Ga naar submenu Ga naar zoekveld

(Pleeg)moeder Andrea is moeder van zestien kinderen

'Bijna al onze kinderen noemen ons papa of mama'

Andrea is moeder van zestien kinderen. Vier biologische en twaalf pleegkinderen. Van de was wordt ze horendol, en ja, er vloeien tranen, maar zonder twijfel stelt ze vast: “Wij geloven dat God ons het talent heeft gegeven dit te doen.”

Deel:

Om de meest prangende vragen maar direct te beantwoorden: ja, stamppot maken voor vijftien kinderen betekent heel veel aardappels schillen. En van de was wordt ze soms horendol. Maar als Andrea van Beek (47) praat over haar grote, gemêleerde gezin – er wonen op dit moment dertien kinderen in huis, waaronder tien pleegkinderen – heeft ze het liever over waar het echt om draait: liefde, herstel, pijn en vooral: familie-zijn.

Rust en veiligheid

Op de twee grote hoekbanken in de woonkamer is ruimte voor minstens vijftien personen. Bij de vriendelijk brandende houtkachel ligt een labradorpup van tien weken in de poten van zijn grote, zwarte moeder. Verder is het in de voormalige pastorie opvallend rustig. “Toch zijn er best veel kinderen thuis”, begint Andrea. “Maar er heerst in huis altijd een soort basisrust. Wij zijn ontzettend van de structuur: de ouderwetse rust, reinheid en regelmaat. Dat hebben we allemaal nodig. Er wonen hier kinderen met forse bagage, waaronder hechtingsproblematiek, dus er zijn bijna dagelijks wel stevige uitbarstingen. Maar als de bom ontploft is, weten we altijd wat de volgende stap is: rust en veiligheid. Voor mij is die orde trouwens net zo belangrijk. Ik vind het vet irritant als ik een schaar zoek en die ligt niet op zijn vaste plek.”

Gedragsproblematiek

Bij haar ouders thuis in Garderen kwamen vroeger al kinderen uit arme buurten van grote steden in Europa in de zomervakantie logeren. Dat wil ik ook, dacht Andrea. Dus toen ze trouwde met Elias, op haar 18e, zette ze die traditie voort: in de zomer kwamen er kinderen. “En telkens als die weer naar huis gingen, dachten we: dit kunnen wij goed. Wij kunnen kinderen in ons huis opnemen. Wat zullen we nog meer doen?”

Een zoektocht volgde. “Google was er nog niet. De Gouden Gids en het telefoonboek wel”, glimlacht ze. Het jonge stel met twee jonge kinderen werd pleegouders. “Natuurlijk ging dat volkomen anders dan we dachten”, zegt ze – een frase die ze verschillende keren in het gesprek zal herhalen. “Wij wilden één jong kind opvangen, want jonge kinderen pasten bij ons gezin – en één leek ons genoeg in ons krappe nieuwbouwhuisje. Maar we kregen de vraag of we twee wat grotere jongens wilden opnemen. Gewone jongens die het thuis wat lastig hadden, werd ons verteld. De geschiedenis leerde ons dat het twee heel beschadigde jongetjes waren die eigenlijk niet meer konden functioneren binnen een gezin. Zwaar verwaarloosd, de tanden waren uit hun mond gevallen, ze waren ondervoed en hadden slechte nagels en haar. En gedragsproblematiek, iets waar wij helemaal niet tegenop gewassen waren. Die kindertjes gingen uiteindelijk bij ons weg. Heel verdrietig – helemaal omdat het in het gezin daarna ook niet ging.”

Nooit echt geslaagd

Andrea en Elias stonden voor een keuze. Ze konden de conclusie trekken dat pleegzorg niets voor hen was, of dit zien als een verdrietige maar leerzame ervaring en met de opgedane kennis verder gaan. Ze kozen voor het laatste. “Daarna zijn er diverse plaatsingen geweest die wel slaagden. Nou ja, geslaagd kun je een plaatsing nooit noemen, want een kind hoort in zijn biologische gezin. Maar die plaatsingen verliepen goed.”

‘Ik ga liever zelf even kapot’

Dat raakt aan een kernthema van het pleegouderschap. In de woorden van Andrea: “We behandelen ze als onze eigen kinderen, ze voelen als onze eigen kinderen, maar ik vergeet nooit dat ik niet hun biologische moeder ben. Nooit. Een van onze talenten is dat we de biologische familie altijd in ere houden. Wat ze ook gedaan hebben, wie ze ook zijn, waar ze ook vandaan komen: dát is allereerst hun familie. Daarom komen de eigen ouders bijna allemaal ook bij ons thuis. We nodigen hen uit bij het afzwemmen, om een kerstviering te houden of om paaseieren te zoeken. Als het kan, betrekken we ze bij hun kinderen.”

Liefde, aandacht en tijd

“Bijna al onze kinderen noemen ons papa of mama”, vertelt ze even later. “Als ze dat voor het eerst doen, is dat zowel heel mooi als heel moeilijk. Mooi omdat uit het woord ‘mama’ liefde en respect blijkt. Dat heb ik verdiend door liefde, aandacht en tijd te geven. Maar ook moeilijk, want er is iemand anders die daar verschrikkelijk verdrietig over zou kunnen zijn. Daarom bespreek ik dat altijd met de ouders van de kinderen. En tot nu toe zeggen ze allemaal: we zien wat je bedoelt en we gunnen het onze kinderen dat ze jou ook mama noemen. Dat vind ik zó ontzettend knap. En ook fijn, want het maakt deze kinderen minder apart; ze horen bij het gezin. Je wilt niet bekendstaan als ‘het pleegkind’. Je wilt gewoon ‘mama’ kunnen zeggen, in plaats van ‘tante’ of zoiets. Al is het ook helemaal goed als ze geen ‘mama’ zeggen. De keuze ligt altijd bij het kind.”

Rouwen met zeventien mensen is onvoorstelbaar intensief

Het dubbele van pleegzorg komt verschillende keren terug in het gesprek. Het gezin Van Beek is familie voor de kinderen – maar ze hebben ook biologische familie. En bij pleegzorg hoort ook afscheid. “Toch zetten we ons altijd met ons hele hart in; ook als je met je verstand weet dat ze maar kort kunnen blijven. Als ik dat als uitgangspunt neem, kan ik niet met volle overgave voor ze zorgen. Ik ga liever zelf even kapot op de dag dat ze weg moeten. Dat kan ik best verwerken. Maar ik kan niet gereserveerd omgaan met mijn kinderen uit angst dat er straks misschien pijn komt.”

‘Het kostte ons te veel’

Afscheid hoort bij het bestaan van een pleegouder. Soms omdat het simpelweg niet gaat – omdat een kind té diepe beschadigingen heeft opgelopen in het leven. Andrea vertelt over een jongetje dat eerst als logé en later als pleegkind in hun gezin kwam. “Hij bleek veel dieper verwond dan we dachten. Daarom beschadigde hij zichzelf, de andere kinderen in huis en ook het huis en de dieren. Ik wilde per se dat het goed kwam. Dat gebeurde niet. We hebben het vijf jaar geprobeerd, terwijl ik al na een jaar wist dat het niet zou werken. En we hebben die worsteling niet gedeeld met pleegzorg, omdat we hem zó graag een goede plek wilden bieden. ‘Er zijn wat issues, maar het lukt ons wel, hoor!’ zeiden we dan. Maar het lukte niet; het kostte ons te veel. Hij is van het ene op het andere moment weggegaan.”

Nergens goed voor

Een heel ingrijpend afscheid was dat van een pleegdochter. Zij overleed vier jaar geleden volkomen onverwacht op 26-jarige leeftijd. “We hadden haar naar Schiphol gebracht en ze is op vakantie gevonden op haar hotelkamer. Dat was afschuwelijk. Haar dood was nergens goed voor, geloof ik. We zijn nu nog intens verdrietig. Het is alsof we de wereld door een scherm heen beleven: we zien alles en voelen alles, maar niet zo direct als hiervoor.”

Andrea wijst naar de tatoeage op haar arm: een zonnebloem, omdat haar pleegdochter een zonnestraal in huis was. Verschillende gezinsleden dragen zo’n herinneringssymbool bij zich. “Rouwen met zeventien mensen is onvoorstelbaar intensief. En toch; ik had verwacht dat ik labiel en instabiel zou zijn, maar ik was juist heel sterk en daadkrachtig. Mijn coping was regelen en zorgen. Soms waren de kinderen zo verdrietig dat ik helemaal geen tijd had voor mijn eigen verdriet. De rouw was en is heel diep, maar de uitwerking op het gezin was uiteindelijk niet negatief. We zijn nog meer betrokken op elkaar. Misschien zijn we nog wel meer familie geworden en beleven we de momenten samen nog bewuster.”

Vuurwerkpakketje

Als Andrea over die momenten – de verjaardagen, feestdagen, vakanties en jaarwisselingen – vertelt, gaat ze glunderen. “Oudejaarsavond om tien uur is iedereen er. Op dat moment stak onze overleden pleegdochter altijd haar vuurwerkpakketje van 25 euro af. Dat doen we nu met z’n allen. Op zulke momenten ben ik heel trots: dat iedereen nog zo graag deel wil uitmaken van het gezin, dat ze daar graag tijd voor vrijmaken. Die trots is er ook omdat ik soms twijfel. Elias en ik kiezen ervoor pleegouder te zijn. Het is óns hart, óns talent, óns leven. Maar de mensen die hier geplaatst zijn, de biologische kinderen en de pleegkinderen, moeten daar maar mee dealen. Daar voel ik me weleens schuldig over – want met vijftien kinderen heb je soms minder aandacht voor de enkeling. Tegelijkertijd hebben we vaak aan onze kinderen gevraagd hoe ze dit beleven. Allemaal antwoorden ze: dit is prima.”

Supertrots

Een tijd lang was er een tweewekelijks ‘pleeggezin-overleg’ met de vier biologische kinderen. Andrea vertelt lachend: “Dat zijn we gestopt toen onze zoon zei: ‘Moeten we het hier nu weer over hebben? Als ik later trouw, krijgen we eerst eigen kinderen en daarna nemen we pleegkinderen. Snap je nu dat ik het goed vind? Toen ontdekten we dat we er niet meer zo veel nadruk op hoefden te leggen. Het gesprek blijft, maar de krampachtigheid is er niet meer.” Het doet Andrea goed om te zien hoe de kinderen met elkaar optrekken. Dat de oudste twee dochters – één biologisch, de ander pleegkind – samen in één huis wonen. Dat ze ieder jaar met elkaar op vakantie willen, ook als dat niet hoeft. Dat ze elkaar opzoeken, ook als het moeilijk is. Stralend zegt ze: “Dat is wat we voor ogen hadden. Daar ben ik zo supertrots op. We doen het samen.”

Je wilt niet bekendstaan als het pleegkind

Wel zorgt Andrea dat ze wekelijks een avondje samen met haar man Elias heeft. “Zondagavond is voor ons samen. Dan bespreken we de week. Ik vind het heel belangrijk dat we allebei hetzelfde weten, want hij vult mij perfect aan. Hij is precies wat ik niet ben: rustig, gematigd en stabiel. En hij denkt op een heel andere manier dan ik. Dat kan ik irritant vinden, maar vaak is het wél goed. Vanochtend nog kwam hij met een idee waar ik nooit op gekomen was, maar dat helemaal klopte.”

Crisisplaatsing

Ze herinnert zich het moment dat er twee kleine meisjes – 5 en 6 – onverwacht in huis kwamen. Een crisisplaatsing. In de hal van het huis stond de familie te wachten op de aankomst van de meisjes. “Ik vroeg: hoe zouden jullie zelf welkom willen worden geheten? De een pakte een knuffel, de ander een rugtas, de volgende zei: ik zorg dat ze allebei hetzelfde, leuke dekbedovertrek hebben. Iemand anders pakte snel speelgoed dat goed was voor een meisje van 5. En zelf stond ik stil in de gang te wachten, terwijl het hele gezin om me heen druk bezig was. Toen wist ik: dit is wat ik altijd heb gewild. De visie is van ons, maar we doen het echt met elkaar. Hoe mooi is dat?”

Om direct daarna te nuanceren: “Maar natuurlijk is het weleens superirritant. Als mensen eindeloos moeten wachten op de badkamer. Of als iedereen z’n troep van zich af gooit, keer vijftien.” Maar stoppen? “Dat kan niet. Dit is mijn familie. Daar kun je niet mee stoppen. Je kunt stoppen met vrienden, met bekenden en met je werk. Deze kinderen zitten allemaal in ons hart. Ze zijn familie geworden – met de kanttekening dat ik heel goed besef dat ze een eigen familie hebben die ik niet kan en wil vervangen.”

Kamerverdeling en tijdschema

Een gezin met vijftien kinderen vraagt de nodige planning. Als ze samen naar de bioscoop willen, reserveren ze stoelen op twee rijen na elkaar en kiezen ze een film die voor iedereen leuk is. De laatste keer was dat een Minions-film. Hetzelfde geldt bij het wekelijkse kerkbezoek: twee rijen achter elkaar, zodat Andrea met iedereen contact kan houden. En ze maakt maanden voor de jaarlijkse familievakantie een auto- en kamerverdeling en een tijdschema. “Gelukkig ben ik goed in plannen en organiseren. Dat talent heb ik van God gekregen.”

Daarmee zijn we bij het hart van het grote, samengestelde gezin Van Beek. “Het geloof speelt de hoofdrol in ons leven. Wij geloven dat God ons het talent heeft gegeven dit te doen. En het geloof is leidend in hoe we dat doen. Niet omdat we het er de hele dag over hebben, wel omdat Hij overal bij is. Bij onze zorgen, bij het verdriet en de uitbarstingen, maar ook als we feestvieren en dankbaar zijn.”

Leuker werd het nooit

Onlangs kreeg ze onverwacht contact met een jongen die van zijn 9e tot zijn 15e bij de familie Van Beek woonde. Ze verloren hem daarna in de hectiek van plaatsingen en organisaties uit het oog, maar via social media zocht hij weer contact. Andrea: “Hij vertelde dat hij na zijn 15e nooit meer zijn verjaardag had gevierd, want leuker dan bij ons werd het toch nooit. Toen zei ik: maar je bent bijna jarig – ik onthoud alle verjaardagen – dus wil je jouw verjaardag bij ons vieren? We hadden hem zes jaar niet gezien; hij werd 21. Zo vierde hij zijn verjaardag hier. Een echt boefje van de straat; het was niet makkelijk voor hem geweest. Maar hij zei: ‘Door jullie ben ik blijven bidden en ik weet dat God me niet vergeten is.’ Dat raakt me. Dat vind ik écht cool.”

Verwijzend naar de andere tatoeage, waar het Griekse woord Agapè op staat: “Hier draait het om. De gevende liefde van God.”

Personalia

Andrea van Beek is getrouwd met Elias en moeder van zestien kinderen: vier biologische en twaalf pleegkinderen in de leeftijd van 3 tot 27. Eén pleegkind overleed in 2019. Ze groeide op in het Veluwse dorp Garderen en woont nu in Voorthuizen. Andrea werkt op een woonlocatie voor mensen met een verstandelijke beperking en in de psychiatrie. Op Instagram vertelt ze over hun gezinsleven op de accounts ‘Moeder Gans vertelt’ en ‘Villa Kakelbont 10’.

Geschreven door

Pieter-Jan Rodenburg

--:--