Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Henk de Blij: ‘Het was voor mij een verrijking toen ik blind werd’

Henk werd geboren met een zeldzame, erfelijke oogziekte

“Rotterdam Centraal is het makkelijkste station dat er is. De ondergrondse stationshal is eigenlijk gewoon een smalle tunnel; bij elke perronuitgang voel je de wind. Dus je telt simpelweg de uitgangen. Bij de lift staat in braille op welk perron je bent en bij twijfel vraag je het gewoon even.”

Deel:

Ondanks zijn leeftijd en handicap reist de 73-jarige Henk de Blij met de trein heel Nederland door – altijd vergezeld door Nobel, zijn trouwe blindengeleidehond. “Station Utrecht Centraal, daar kom ik zonder hulp niet uit. Dat terrein is één grote open vlakte.”

Stopcontact

Laatst zocht Henk zich een ongeluk naar een stopcontact voor zijn scheerapparaat. Hij was alleen thuis, zijn vrouw Esther was twaalf dagen op vakantie. Ze woonden amper twee weken in hun nieuwe huis op de elfde etage van een imposant flatgebouw in de Randstad, dus alles was nieuw voor Henk. “Blijken die dingen hier allemaal laag bij de grond te zitten. Ik ben met m’n hand alle muren langsgegaan en vond er uiteindelijk eentje in de gang en in de keuken.”

Henk haalt er zijn schouders over op. Niet voor niets is zijn motto ‘wacht niet, neem zelf het initiatief’. “Alles wat je voor het eerst doet, is vandaag net zo lastig als morgen. Dus kun je er maar beter meteen mee beginnen. Dan doe je het morgen voor de tweede keer en is het al makkelijker.”

Langzaam kapot

Henk werd geboren met een oogziekte: Retinitis pigmentosa, in de volksmond kortweg RP. Het is een zeldzame, erfelijke aandoening, waarbij het netvlies langzaam kapotgaat. “Je hebt eigenlijk een kokervisie”, legt Henk uit. “De koker wordt kleiner en kleiner, tot je op een gegeven moment niets meer ziet. Dan is het klaar. Bij mij was dat rond m’n 57e. Zestien jaar geleden dus.”

Kunt u zich dat moment nog herinneren?

“Het is heel langzaamaan gegaan. Als kind zag ik nog goed, ik had alleen last van nachtblindheid. Dus als het ’s avonds donker werd, zag ik niet veel meer. Toen ik ouder werd, merkte ik dat mijn zicht minder werd. Elk bezoek bij de oogarts was ik weer achteruitgegaan. Gek genoeg raak je daaraan gewend. Kijk, van zeventig procent zicht naar zestig of vijftig procent, dat gaat nog wel. Maar van tien naar vijf procent, dat is echt verschrikkelijk. Het ene jaar zie je de vogels nog in de tuin zitten, het jaar erna zie je geen enkele vogel meer.”

Is nu alles zwart voor uw ogen?

“Nee, het is licht en donker tegelijk. Ik zie nu bijvoorbeeld een gele plek ergens in het midden.”

Grote afzuigkap

Nobel en Loebas – de gepensioneerde hulphond die bij Henk en zijn vrouw kon blijven – steken nieuwsgierig hun snuit boven de eettafel. Henk geeft ze een kort commando, waarop ze zich bijna direct omdraaien. Nobel vlijt zich naast zijn baas op de grond, Loebas zoekt zijn mand op. “Het was voor mij een verrijking toen ik blind werd”, zegt Henk dan. “Dat klinkt gek, maar als je helemaal blind bent, hoef je niet meer te zoeken. Zat ik vroeger op een verjaardag aan een witte tafel, dan wist ik: ik moet geen 7up bestellen, want dan zie ik het glas niet. Dus aan een witte tafel bestelde ik cola. Nu maakt dat allemaal niet meer uit. Als ik nu in een nieuwe omgeving ben en naar de wc moet, let ik op waar er een deur opengaat, of waar ik een wc hoor doortrekken. Als je slechtziend bent, ga je daar onwillekeurig toch naar zoeken.

Ik vind afhankelijkheid een naar woord

Toen ik nog deels kon zien, dacht ik soms: hoe moet ik ooit deze straat terugvinden als ik straks niets meer zie? Ik had soms aanknopingspunten, zoals een grote witte muur. Ik wist: die zou ik later niet meer kunnen zien. Dat klopte natuurlijk ook, maar tot mijn verrassing hoorde ik dan bijvoorbeeld ergens een grote afzuigkap draaien. Daarmee was het ook weer opgelost.”

U bent gewoon andere zintuigen gaan gebruiken?

“Inderdaad. En vergeet de techniek niet. Die helpt mij ontzettend. Wat moet ik zonder navigatie, bijvoorbeeld? Ik heb zelfs een apparaatje dat de kleur van mijn kleding scant, zodat ik geen gekke combinaties aantrek. De telefoon leest e-mailtjes en appjes voor, en ik spreek teksten in die ik weer kan versturen.”

U wist al vroeg dat u deze aandoening hebt, net als uw moeder. Vielen er daarmee allerlei jongensdromen voor u in duigen?

“Nee, op die manier ben ik nooit met mijn toekomst bezig geweest. Ik wist wel dat ik niet afhankelijk wilde zijn. Nog steeds niet, trouwens. Ik wil zelfredzaam zijn, daar knok ik voor. Op een bepaald punt ben ik wel afhankelijk, natuurlijk. Van mijn vrouw, van Nobel, van technische middelen. Maar ik vind afhankelijkheid een naar woord.”

Vóélt u zich ook afhankelijk?

“Soms wel. Zeker als ik iets heb gedaan waarvan ik later denk: ik ben door het oog van de naald gekropen. Met oversteken bijvoorbeeld hoor ik soms een auto of een fietser niet. Die blindenstok was voor mij ook erg. Dan ziet iedereen dat je slecht ziet. Dat wil je niet. Maar ja, op een gegeven moment móét je. Ik was rond de 55, denk ik, toen ik ’m echt nodig had. Kijk, eerst lever je je brommer in, dan je fiets, dan kun je niet meer naar de markt… En dan ben je blind en loop je met een stok. 

Ik heb het geluk gehad dat ik vroeger wel kon zien. Dat scheelt veel. Iemand die vanaf z’n geboorte blind is, heeft geen idee hoe een vliegtuig eruitziet. Wat is rood? Hoe ziet de lucht eruit? Ik weet wat een bewolkte dag is.”

Nog maar vier procent

Henk was in de eerste jaren van zijn werkzame leven huisschilder, “het meest onpraktische vak dat je kunt leren als slechtziende”, lacht hij. “In het begin ging dat nog best goed, ik verstond mijn vak. Tot ik stukken vergat en oversloeg, omdat ik het niet meer goed zag. Dat was wel confronterend. Uiteindelijk verloor ik mijn baan, ik zag toen nog maar vier procent. Het kon echt niet meer. Maar ja, ik was 27. Vijf jaar later ben ik gescheiden. Daar speelde mijn slechtziendheid en mijn ontslag natuurlijk ook een rol in. Ik heb die periode van mijn ontslag en scheiding ervaren als een diep dal. Gelukkig heb ik later een nieuwe vrouw ontmoet.”

Wie of wat zou u nog één keer willen zien?

“Mijn beide dochters. Ze zijn nu 33 en 31. Ik heb natuurlijk wel een beeld van hoe ze eruitzien, maar zij zijn in de afgelopen zestien jaar ook veranderd.”

Buurtproject

Henk is katholiek opgevoed en herontdekte het geloof via een Alpha-cursus die hij volgde bij een buurtproject. Hij voelt zich nu veel meer betrokken bij het geloof, bij God. “Ik bid ook vaker. Nee, niet om genezing. Dat hoeft ook niet. Ik zou schrikken als ik vandaag weer kon zien. Ik heb een goed leven, ben tevreden, het is prima zo. Ja kijk, als ze zouden zeggen: ‘Je kunt morgen weer zien’, graag! Natuurlijk! Maar het is niet zo dat ik mijn blindheid als een last met me meedraag. Iedereen heeft wel iets waar hij of zij mee worstelt. Iemand anders zit in een rolstoel. En soms zijn dingen lastig ja, maar dat heeft toch iedereen? Dat hoort bij het leven.”

Henk de Blij met zijn hulphond Nobel
Henk de Blij met zijn hulphond Nobel. Credits: Folkert Koelewijn - Good Folk.

Geschreven door

Mirjam Hollebrandse

--:--