Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Tonneke Bijker: 'Als God je roept, zeg je geen nee'

Programma 'Vrouw Zijn' hielp een generatie vrouwen

Een brief met een vraag en een praktisch antwoord, dat was het simpele concept van Vrouw Zijn. Het hielp een generatie vrouwen geloven. Tonneke Bijker deed het met liefde, maar is er niet nostalgisch over: “Ik ben een aanpakker, geen peinzer.”

Deel:

“Dit was eigenlijk helemaal geen interview, dit was gewoon een mooi gesprek!” concludeert Tonneke Bijker (73) aan het eind van de ontmoeting voor deze pagina’s. Voor haar is het daarmee geslaagd. Want zij hoeft niet zo nodig in de spotlights – al heeft ze dat in haar leven vaak gestaan. Laat haar maar anderen ontmoeten, helpen, delen van wat God haar gegeven heeft.

‘Harder, harder!’

In haar ruime, lichte appartement – ze woont in een verbouwd klooster – vallen de foto’s van kinderen (vijf) en kleinkinderen (negen) op. “Een traditionele oppasoma ben ik nooit geweest,” vertelt ze, “maar ik vind het wel leuk om dingen te ondernemen. Als we gingen skiën, was ik altijd degene die zei: harder, harder!” Aan de muren hangt kleurrijke kunst, die correspondeert met de rode meubels. En met de kleurrijke sjaal die ze draagt.

Ze woont er nog niet lang. Na vele jaren is ze verhuisd uit Almere, waar ze lang gewoond heeft. Het huis werd te groot, in Haarlem woont ze nu dicht bij een deel van haar nageslacht en in dit ruime appartement in een serviceflat is ze op de toekomst voorbereid. Maar soms mist ze Almere. “Ik was er betrokken bij de Mozaiek-gemeente. Al vanaf het begin! Het begon met een droom die we met z’n viertjes aan mijn keukentafel deelden. En uiteindelijk hadden we prachtige, grote doopdiensten. Een heerlijke tijd was het. Maar ach, nu is het ook mooi, hier in Haarlem. Zeg, wat doe jij eigenlijk, als je niet schrijft?”

Petrustype

Veel antwoorden van Tonneke (“alsjeblieft geen ge-u”) eindigen met een wedervraag. “Als kind was ik al geïnteresseerd in anderen. En ik voelde altijd mee. Alsof ik een antenne had die opving wat anderen voelden.” Met haar eigen gevoelsleven worstelde ze veel meer. Tonneke groeide op in een stevig Gereformeerde Bondsmilieu. Lang dacht ze dat het geloof niet voor haar was. “Ik was een Petrus-type: een doener, een spring-in-het-veld. Maar mijn zus was veel meer een liefdevol Johannestype. Daarom dacht ik lange tijd dat ik er niet bij hoorde. Niet dat mijn ouders dat communiceerden, helemaal niet. Ik voelde het gewoon zo. Tot ik met mijn ouders naar een spreker ging die jaren in Amerika had gewoond en nu in het kerkgebouw waar wij kerkten een avond hield. Ik heb die avond niets anders gedaan dan huilen. In die bijeenkomst hoorde ik: God houdt van ons allemaal. Ook van de Petrussen. Ik hoef geen Johannestype te worden.”

Ik had een hekel aan Nederland. Dat zeurende en dat kritische

De spreker nodigde Tonneke uit in zijn gezin. Daar is ze op haar knieën gegaan. “Vanaf toen wist ik: ik mag bij God horen! Ik kreeg een groot verlangen om die liefde te delen. Daarom ben ik in Duitsland theologie gaan studeren, waarna ik in Amerika terechtkwam voor een vervolgopleiding. En toen wilde ik graag naar India.” Met een lachje: “Als het maar niet in Nederland was. Ik had een hekel aan Nederland. Dat zeurende en dat kritische, ook in de kerk: altijd moest er iets gevonden worden. Toen ik in Duitsland een keer een groep Amerikanen tegenkwam, dacht ik: wat een feestje om bij jullie te zijn! Zo enthousiast en blijmoedig. Dat wil ik ook. Dat past bij mij.”

Afvallige

Hoewel die blijmoedigheid niet altijd vanzelfsprekend was. “Ik heb moeilijke periodes gehad, met name in de tijd dat de kinderen klein waren. Dan had ik last van zwangerschapsdepressie. Maar na zo’n fase was het weer helemaal goed. Van mezelf uit ben ik een heel positief mens. Mijn zoon brak een keer zijn been. Toen zei ik: ‘Wat fijn hè, dat het maar één been is.’ Zo sta ik in mijn gezin bekend. Laten we kijken naar wat kan. Ik ben meer van het ondernemen dan van het peinzen.”

Toch kwam Tonneke weer in Nederland terug. “Ik kwam in een opwekking terecht – iedere avond hadden we gebedsbijeenkomsten. Daar kwam de tekst langs: ‘De afvallige van God gaat zijn eigen weg.’ Dat wilde ik niet! Ik wilde doen wat God vroeg. Toen ik die vraag aan Hem stelde, was zijn antwoord: Nederland. Als God je roept, zeg je geen nee.”

Zenuwachtig

Eenmaal in Nederland raakte ze betrokken bij het vrouwenwerk van de Evangelische Omroep. “Dat is ook begonnen met een groepje bevlogen mensen, net als Mozaiek. We vonden allemaal dat er iets voor vrouwen moest komen. Dat is Vrouw Zijn geworden, met Noor van Haaften en Henk Binnendijk. Toen was ik ineens op tv! Voor iedere opname was ik zenuwachtig. Maar als ik dan ging zitten, dan was ik er. Dan kwam ik in een flow. Op de terugweg dacht ik: dit was goed. De volgende week ging het weer precies hetzelfde. Dus het was niet altijd eenvoudig. Aan de andere kant bleek de impact onvoorstelbaar. Ik heb gezien hoeveel er gebeurde, hoeveel brieven Henk Binnendijk en ik kregen. Het was een echte beweging die in gang is gezet.

Sommige vrouwen zeggen: laten we opnieuw beginnen met die vrouwenbeweging en die spreekbeurten. Maar zo werkt het niet. Het zijn tijden. Net als de zee: de golven zijn altijd anders, de wind waait anders. Het heeft geen zin te wachten tot dezelfde golf weer komt. Met zulke nostalgie kan ik niets. Laten we kijken waar nu de mogelijkheden zijn. Maar genoeg over mij. Heb jij ook zo’n beweging meegemaakt?”

Meer dan vriendschap

De komst naar Nederland bracht haar ook in contact met haar man: Dirk-Jan Bijker. Ze ontmoette hem bij haar thuis; hij was een van de christelijke leiders die ze uitnodigde. “Ik herinner me nog precies wat hij bad: ‘Vader in de hemel, mag ik alstublieft als een klein bootje op uw zee blijven.’ Typisch Dirk-Jan. Zo ontroerend. Een onbevangen, mooi mens. Bij het weggaan vroeg hij of ik een keer in zijn jeugdgroep wilde spreken. Toen ik ja zei, pakte hij me even vast en zei: ‘Dank je wel.’ Zodra ik naar buiten liep, dacht ik: verdraaid, ik voel wat meer dan alleen vriendschap. En radicaal als ik was, zei ik tegen God: ‘Ik ga niks doen, en als er op 1 januari nog niets gebeurd is, is het niet van U.’ Op oudejaarsavond kwam hij op bezoek, een paar dagen later waren we verloofd, negen maanden later zijn we getrouwd. Zo ging het in die tijd! Ik zou het nu niemand aanraden, maar voor ons was het goed.”

Alle franje weg

Zodra ze het over hem heeft, gaat het gezicht van Tonneke stralen. In Dirk-Jan vond ze een creatieve levenspartner, met wie ze een gemeente leidde en programma’s maakte. Rond de eeuwwisseling gingen ze als makers op bezoek bij mensen die nog maar kort te leven hebben. “Op zo’n moment valt alle franje weg. Dat paste bij Dirk-Jan. Hij ging graag met volle aandacht tot de kern van mensen. Die programma’s waren prachtig, maar ook heel heftig. Mensen deelden veel met ons. We hebben er vriendschappen aan overgehouden die nog bestaan. Het was heel intiem.”

Ik hoop dat ik in shock blijf tot ik sterf

Midden in de maaktijd, in 2001, overleed Dirk-Jan plotseling aan hartfalen. “We waren volop bezig met het draaien bij een jongen van 27. We hadden het nooit gedacht, maar hij overleed in dezelfde week als Dirk-Jan. Ongelooflijk. Op een avond ging Dirk-Jan liggen en overleed hij. Kerngezond.” Ze wijst op een foto waar hij op staat: met wapperende krullen, kijkt hij voorbij de lens de camera in. “Dit was in een van zijn laatste weken, tijdens het zeilen. Dat deed hij zo graag. Het afscheid van Dirk-Jan was ontzettend indrukwekkend. Er kwamen veertienhonderd mensen op zijn begrafenis. Hij was zo geliefd. Iedereen die hem kende, zei: als je bij hem was, had je altijd het idee dat hij je waardevol vond. Alsof je even de enige was die er bestond.”

Bijkje

Tonneke besloot door te gaan met het maken van het programma. “Ik ging binnen een paar dagen weer aan het werk, met name met het monteren. Zat ik naar zijn hoofd te kijken. Maar ik had voortdurend het gevoel alsof ik het met hem samen aan het maken was. Alsof hij nog naast me zat. Dan hoorde ik hem in mijn gedachten zeggen: ‘Die uh-tjes snijden we er wel uit, hoor!’ ‘Ja hoor, Bijkje, die snijden we eruit’, antwoordde ik dan.”

Bij haar thuis in Almere stond een bordje met daarop: “The next five minutes I want to walk with God”. Zo liep ze die eerste tijd door. “Soms moet je niet verder kijken. God is nu bij je. Iedere ochtend liep ik naar buiten met de woorden: uw barmhartigheden zijn elke dag nieuw. Ook als ik het verdriet voelde. En dan bedacht ik weer wat Dirk-Jan nu aan het doen was. ‘Bijkje, je bent weer aan het feestvieren hè’, zei ik dan. Er zijn mensen geweest die zeiden dat ik in shock was, omdat ik het had over Dirk-Jan die feestvierde. Nou, zei ik dan, ik hoop dat ik in shock blijf tot ik sterf.” Lachend: “Zo spontaan kwam dat eruit. Het is wie ik ben. Positief. Ik mis hem enorm, nog steeds. Maar de vreugde is nooit verdwenen.”

Tonneke over Dirk-Jan Bijker
Tonneke over Dirk-Jan Bijker. Credits: Jacqueline de Haas.

En de pijn? “Die deel ik minder makkelijk dan de vreugde. Terugkijkend denk ik dat ik kwetsbaarder had kunnen zijn. Ik wilde graag door. Doen. Dus deelde ik soms maar een heel klein beetje van de storm die in me woedde. Dat is niet altijd evenwichtig geweest. Misschien wel omdat ik zo gevoelig ben voor de emoties van anderen. Het is maar een interpretatie, maar dan nam ik niet altijd ruimte voor mijn eigen gevoel.”

Autootje

Na het maken van het programma deed ze het productiebedrijf over aan haar zoon. Zelf bleef ze als spreker en schrijver actief. “Mijn autootje heeft heel Nederland gezien. Aan de ene kant was ik heel zenuwachtig voor iedere spreekbeurt. Aan de andere kant zei ik: Here God, U gaat het doen. En dat was zo. Altijd. Dan kon ik ontroerd naar huis rijden: wat is er weer veel mooi geweest! Dat wist ik door de reacties, doordat ik zag wat God deed in het leven van vrouwen. Dat vond ik keer op keer ontroerend. Pas aan het eind gingen die zenuwen wat liggen. Want weet je, uiteindelijk was dat alleen maar ego. Angst om het te verknallen. Terwijl het helemaal niet om mij gaat! Het gaat over Hem!”

Nog steeds is dat haar grote drijfveer. “Als ik nu iets aan heel Nederland zou kunnen zeggen, zou het heel simpel zijn: besef dat God over je glimlacht.” Even breekt haar stem, haar ogen glimmen. “Dat raakt me nog steeds zo diep. Dat God me omarmt en zegt: ‘Meisje, Ik hou van je.’ Al dat harde lopen is best leuk, maar ten diepste hunker ik er alleen maar naar daarvan te genieten. Dat zouden we als christenen volop mogen doen: stil zijn en genieten van het feit dat het allemaal allang volbracht is. Zoals ik dat als kind in de Tilburgse kerk deed, waar ik voor het eerst die omarming ervoer.”

Genoeg te beleven

Terwijl Tonneke een beker water inschenkt, komt een servicemedewerker binnen om een dienblad op te halen. Met een knipoog zegt ze: “Alles wordt hier voor je geregeld. Al is het soms wel even wennen hoor, tussen de ouderen. Maar ook hier kan ik volop wat betekenen. Ik heb al veel mooie gesprekken gehad. Sommige ouderen zijn zo getekend door het leven.”

Door de boogramen – haar appartement beslaat de bovenste helft van de voormalige kapel – schijnt de winterzon. “Van het kloosterleven merk je hier weinig,” grapt ze, “maar dat past ook helemaal niet bij mij. Toen ik hier kwam, moest ik mijn draai vinden. Maar, zeg ik dan tegen mezelf: Hup! Aanpakken die handel! Er valt nog genoeg te beleven en te genieten. En te doen. Ik heb hier mensen leren kennen die zo jaloers en boos zijn. Op de een of andere manier denk ik dan toch: Vader, U hebt weer iets voor me te doen. Ik mag nog even, al is het maar in het klein. Zeg, zullen we nog samen bidden?”

Tonneke Bijker

Tonneke Bijker (1950) groeide op in Tilburg. Na een studie theologie in Duitsland woonde ze enkele jaren in Amerika, waarna ze terugkwam naar Nederland. Daar raakte ze betrokken bij het vrouwenwerk van de Evangelische Omroep. In de jaren negentig presenteerde ze samen met Henk Binnendijk het tv-programma Vrouw Zijn, waar wekelijks brieven van lezers werden beantwoord. Haar man, tv-maker en -presentator Dirk-Jan Bijker, overleed in 2001. Na zijn overlijden bleef Tonneke actief als spreekster. Ze is moeder van vijf kinderen, oma van negen kleinkinderen en woont in Haarlem.

Geschreven door

Pieter-Jan Rodenburg

--:--