Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Femma Fleijsman werd als 16-jarige gedeporteerd naar Auschwitz

‘Op mijn arm werd het nummer ‘83018’ getatoeëerd’

Femma Fleijsman (92) werd als 16-jarig meisje vanuit Amsterdam gede-porteerd naar Auschwitz. Daar stond ze oog in oog met Josef Mengele - de engel des doods. “Hij keek me recht in mijn ogen. Ik bleef bidden en geloven: ik ga weer naar huis.”

Deel:

“Op 6 januari 1944 was ik alleen thuis toen er werd aangebeld. Nietsvermoedend deed ik open. Er stonden twee mannen van de Sicherheitsdienst voor de deur, die me gelastten mee te komen. Ik had krulspelden in mijn haar en vroeg nog of ik die mocht uitdoen, maar ik moest direct meekomen.”

Calmeyer-lijst

“Ik besefte toen nog niet dat mijn vaders aanvraag om mij op de Calmeyer-lijst te krijgen was afgewezen. Hierop stonden etnische twijfelgevallen: Nederlandse Joden die ‘Arisch’ bloed in hun aderen hadden. Zij kregen de mogelijkheid vrijgesteld te worden van deportatie. Als half-Joodse met een katholieke vader kwam ik hiervoor in aanmerking, maar ik werd door Hans Calmeyer persoonlijk vogelvrij verklaard. Als 16-jarig meisje belandde ik door zijn schuld moederziel alleen in Auschwitz-Birkenau.“ 

Engel des doods

“Direct na aankomst werd ik ontluisd en kaalgeschoren, vervolgens is het nummer ‘83018’ op mijn linkerarm getatoeëerd. Nooit heb ik mij zo eenzaam gevoeld als toen. Er zaten daar Joden uit heel Europa. Hierdoor konden we elkaar maar moeilijk verstaan. Maar praten deed je ook niet zo snel, je keek wel uit. Tijdens het werken in de loopgraven zag ik hoe een kapo een Pools-Joodse vrouw de tanden uit haar mond sloeg omdat ze te veel praatte.

Toen ik ziek werd, belandde ik in de ziekenbarak. Ik stond er oog in oog met Josef Mengele. Hij keek me recht in de ogen. Ik bleef bidden en geloven: ‘Ik ga weer naar huis.’ Mengele voerde gruwelijke medische experimenten uit op patiënten. Hij heeft ook mij injecties toegediend.” 

'Mijn vader vroeg wie ik was'

“Toen het Rode Leger oprukte namen de nazi’s 60.000 gevangenen mee op de dodenmarsen. Maar ik bleef samen met de andere patiënten achter in de ziekenbarak en ben vervolgens met een groepje vrouwen naar Auschwitz I gelopen. Na een tijdje hoorden we plotseling harde geluiden. Het Rode Leger was het kamp binnengevallen en kwam ons bevrijden. Ik stond toen net bij die poort waar ‘Arbeit macht frei’ op staat. We waren zo blij!

Na een half jaar kon ik eindelijk terug naar huis. Mijn moeder kon haar ogen niet geloven toen ze me zag en viel flauw. Mijn vader vroeg wie ik was, want ik was ontzettend mager en leek tien jaar ouder. Als een klein meisje kroop ik bij mijn moeder op schoot en liet haar niet meer los.” 

Blauw oog

“De oorlog zat in me. Een paar jaar later trouwde ik met Hendrik. Ik weet nog dat hij op een dag opstond met een blauw oog. Ik vroeg: wat heb jij nou? Waarop hij antwoorde: ‘Je was vannacht weer bezig, je gaf me een klap.’ Maar dat heb ik nooit geweten, echt niet, mijn angst zat heel diep. Ik droomde vaak over Auschwitz en Josef Mengele en sloeg dan in het wilde weg om me heen.

Op een gegeven moment werd ik erg opstandig. Ik had alles opgekropt en dat moest eruit. Mijn moeder zei ooit eens tegen mijn dochter: ‘Femma was altijd zo’n lieverd, maar ze is veranderd. Het lijkt wel alsof ze een beetje hard is geworden.’ Dat mijn moeder dat had gezegd hoorde ik pas veel later. Maar het klopte wel, ik nam helemaal niks meer aan, van niemand.”

‘Over Auschwitz kun je niet vertellen’

“Mijn man en ik kregen vier kinderen. Wanneer die vrienden en vriendinnen mee naar huis namen zagen ze mij altijd soppen en boenen. Dat vond ik op zich niet erg. Maar ze zullen wel gedacht hebben: die vrouw is altijd aan het werk, ze haalt elke week haar gordijnen eraf en zo. Maar ja, dat heb ik meegenomen uit die tijd. In het kamp moest het allemaal volgens hele strenge regels gaan, anders kreeg je ervan langs. Dat heb ik bij me gehouden, thuis moest alles helemaal schoon zijn.

Tot voorkort praatte ik nooit over het kamp en wat voor invloed het op mijn leven had. Dat deed je gewoon niet. Ik dacht altijd: daar kun je niet over vertellen, mensen denken dat je liegt, dat je maar wat vertelt. Maar ik heb de meest afschuwelijke dingen gezien. Dus meestal wanneer mensen het nummer 83018 op mijn arm zien hoef ik niks uit te leggen.“

Femma's verhaal wordt verteld in de documentaire ‘Het raadsel van Femma, prooi van een mensenredder’.

In mei 1945 wordt Edith Eger meer dood dan levend tussen een stapel lijken in Auschwitz gevonden door een van de bevrijders. Jarenlang hield ze haar duistere verleden opgesloten. “Maar”, zegt ze, “vrijheid betekent dat we de moed vezamelen om de gevangenis af te breken, steen voor steen.” Lees tien wijze lessen van deze krachtige vrouw.

Geschreven door

Yvonne de Noord

--:--