte momenten

In zijn boek omschrijft Jan het als een zwarte vogel die regelmatig neerdaalt. “Toen mijn zus het boek las, zei ze: ‘Het is een wonder dat je er nog bent.’ Misschien is dat wel zo. Ik heb met de gedachte gespeeld er een einde aan te maken. Ik weet de boom nog te staan die ik daarvoor wilde gebruiken. Als ik erlangs rijd, denk ik aan dat zwarte moment, maar voel ik ook dankbaarheid dat ik er nog ben.”

Ik had in donkere tijden niks aan God

Moeilijk waren ook de hoogtijdagen: verjaardagen van zijn ouders, kerstdagen, nieuwjaarsdag. “Dan kwamen al mijn broers en mijn zus langs en was het gezellig in de woonkamer van mijn ouders. Maar ze vroegen nooit naar het bedrijf. Of naar mij. En terwijl zij lekker op visite kwamen, moest ik de melkput in. Dat vond ik zo confronterend. Ik wilde daar ook zijn, in die woonkamer, maar moest de stal in.” Toen Jan en Lijni hun 25-jarig huwelijksjubileum vierden, zat Jan midden in zo’n zwarte tijd. Lijni moest hem bijna letterlijk de stal uit trekken. “De foto van die dag hangt nog in onze slaapkamer. Als ik ’m zie, weet ik precies hoe ik me voelde: ik wil hier niet zijn. Ik moet, maar ik wil niet. Laat mij. Ik kan er nog emotioneel om worden.”

Millimeter lucht

Het gekke is: buiten het bedrijf kregen maar weinigen die Jan te zien. “Als ik naar een kerkenraadsvergadering ging, of een bestuursvergadering, leek ik de vrolijke, enthousiaste, welbespraakte Jan den Boer. Maar als ik dan terug moest…” Zo eindigde Jan in zijn auto, na een vergadering, worstelend met dat stemmetje: niet naar de boerderij terug. “Ik wist dat ik mezelf er niet uit kon redden. Maar hulp vragen? Dat deed ik niet.” Kerkenraadsvergaderingen en kerkgang hielpen Jan enigszins. “Soms kreeg ik er wat bemoediging of een handvat om verder te kunnen. Toch was God dikwijls ver weg, hoor. Ik wist vanbinnen dat Hij er was, omdat ik dat met de paplepel ingegoten had gekregen. Maar ik had er in die donkere tijden niks aan.”

Dus greep Lijni in. Zij zorgde dat de huisarts op een dag in de stal stond. “Toen moest ik wel. We hebben aan de keukentafel een openhartig gesprek gehad. Hij zorgde er toen, en later vaker, voor dat ik weer een paar millimeter lucht ervoer. Dat ik weer even naar boven kon kijken, door de medicatie, maar ook door de gesprekken met hem.”

Reanimeren

Een absoluut dieptepunt was het jaar 2001. Het begon met de uitbraak van mond-en-klauwzeer. Eerst in Engeland, maar in het voorjaar ook in Nederland. Hoewel het bedrijf van Jan gevrijwaard bleef van ziekte en ruimingen, hing de dreiging als een zwaar wolkendek boven het voorjaar. En toen de ziekte afnam en de druk lichter werd, kreeg het gezin de volgende klap te verwerken. Jans vader klaagde al bijna een week over vermoeidheid en lusteloosheid. Op een ochtend was die zo heftig, dat Jan hem langs de huisarts en het ziekenhuis bracht. Die stuurden hem weer naar huis: de uitslag zou volgen. Maar die middag zakte vader in de keuken ineen. “Mijn moeder riep onze dochter die thuis was. Zij was er als eerste bij, toen kwam onze zoon Dennis, toen 14 jaar. Hij heeft, samen met de huisarts, hem geprobeerd te reanimeren. Toen ik thuiskwam, zag ik hoe zij uit alle macht probeerden hem te reanimeren. Het beeld van mijn vader, liggend naast de keukentafel, met de huisarts en Dennis geknield naast hem, raak ik nooit meer kwijt.” Daar overleed de vader van Jan.

Het plotselinge overlijden bracht nog iets met zich mee: de voorzichtige gedachte dat Jan zijn bedrijf misschien wel los mocht laten.

Wonderbaarlijk

Maar Jan had een opvolger. Tenminste, zo leek het voor de buitenwereld. Dennis, zijn derde kind, was altijd al gek op de koeien. Als klein jochie liep hij met opa mee en hij nam steeds meer verantwoordelijkheden in het bedrijf. “Niet bij de koeien weg te slaan”, omschrijft zijn vader hem in het boek. “Maar”, vertelt Jan, “ik had ook oprechte twijfels bij zijn capaciteiten als ondernemer. En boer-zijn hangt daar steeds sterker mee samen. Heel kort door de bocht: ik zag hem geen boer zijn, al vond hij zelf van wel. Het leek me onverantwoord.”

Jarenlang worstelde Jan ermee. Moet ik stoppen? “Boer-zijn is meer dan een beroep. Het is je identiteit, je leven. De grond waarop je leeft. Je zet niet zomaar een bord in de tuin met ‘te koop’. Vanwege je vader, die er zijn levenswerk van heeft gemaakt. Vanwege de grond, waar je diep mee verbonden bent. Vanwege je collega-boeren. Onbewust voelde ik me schuldig over de overweging om ermee te stoppen.”

Opnieuw was het Lijni die voor een doorbraak zorgde, door bij Jan aan te dringen om contact op te nemen met het eerdergenoemde Christen Contact Agrarisch, een organisatie die boeren bijstaat. Een coach kwam langs. “We zaten, opnieuw aan de keukentafel, uren te praten. Ik legde in alle openheid de situatie op tafel. En toen zei hij, heel simpel: ‘Jan, je bent al zes jaar bezig met het voorbereiden van je beslissing. Je hoeft het nu alleen nog maar te doen. Heb vertrouwen dat het ook daarna goed komt.’ Dat voelde als een enorme bevrijding.”

Het beeld van mijn vader, liggend naast de keukentafel, raak ik nooit meer kwijt

Na het gesprek lag Jan de hele nacht wakker. “Dat heb ik wel vaker gehad, maar dan lag ik te malen. Dat waren nachten van onrust. Nu niet. Deze nacht was een nacht van vrede, zoals ik die nog nooit heb ervaren. In gebed en in contact met God. Wonderbaarlijk was het.”

Afscheid in tranen

Hoe leg je zo’n besluit uit aan je kinderen? Jan brak er zijn hoofd over. Hij besloot het verhaal in een brief te zetten en die voor te lezen. In de brief stond onder andere: “Vanmorgen ga ik jullie vertellen dat, na vele afwegingen, na vele gesprekken, veel bidden, veel spanning, en zeker tussen Dennis en mij, er een definitief besluit valt: vanaf vandaag zal de boerderij en alles wat daarbij hoort te koop worden aangeboden. Geen roddels meer, geen verwachtingen meer, maar harde realiteit. Het resultaat is wel dat de toekomst voor ons allen hiermee gediend is. Maar dat dit pijn doet, daarvan zijn we ons zeker bewust.”

Na het voorlezen was het stil in de kamer. Toen stond Dennis op en verliet de kamer. Door het raam zagen Lijni en Jan hun zoon het huis uit lopen, naar de buren. Jan zoekt naar woorden: “We hadden verwacht dat er pijn zou zijn, heftige gevoelens. Maar zo heftig hadden we het ook niet verwacht. Het is zo pijnlijk als je zoon wegloopt voor je ogen.

Tijdens het schrijven van het boek heb ik er weer wakker van gelegen. Had ik het anders moeten doen? Beter met Dennis kunnen bespreken?”

Wat volgde, waren hectische maanden waarin hun bestaan ineens op z’n kop werd gezet. “Boeren zijn om onze zoon heen gaan staan, die wilden hem een kans gunnen. Maar dat ging écht niet. Dat proces voelde als een coup. Het heeft wonden geslagen die jaren de tijd nodig hadden om te helen. De relatie met Dennis is hersteld, maar dat heeft jaren geduurd.”

Al snel was er een koper voor de boerderij: een grondverwerkingsbedrijf. De buren wilden de grond overnemen. De koeien werden verkocht. “Ik heb in tranen afscheid genomen. Pas vroeg iemand het me: je wilde geen boer zijn, maar moest toch huilen toen ze werden verkocht. Hoe kan dat? Maar natuurlijk was ik verknocht aan mijn dieren. Een boer houdt van zijn koeien. Zolang ik boerde, heb ik alles voor ze gegeven. Ik kende ze, stuk voor stuk. Nog steeds: als een koe op me afkomt, naar me kijkt, dan gebeurt er iets.”

Pijnlijke wonden

Zo belandden Lijni en Jan in het huis aan de Gijbelandsedijk. Jan vond een nieuwe roeping: zoals de coach van het CCA hem hielp een besluit te nemen, zo schuift hij nu aan bij boeren die worstelen met het leven. “Boeren kijken altijd naar zichzelf als er iets moet gebeuren. Want zo werkt het bedrijf: je moet zelf aan de slag. Maar soms heb je een extern iemand nodig die luistert – dat is het belangrijkste: luisteren – en een spiegel voorhoudt. Dat heb ik zelf ervaren en dat ik dat nu mag doen is een grote zegen.”

En Jan besloot een boek te schrijven. Daarin is hij buitengewoon open, ook over de worstelingen met Dennis. “Dat heeft ook openheid gegeven. Met Kerst waren we hier als gezin bij elkaar. Toen zei mijn schoondochter: ‘Pa, in je boek en als coach kun jij diepe gesprekken voeren en stevige vragen stellen. Maar in het gezin merk ik dat helemaal niet.’ Pats. Vinger op de gevoelige plek. En toen begon mijn dochter over het sterven van haar opa; het verdriet dat dit gaf. En hoe was het geweest als hij niet plotseling gestorven was? Dat ik dan de boerderij misschien niet verkocht had. En wat als Dennis toch een kans gekregen had? Die zat hier, naast me. Hij zei niks. Wij probeerden het gesprek te voeren. Toen zei Dennis: ‘Je moet het niet groter maken dan het is.’ Misschien heeft hij gelijk. Ik ben vooral dankbaar dat we het er in ieder geval over kunnen hebben, zoals ik hoop dat meer boerengezinnen met elkaar kunnen praten. Dat is de reden dat ik het boek schreef.”

En de zwarte vogel? “Die is, God dank, niet meer teruggekomen. Ik leef weer in het licht.”

Jan den Boer
Jan den Boer. Credits: Jacqueline de Haas.

Geschreven door

Pieter-Jan Rodenburg

--:--