Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Hoe dominee Richard Saly zijn geloof hervond dankzij Pasen

‘Het is té bizar om waar te zijn – tenzij het echt is gebeurd’

Kritische vragen verpulverden zijn van huis uit meegekregen geloof terwijl hij theologie studeerde om predikant te worden. Waarom Richard Saly (52) alsnog - en met vreugde - voorganger werd? Hij raakte er diep van overtuigd dat Jezus werkelijk opstond uit het graf. “Maar préken over Pasen vind ik altijd lastig.”

Deel:

In zijn studeerkamer, aan de voorkant van een oud wijkgebouw in de Amsterdamse Baarsjes, brandt een witte kaars. “Die steek ik vaak aan als ik hier met mensen in gesprek ga”, vertelt hij. “Als een herinnering aan het feit dat Jezus erbij is. De Levende.”

‘Wij weten hoe het zit’

Richard groeide op in de kringen van de Gereformeerde Bond, als jongste van drie kinderen. Het geloof, de kerk en de Bijbel speelden van jongs af aan een grote rol in zijn leven. Toen hij zich in het staartje van zijn middelbareschooltijd op een vervolgstudie ging oriënteren, bladerde hij de gidsen door van de universiteiten in Leiden en Utrecht. “Ik vond een aantal studies wel leuk,” herinnert hij zich, “maar tegelijk te eenzijdig. Zoals filosofie, Nederlandse letterkunde, geschiedenis en klassieke talen. Tot ik op een gegeven moment inzag dat de theologiestudie veel van de dingen die mij interesseerden combineerde. Toen was ik er snel uit: het werd theologie, in Utrecht.”

Dus je stortte je enthousiast op de studie?

“Ja. In mijn eerste studiejaar werd ik ook meteen lid van de Gereformeerde Theologen Studentenvereniging Voetius. Dat sloot naadloos aan bij wat ik van huis uit had meegekregen.”

Wie zegt mij dat ik me dit niet allemaal verbeeld?

Wat onderuitgezakt: “Maar ik ergerde me meer en meer aan wat ik maar even het cultuurtje van de gereformeerde orthodoxie noem. En aan een zekere zelfvoldaanheid die ik daarbinnen proefde, zo van: ‘Wij weten hoe het zit.’ Tegelijkertijd merkte ik dat ik er geen alternatief tegenover kon stellen, en dat er bij mij in die zin toch kennelijk ook… een heel stuk leegte zat. In diezelfde tijd stapte ik over naar een andere, algemeen-christelijke studentenvereniging, S.S.R.-N.U. In het tweede studiejaar was ik het hele theologenwereldje ook wel een beetje zat; ik wilde andere studenten ontmoeten.”

Gaf dat meer ademruimte?

“Misschien iets te veel, zelfs. Want daar ben ik langzaam maar zeker een heel belangrijk deel van mijn geloof kwijtgeraakt.”

Hoe kwam dat?

“Een van de belangrijkste vragen waarmee is heb geworsteld, is: wie zegt mij dat ik me dit – alles wat ik geloof – niet verbeeld? Houden we als christenen niet bepaalde geloofsvoorstellingen in de lucht uit angst voor: wat als we dit niet meer hebben? Wat als het hele christelijk geloof niet waar is? Het was een heel nare aanvechting. Dat je aan het bidden bent en denkt: is er wel écht iemand die naar mij luistert? Ik had er niet echt een goed antwoord op. De innerlijke leegte die ik ervaarde, vulde ik met allerlei andere dingen, die – laat ik het daarbij houden – niet zo goed voor me waren.”

Geen flauw idee

Ondanks al die innerlijke twijfels bleef Richard theologie studeren. Tegen de tijd dat hij helemaal klaar was voor het predikantschap, had hij naar eigen zeggen “geen flauw idee meer” van wat hij geloofde.

“Ik had zó dominee kunnen worden, en was beroepbaar. Toen had ik het geluk dat ik nog vier jaar langer mocht studeren, om een promotieonderzoek te doen.”

Maar je bent niet gepromoveerd?

“Nee, toch waren het bepaald geen verloren jaren. Want mede door boeken die ik in die tijd las, onder meer van evangelicale theologen als Alister McGrath, John Stott en N.T. Wright, en door contacten met een wijze, gelovige hoogleraar en gelovige mede-aio’s is er gaandeweg toch een positieve herontdekking van het geloof gekomen. Waarbij ik ook weer de waarde van bepaalde aspecten van die gereformeerde traditie ging inzien waartegen ik me eerder afzette. En in mijn zoektocht is Pasen voor mij heel belangrijk geworden. Ik noemde net de prominente Bijbelgeleerde N.T. Wright. Hij hamert op de historiciteit van de opstanding. Mede dankzij Wrights boeken ben ik gaan inzien dat eigenlijk alléén Jezus’ opstanding de stormachtige groei van de christelijke kerk in de eerste eeuwen kan verklaren. Stel je voor, het begon met een handjevol vissers uit Galilea, die het voor elkaar hebben gekregen duizenden mensen te bereiken met een boodschap van hoop.”

Zelfs als het hun het leven kostte, bleven ze beweren dat Jezus is opgestaan.

“Precies. Dat paasverhaal is natuurlijk té bizar om waar te zijn – tenzij het echt is gebeurd. En daarvan ben ik diep overtuigd geraakt. En ik dacht: als Jezus, zoals Hij heeft beloofd, inderdaad opstond uit het graf, dan kunnen al die andere dingen die ik zo moeilijk vind om te geloven óók waar zijn. Dat was de grote omslag in mijn denken.”

Pasen is dus een ankerpunt in jouw geloof?

“Klopt. Jaren geleden was er, in de aanloop naar Pasen, een journalistieke hype: er werd met veel tamtam aangekondigd dat Jezus’ beenderenkist zou zijn gevonden. Laat ik het even heel scherp zeggen: als dat ooit echt gebeurt, dan val ik direct van mijn geloof en zou ik morgen docent klassieke talen of iets dergelijks worden, maar zeker geen predikant meer. Want dan zou ik leugens staan te verkondigen. Zo cruciaal is die opstanding voor mij.”

Een spoor van licht

Maar, zegt hij er meteen achteraan, Pasen is niet los verkrijgbaar. “Goede Vrijdag en Stille Zaterdag horen er helemaal bij. Dat gold toen, maar ook nu. Pasen is niet een soort gemakkelijk ‘overwinningsgeloof’, zo van: nu is het compleet licht geworden in de wereld. Want er is nog zo veel duisternis, ook in mijn eigen leven. Zelf ben ik daarom ook geen ‘vrolijke paasgelovige’, in die zin dat ik heel makkelijk halleluja roep.”

Je zei dat het niet ‘compleet licht’ is. Wat dan wel?

“Pasen is een spoor van licht. Je zit bij wijze van spreken lange tijd in een afgesloten, donkere ruimte. Pasen betekent: vanaf nu zit er een scheur in de muur, waardoor iets van het licht naar binnen komt. Dat licht houdt een belofte in: dit duister heeft niet het laatste woord. Als God déze belofte heeft gehouden, dat Hij Jezus zou opwekken uit de dood, zal Hij al die andere beloften net zo goed houden. Ook die van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.”

De littekens

“Weet je wat ik een van de prachtigste dingen in de opstandingsverhalen vind? Dat als de Opgestane zijn leerlingen opzoekt, ze Hem kunnen herkennen aan de littekens. Als Hij – met een verheerlijkt lichaam – het graf verlaat, zijn die niet weg.”

Welke troost ligt daar voor jezelf in als je wordt geconfronteerd met alle duisternis in deze wereld, of misschien wel de schaduwkanten in je eigen leven?

“Voor God is het kennelijk mogelijk dat wij straks een verheerlijkt en verzoend bestaan kunnen leiden, waarin op de een of andere manier óók onze eigen littekens van de pijn en het lijden een plek zullen behouden. Dat Hij het lijden in die zin niet volledig wegpoetst, vind ik een troostrijke gedachte.”

Kus erop, klaar

Direct erachteraan: “Ik ben wel een beetje opgevoed met: als je valt en huilt, krijg je een kus, maar daarna moet je wel ophouden met huilen. Zo kun je natuurlijk ook naar Pasen kijken: kus erop, klaar – halleluja. Maar als dát om zo te zeggen Gods aanpak was, zou ik dat onverteerbaar vinden. Want dan zou Hij mensen die onderliggen in de wereldgeschiedenis geen recht doen. Onze pijn, ons lijden, en trouwens ook onze zondigheid neemt Hij heel serieus. Een van mijn meer inspirerende docenten in Utrecht, Antonie Vos, benadrukte: het eerste wat Jezus doet als Hij is opgestaan, is crisispastoraat verlenen. In de vroege ochtend is Jezus opgestaan uit de dood, en daarmee is alles veranderd. En tegelijkertijd lijkt er helemaal niks veranderd: Maria Magdalena is ten dode verdrietig, en Petrus voelt zich nog steeds enorm schuldig. Maar Jezus zoekt hen op, en gaat iets nieuws in hun leven beginnen. Hij laat, oog in oog met Petrus, zien dat er genade is, ruimte voor een nieuw begin. Hoe ik het soms ook verknal, dat maakt Jezus’ roeping over mijn leven niet ongedaan. Dat is voor mij de kern van Gods genade.”

Preek je graag over Pasen?

“Eerlijk gezegd vind ik het altijd lastig. Hoe geef je woorden aan iets waar eigenlijk geen woorden voor zijn, waar geen taal voor is? Ik moet denken aan het prachtige beeld dat de Nederlandse theoloog Van Ruler ooit gebruikte: ‘Preken op Pasen is hetzelfde als het plafond witten: je staat voortdurend boven je macht te werken.’ Mijn taak als predikant is, denk ik, mensen bij de verwondering te krijgen. Het is een bizar en misschien wel absurd verhaal, en tóch is het waar.”

Heb je ooit meegemaakt dat woorden van hoop jou desondanks in de mond zijn bestorven door moeilijke pastorale situaties, of bijvoorbeeld op het kerkhof?

“Ik heb een aantal keren in de week voor Pasen op de begraafplaats gestaan, om een dode te begraven. Soms iemand die nog belachelijk jong was. De onontkoombaarheid van de dood, de macht van de dood, is daar zo groot… Het enige wat je daartegen in kunt brengen, is: en toch. En toch is daar die Ene. Omwille van de Opgestane sta je daar niet zonder hoop. Al heb je tranen in je ogen, is je hart gebroken en weet je werkelijk niet hoe het ooit verder moet nu die geliefde uit je leven is verdwenen. Omdat die Ene de dood overwon, hebben we ondanks alles hoop.”

Geschreven door

Gert-Jan Schaap

--:--