Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Willen we deze crisis te snel verwerken?

‘Gods liefde heeft geen haast’

Sinds de uitbraak van de coronacrisis in Nederland lijkt het alsof er twee bevolkingsgroepen zijn: degenen die als rasechte optimisten een betere wereld voorspellen en de verdwaasde achterblijvers die midden in de chaos aan het bijkomen zijn. En ze lijken elkaar niet altijd te begrijpen…

Deel:

De bekende hit ‘Het duurt te lang’ van de Nederlandse zangeres Davina Michelle zit de afgelopen week steeds maar in mijn hoofd. Ik heb er alleen een andere tekst op verzonnen en die gaat zo: ‘Het gaat te snel, ik sta hier nog maar even – het is zo anders leven, het gaat te snel.’

Doodop

Terwijl ik de eerste dagen van de corona-crisis het liefst gewoon zwijgend op mijn knieën was blijven bidden, werd ik in rap tempo alweer overeind gehesen. Amper bekomen van de schrik, werd me bemoedigend toegesproken dat dit een tijd van nieuwe kansen was. Dit andere leven moest ik met een hernieuwde passie omarmen. ‘Zing dat God overwinnaar is en wees blij, want de bomen botten uit en de lente komt eraan.’ En daar ging ik, mee in de stroom. Al voelde ik weerstand vanbinnen, voor even was het ook fijn.

Maar aan het einde van die eerste week was ik doodop. Ik wist precies wat er gebeurd was – ik was mijn eigen pijn voorbijgelopen. Het deed me denken aan de val die ik begin dit jaar maakte. Ik zou uit eten gaan met mijn vriendinnen en tijdens het wandelen klapte ik op mijn kin. In nog geen uur tijd zat ik in het ziekenhuis, was de wond gehecht en wilde ik het liefst direct weer terug naar het café waar mijn vrienden zaten, het leven vieren. Maar dat lukte niet; mijn kaak was gekneusd, mijn gezicht werd bont en blauw en mijn hersenen weigerden dienst. Ik moest rust houden om te herstellen.

‘Heer, ontferm U’

Hoe is dat in deze tijd? Hoe zit het met de langzame pijn? Op de een of andere manier gunde ik mezelf in het begin niet de rust daarbij stil te staan. De tweedeling die in de maatschappij zichtbaar is, zit namelijk ook in mezelf. Ik zie overal nieuwe kansen en ik houd van avontuur. ‘Hup, schouders eronder mensen, en leef!’ Maar dan is er ook die andere kant in mij. Die persoon die nog op de knieën lag, met haar gezicht in de aarde, gebogen voor haar Schepper. Zij kon nog niet voluit zingen: ‘Jezus is Overwinnaar’, al geloofde ze het heus wel. Zij prevelde: ‘Heer, ontferm U’ en verder niets. Daar op de grond ontdekte ze heel langzaam dat ze ademde en dat dat voorlopig even genoeg was.

Sneltreinvaart

Welke kant in jezelf moet je nu voorrang geven? Is het één slecht en het ander goed? Gezien sommige reacties lijkt dat soms wel. Houd op met al die initiatieven, mopperen sommigen. Blijf niet zo sikkeneuren – daar help je niemand mee, klinkt het van de andere kant. De manier waarop veel Nederlanders in sneltreinvaart alle stadia van rouw doorlopen, is voer voor psychologen, beweerde Karel Smouter vorige week in een column in het NRC. In minder dan een week gingen we van ontkenning naar acceptatie, zo lijkt het. Maar is dat eigenlijk wel zo?

Het is goed om je te realiseren dat iedereen bij het ontvangen van een ‘klap’ zijn eigen weg opnieuw moet hervinden. Waar de een dit doet door eerst het positieve te zien, beleeft de ander eerst zijn pijn. Daarin is geen goed of fout. De een gaat op de barricaden staan, de ander trekt zich terug; het heeft alles te maken met hoe we ons veilig voelen.

Uitputten

Al mogen we de grens in deze periode niet meer over, we zijn nog nooit zo veel op reis geweest. We reizen door een innerlijk landschap van emoties. De ene dag zit je op het eiland Hoop, de andere dag beland je plotseling in de woestijn van Verwarring om door te reizen naar de berg van Boosheid en daarna uit te komen bij het meer van Vreugde. Dat innerlijk reizen kan je uitputten; het is een kenmerk van rouw dat je sneller moe en geprikkeld bent.

Wanneer je iemand bent die altijd maar doorgaat, is de kans groot dat al die emoties je irriteren. Ze vertragen de boel. Is het bovendien geen onzin dat we zo’n heisa maken om dit coronavirus? Er zijn mensen die het veel slechter hebben, dus we mogen niet klagen: we hebben eten, Netflix en alle kerkdiensten gaan online door.

Vervreemding

Het kan ook zo zijn dat je wel vaart bij de plotselinge stop van alles. Naast alle ouders die het niet meer zien zitten, zijn er ook genoeg die ervan genieten dat de wekker niet zo vroeg gaat en dat er nieuwe vrijheid is binnen het gezin. Voordat je het weet, voel je je niet meer verbonden met de andere helft van de samenleving, die het superpittig heeft. “Ik ervaar een gevoel van vervreemding,” vertelde iemand mij, “want ik snap niet waar iedereen zich druk over maakt.”

Degenen die zich druk maken, zijn vaak diegenen bij wie het leven al een grote uitdaging wás. Mensen die afhankelijk waren van dagtherapie, net herstellende van een depressie. Mensen met ziekte in het gezin. Mensen die opeens iemand moeten begraven, zonder liefdevolle aanraking van mensen om hen heen. Hoe zichtbaarder het is, hoe meer we bereid zijn daar nog wel even bij stil te staan. Maar het merendeel van dit leed is onzichtbaar, of ligt onder de oppervlakte.

Broosheid

Denk maar aan de regenboog met verschillende kleuren. Degene die direct opstaat, is waarschijnlijk knalroze, en degene die naar binnen trekt misschien wel lichtgeel. We hoeven die kleuren niet te vermengen tot één overzichtelijke poepbruine smurrie. We mogen elkaars verschillen leren omarmen, net als de verschillen in jezelf. Voel je je de ene dag lichtgeel? Haal er dan niet direct een knalrode streep doorheen. Je broosheid mag er zijn. In 1674 zei predikant John Flavel na een periode van rouw: “U moet niet vóór Gods tijd verlost willen worden van uw verdriet. Als God troost schenkt op Zijn tijd en wijze, is die troost vaak duurzaam en heilzaam.”

Gun je zwakheid dus het licht. Haal je troost niet uit het vergelijken met anderen, maar ontdek hoe God een tandje dieper gaat. Gods liefde heeft niet zo veel haast als die van ons.

Beeld: Shutterstock 

Geschreven door

Mirjam van der Vegt

--:--