Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Mieke van Westerloo stapte een kerk binnen en kwam tot geloof

'Ik denk weleens: was ik maar jaren eerder die kerk binnengegaan'

Achttien jaar geleden stapte Mieke van Westerloo (77) in een heftige periode van haar leven een kerk binnen. Ze kwam tot geloof en ging er nooit meer weg.

Deel:

Mieke hoort het haar vader nóg zeggen: ‘Zorg dat je naam nooit in verband wordt gebracht met wat voor kerkgenootschap dan ook.’ Pas jaren later begreep ze de reden. Haar vader – van Joodse komaf – was bepaald niet ongeschonden uit de oorlog gekomen. De nazi’s hadden zijn ouders en overige familieleden weggevoerd en vermoord. Miekes vader werkte bij de KLM als administrateur en werd in een Nederlands doorvoerkamp in die functie aan het werk gezet. “Op de een of andere manier heeft hij kunnen vluchten”, zegt Mieke. “Maar hoe en wat? Daar heeft hij met ons nooit over gepraat. Met geen woord. Mijn ouders en enige broer zijn inmiddels overleden, dus ik kan niemand meer iets vragen. Na mijn vaders dood heb ik nog twee keer een uitkering gekregen van bepaalde Joodse tegoeden. Die uitspraak om nooit lid te worden van een religieuze instelling, kwam natuurlijk voort uit de verschrikkingen die mijn vader had meegemaakt. Als kind snapte ik dat niet. Maar ja, ik was geboren in vredestijd. Wat wist ik nou van oorlog?”

Een kasplantje

Mieke van Westerloo woont in een tweekamerwoning op de begane grond van een Amsterdams seniorencomplex. Haar man woont ietsje verderop; de ruimtes zijn te klein om er met z’n tweeën te wonen. Ze loopt moeilijk, haar benen dreigden geamputeerd te worden, maar ze zit boordevol verhalen. Over haar man, die twee jaar geleden een ernstig ongeluk kreeg, in coma raakte, en op wonderlijke wijze toch ontwaakte. “De artsen hadden gezegd dat hij het niet zou overleven. En áls hij wakker zou worden, zou hij een kasplantje zijn. Maar ’s ochtends in de kerk hebben we voor hem gebeden en ’s avonds deed hij zijn ogen open. Inmiddels wint hij weer dam- en scrabbletoernooien. Net als vanouds.”

Wie is Mieke van Westerloo?

De Amsterdamse Mieke van Westerloo (1946) komt uit een niet-gelovig nest. Haar Joodse vader verbiedt haar zelfs elk contact met welke religieuze instelling dan ook. Wonderlijk genoeg drijft een wanhopige situatie haar jaren later toch de kerk binnen.

Ze vertelt over haar zes kinderen, met wie ze stuk voor stuk al jong van alles te stellen had, van autisme en ernstige gezondheidsproblemen tot drugsverslaving. Over een stalker, die het gezin jarenlang bedreigde. “Soms denk ik: waarom overkomt ons zo veel? Ik zie andere families een veel rustiger leven leiden.”

Uw vader was erg anti-kerk. Probeerde u weleens het gesprek met hem daarover aan te gaan?

“Nee, dat was absoluut een taboe. Met mijn moeder – die overigens niet Joods was – sprak ik er ook niet over, al was zij veel minder anti. Maar mijn moeder en ik zaten sowieso niet zo op één lijn. Dus ik zocht het allemaal in mijn eentje uit. Mijn broer had al jong verkering met een meisje dat even oud was als ik. Zij zat op een katholieke gymnastiekclub bij haar om de hoek en nodigde mij uit om mee te gaan. Maar wat wilde het geval? Voor de gymnastiekles begon, gingen ze met elkaar bidden. Ik vond dat allemaal best, vond het zelfs wel mooi, maar toen mijn ouders daar lucht van kregen, moest ik meteen van die club af. Vooral mijn vader – die verder helemaal niet streng was en zich nergens mee bemoeide – was er heel fel op. Ik heb hem dat altijd verweten, want ik vond het vreselijk dat ik van die club af moest. Wij hebben onze kinderen – vier jongens en twee meiden – heel anders opgevoed. Veel vrijer en met veel meer gesprekken.”

Harde kerkbanken

Op haar 15e verlaat Mieke de middelbare school om te gaan werken. Ze komt in aanraking met een gelovige collega, met wie het goed klikt. Ze wordt uitgenodigd bij de ouders van haar collega en gaat met hen mee naar de kerk. Voor het eerst. “Ik vond het zo mooi. Ik werd meteen helemaal blij. Ik kan niet goed uitleggen waarom, ik denk vanwege de saamhorigheid. Het was een traditionele kerk, met een preekstoel voorin, harde houten kerkbanken en een dienst die anderhalf uur duurde. Dat had ik nog nooit meegemaakt.”

Hoe dacht u over God in de jaren dat u nog niet geloofde?

“Het is heel gek, maar toen ik nog maar heel jong was, ging ik al stiekem allerlei dingen over het geloof opzoeken. Wij hadden een enorm uitgebreide boekenkast, ik denk dat daar ook een bijbel tussen stond, want die heb ik stiekem gelezen. Hoewel het geloof mij vreselijk tegengewerkt werd door mijn vader, voelde ik toch een zekere aantrekkingskracht. Ik voelde me daar kennelijk prettig bij.

Wij hadden een kat, die soms ’s avonds niet thuiskwam. Ik herinner me dat ik dan als 8-jarig meisje in bed lag te bidden of de kat alsjeblieft terug mocht komen. Terwijl ik van niemand had geleerd hoe ik moest bidden! Ergens geloofde ik dus toch dat er een hogere macht was die meer kan dan wij denken.”

Zwaard van Damocles

Op haar 18e leert Mieke haar huidige man kennen. Een atheïst, zo omschrijft ze hem. “Hij wist meer van het christendom dan ik, maar hij geloofde – en gelooft – absoluut niet. Toen we trouwden en kinderen kregen, waren we druk met ons gezin en ebde die aantrekkingskracht naar God en geloof weg. We zaten bovendien in een omgeving waar geloven niet de standaard was.”

Toch ging u op een dag, nu achttien jaar geleden, naar de kerk. Wat ging daaraan vooraf?

“Mijn man en ik moesten in die tijd een schuld van een van de kinderen aan de bank vereffenen. Rond de vijfduizend euro was dat. Geen enorm groot bedrag, maar wij hadden dat niet op onze rekening staan. Hoewel we allebei werkten, bleef er maandelijks niet veel over. Die schuld was een behoorlijke stressfactor. Er móést betaald worden, dus er hing een zwaard van Damocles boven ons hoofd. Daar kwam bovenop dat een van onze zoons in die tijd verslaafd was aan drugs. Een vreselijke tijd. We zijn talloze drugsklinieken langsgegaan en toen er eindelijk ergens plek voor hem was, zette hij zijn hakken in het zand. Omdat hij toen al volwassen was, konden wij daar niets tegen beginnen.

Dat was het moment dat alle grond onder mij wegviel. Ik had maandenlang constant op m’n tenen gelopen en dacht steeds: als hij nu ergens terechtkan, dan hoef ik niet meer steeds stand-by te staan. En toen kón hij ergens terecht, maar wílde hij niet meer.”

Duwtje in mijn rug

Mieke stort volledig in. Door alles wat er op dat moment in haar leven speelt, voelt ze zich eenzaam en verloren. Uit schaamte vertelt ze niemand over haar sores. Haar enige afleiding is het uitlaten van haar honden. Als ze op een zondagochtend in het Oosterpark loopt, komt ze langs een gebouw waar veel mensen buiten staan. “Het was een uur of twaalf en ze waren gezellig met elkaar aan het kletsen – de kinderen speelden eromheen. Ik had geen idee wat daar gaande was. Het gebouw zag er helemaal niet uit als een kerk – geen klok, geen toren – het had net zo goed een buurthuis kunnen zijn.”

Soms denk ik: waarom overkomt ons zo veel?

Toch is Miekes nieuwsgierigheid geprikkeld. Ze brengt haar honden naar huis en gaat terug. Alle kerkgangers zijn dan al naar huis, maar de deuren van het gebouw staan nog open. “Ik had inmiddels wel door dat het een kerk moest zijn, maar durfde niet naar binnen. Precies op het moment dat ik dacht: ik ga weer naar huis, was het net of ik een duwtje in mijn rug kreeg. Naar boven, die trap op.”

Een engel

Mieke gaat naar binnen, waar ze twee mannen aantreft. Een van hen blijkt de predikant te zijn, die vraagt of Mieke misschien een gesprek wil. Daarop barst ze in tranen uit en ze laat iets los over wat er in haar leven aan de hand is. De mannen nodigen haar uit ’s middags terug te komen, als er een kleine bijeenkomst is.

Die middag komt er een jongeman naast haar zitten die zegt dat hij ook voor het eerst is. Na afloop van de bijeenkomst vraagt hij of Mieke nog even wil praten, waarna ze samen naar het Oosterpark lopen. “Bij het slavernijmonument zijn we op een bankje gaan zitten en vroeg hij: ‘Zal ik voor je bidden?’ Maar dat vond ik zo raar, zo midden in het park. Dus ik zei: ‘Nee hoor, iedereen kent me hier en dan zien ze me hier zitten bidden.’ ‘Wat kan jou dat schelen?’ vroeg hij. ‘Het gaat toch om jou?’ Daar had hij gelijk in, dus ik stemde in met zijn voorstel.

Sommige mensen zeggen dat het een engel was

Het gekke is: achteraf bleek niemand deze man te kennen. Hij is ook nooit meer in die kerk geweest, dus ik weet nog steeds niet wie het was. Sommige mensen in de kerk zeggen dat het een engel was. Tja, zeg het maar, ik weet net zoveel als jij.”

Weet u nog wat deze man bad?

“Ik weet het niet goed meer. Ik denk dat ik hem het een en ander verteld heb over mijn situatie, en dat hij daarvoor gebeden heeft. Hoe dan ook, het viel recht in mijn hart en het zorgde echt voor een ommekeer. Ik ben sindsdien elke zondag naar deze kerk gegaan.”

Dezelfde golflengte

Die eerste kerkbezoeken waren voor Mieke een warm bad. De saamhorigheid die ze als jong meisje al ervaarde toen ze met haar collega meeging naar de kerk, ervaarde ze in deze gemeente ook. “Ik vind het zo fijn dat de mensen in deze kerk mij begrijpen en dat we op dezelfde golflengte zitten. Twee jaar na die eerste kennismaking heb ik belijdenis gedaan en me laten dopen.”

Kon u thuis iets kwijt over uw ervaring?

“Nee, mijn man is helemaal niet met geloven bezig. Al legt hij mij geen strobreed in de weg. ‘Als jij dit wilt, moet je dat doen’, zegt hij altijd. Hij en onze kinderen waren erbij toen ik belijdenis deed en gedoopt werd, maar verder gaat hij nooit mee.”

Ongelofelijke dingen

Het is inmiddels achttien jaar geleden dat Mieke tot geloof kwam en ze kan zich nauwelijks meer een ander leven voorstellen. “Als ik nu in nood zit, kan ik me tot God wenden. En dan gebeuren er vaak ongelofelijke dingen. Alsof iets ineens ten goede wordt gekeerd. Kijk nou naar mijn benen: ik heb ze nog. En mijn man overleefde een ernstig ongeluk – tegen alle verwachting in. Heeft dat dan met mijn gebed te maken? Dat weet ik niet; anderen bidden ook voor mij. Al heb ik wel vaak het gevoel dat het helpt. Want soms is het alsof God zelf ingrijpt.

Ik denk weleens: was ik maar jaren eerder die kerk binnengegaan. Dan had ik me niet zo ellendig gevoeld in die tijd. Ik ga er nog steeds graag naartoe, al zijn we inmiddels verhuisd en moet ik er een stuk verder voor reizen. Ik het begin ging ik met het openbaar vervoer, tot ik een keer bijna achteroverviel van de stationsroltrap. Omdat de lift het negen van de tien keer niet doet, durf ik sinds die bijna-val niet meer met het openbaar vervoer. Een tijdje geleden is er daarom een appgroep gemaakt: ‘Wie haalt Mieke?’ Gemeenteleden halen mij om de beurt op, daar hoef ik me helemaal niet mee te bemoeien. Ik krijg alleen maar door wie mij die week komt halen. Fantastisch toch?”

Vindt u het moeilijk dat uw man en kinderen niet geloven?

“We kunnen er wel over praten, maar ik respecteer dat zij niet geloven. Ik probeer hen niet over te halen, ik houd het gewoon bij mezelf. Kijk, ik zou het geloof en de kerk niet willen missen, maar dat probeer ik een ander niet op te leggen. Dat vind ik belangrijk, want die openheid was er bij mij vroeger thuis niet.

Nog niet zo lang geleden heb ik de ziekenzalving ontvangen. Ik vertelde je net over mijn benen: ik kreeg een ziekte aan mijn benen en als de behandeling niet zou aanslaan, zouden ze geamputeerd moeten worden. In mijn rolstoel, met m’n benen in het gips, ging ik naar de kerk – mijn dochter was erbij. Terwijl zij heel erg anti is, liep ze halverwege de dienst huilend weg. Toen ik haar later vroeg waarom, zei ze: ‘Er kwam zo veel liefde op je af, dat was heel ontroerend.’”

Wanhopig

Hoewel Mieke God vond, vindt ze het geloof niet altijd makkelijk. Zo heeft haar jongste zoon teelbalkanker gehad en is ze bang dat die ziekte terugkomt. Het kan haar wanhopig maken. Diezelfde wanhoop ervaart ze als ze hoort en leest over oorlogen en rampen elders in de wereld. “Dan denk ik: God, hoe kan dit? Waarom grijpt U niet in? Vooral de laatste tijd komt dat vaak boven. Ik lees dan in de Bijbel dat God je zal beschermen en bewaren als je in Hem gelooft. Nou, ik weet zeker dat er in Israël en Gaza heel gelovige mensen wonen. Maar zij worden niet behoed, hoor. Daar heb ik de laatste tijd veel moeite mee. Ik bespreek dat soms met mensen uit mijn Bijbelkring, maar de meesten van hen zijn opgegroeid met het geloof. ‘Dat moet je gewoon aannemen’, zeggen ze dan. Maar nee, dat kan ik niet.”

Kijkt u dan uit naar Jezus’ terugkomst?

“Van mij mag Hij morgen terugkomen.”

Mieke van Westerloo
Mieke van Westerloo. Credits: Ruben Timman.

Geschreven door

Mirjam Hollebrandse

--:--