Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Hoe een vriendschap mijn idee over het christendom op z’n kop zette

Deel:

Zijn vriendschap met Reinier zorgde bij Job voor een nieuwe kijk op het christendom. ‘Die koppeling van geloven aan praktisch handelen maakte dat ik dacht: Die traditie, die Jezus, daar wil ik ook bij horen.’

Ruim twaalf jaar geleden raakte ik bevriend met Reinier Sonneveld, kernteamlid van Lazarus. Op uitnodiging van zijn vriendin (nu zijn vrouw), woonde ik de opening bij van een expositie in Den Bosch, waar nieuw werk van haar werd getoond. We raakten aan de praat, waarbij Reinier onder meer vertelde dat hij vegetariër was. Na afloop gingen we met een groepje mensen wat eten. Tot mijn grote verbazing bestelde Reinier een vleesgerecht. ‘Als ik uit eten ga, mag ik dat van mezelf’, luidde zijn verklaring. Pas toen ik Reinier wat beter leerde kennen, begreep ik hem. Rechtlijnigheid, dogmatisch denken en twijfelloosheid zijn hem vreemd.

Een schok en een bevrijding

Voor mij betekende de kennismaking met Reinier, en de vriendschap die daaruit voortkwam, een schok en een bevrijding. Mijn beeld van orthodoxe christenen als geharnaste, twijfelloze gelovigen, die zich ingraven in hun eigen gelijk, ging aan scherven. In de gesprekken die we voerden – in de kroeg, aan de eettafel, op feestjes en in de vele mails die we uitwisselden – bleek Reinier een heel open geest, oprecht geïnteresseerd in andersdenkenden, zoals ik. En nooit te beroerd om zijn mening bij te stellen als daar goede argumenten voor waren.

Terugkijkend denk ik dat al die gesprekken en discussies met Reinier me bevrijd hebben van veel vooroordelen en mijn blik weer hebben geopend voor de waarde van het christendom en geloven. Zijn boekje Het goede leven dat in 2009 verscheen, was daarbij misschien wel het kantelpunt. Het bevat een keiharde kritiek op de westerse consumptiemaatschappij en legt feilloos het leed bloot dat het neoliberale, kapitalistische systeem in stand houdt. Het kwaad is geïntegreerd in het systeem en maakt ons allemaal impliciet medeplichtig. Dat vereist een radicaal andere opstelling, waarin ‘het goede leven’ centraal staat. Een leven uit liefde, met Jezus als lichtend voorbeeld.

Die koppeling van geloven aan praktisch handelen – waarbij altijd de anderen centraal staan en je het afzien van vlees eten volgens Reinier als een gebed kunt beschouwen – maakte dat ik dacht: ‘Die traditie, die Jezus, daar wil ik ook bij horen.’ Maar ja, hoe doe je dat vervolgens? Hoe ruim je de wetenschappelijke en filosofische obstakels op, die zich in de loop der jaren tussen geloven en denken hebben genesteld? Wouter Slob, een oud-studiegenoot van me met wie ik vijf jaar geleden via mijn werk weer in contact kwam, is dáárin een groot voorbeeld voor mij geworden.

Switchen tussen buiten en binnen

Maar ook nu die obstakels zijn verdwenen (waarover een andere keer meer), lukt het me nog steeds maar zelden om me volledig over te geven aan God en op te gaan in die christelijke traditie. Ik ben overtuigd geraakt van de grote waarde van geloven en zelfs van de noodzaak ervan. Maar vaak lukt het me alleen in de kerk – tijdens een gebed, een preek of het zingen van een mooi lied – om de overstap echt te maken, waarna steevast een terugval volgt.

In onze oude mailwisseling stuitte ik op de volgende opmerkingen van Reinier daarover: ‘De hele christelijke traditie heeft het over een sprong: van buiten is het geloof een raar verhaal, van binnen is het coherent en wonderschoon. Je kunt soms switchen tussen buiten en binnen (zoals jij lijkt te doen), maar een brug is er niet. Het heeft veel met vertrouwen te maken, maar deels ook met kennis.’

Een ander vocabulaire

Ik zat daar onlangs, tijdens een ritje op de racefiets door Drenthe, voor de zoveelste keer over te piekeren. Zoals ik wel vaker doe tegenwoordig, sprak ik mijn twijfels en gedachten hardop uit als een gebed. ‘Heer, help mij om die overstap te maken en er woorden voor te vinden’, hoorde ik mezelf zeggen, terwijl ik het dorpje Anderen (what’s in a name…) uit fietste. ‘Dat vraag ik U uit genade, amen.’ Ja, ik weet het: ‘van buiten’ – waar ik nog vaak verkeer – klinkt dat belachelijk. Als je niet religieus bent, komt religieuze taal al te vaak als wartaal over.

Tot ik me opeens realiseerde dat geloven misschien wel precies dát is. Het gaat gepaard met een ander vocabulaire, met een andere verwoording van je leven. Geloven is een soort shift in taalregister, waarbij je bijbelse woorden en begrippen als ‘genade’, ‘de liefde van Christus’ en ‘verootmoediging’ gebruikt om betekenis te geven aan je leven en de dingen die je meemaakt en doet. Je kunt je leven ook verwoorden – betekenis geven – in een atheïstisch of wetenschappelijk taalregister. Of in een hedonistisch, boeddhistisch of stoïcijns-filosofisch register. Maar als je gelooft, hanteer je andere woorden die ‘niet-geloofstaligen’ – heel begrijpelijk – nauwelijks begrijpen.

Verbonden met alles om me heen

Vlak voor het dorpje Gasteren – ook in die naam zie ik vanuit dat religieuze vocabulaire gedacht een diepere betekenis – stopte ik om deze gedachten te noteren. Even later fietste ik verder, onderwijl Lied 425 uit het Liedboek voor de kerken zingend, of beter gezegd: neuriënd, want zo tekstvast ben ik als nieuwe kerkbezoeker nog niet. Daarbij werd ik overvallen door een groot gevoel van dankbaarheid. Ja, ik zat jankend van vreugde op mijn racefiets. Ik prevelde de hele tijd ‘Dank U Heer’, groette iedereen die ik tegenkwam en voelde me verbonden met alles om me heen.

Natuurlijk realiseer ik me dat deze ervaring heel makkelijk weg te verklaren valt in het wetenschappelijke taalregister. Ik was moe door het fietsen. Emotioneel niet heel erg stabiel. In mijn hoofd bezig met het schrijven van dit stuk en ik fietste toevallig net tussen Anderen en Gasteren. En ja, anderhalve week eerder had de dominee in Zuidlaren net gepreekt over die verwoording. Heel logisch dus dat je dan zo’n gedachte over taalregisters te binnen schiet.

Een orgel met meerdere registers

Maar dat is niet zoals ik het ervoer. Het voelde alsof het inzicht me op dat moment werd geschonken door God, als antwoord op mijn gebed. De werkelijkheid waarin ik verkeerde, was een religieuze. En dus was ook het taalregister waarin ik die ervaring verwoordde en opnam religieus van aard. Nu kun je je natuurlijk afvragen: Wat maakt het in vredesnaam uit vanuit welk register je betekenis geeft aan de wereld? Wel, ik denk dat er heel goede filosofische en ethische redenen zijn om juist het geloofsregister te hanteren om de werkelijkheid te verwoorden.

Daarbij sluiten die verschillende vocabulaires waarmee we betekenis geven aan deze wereld elkaar natuurlijk lang niet altijd uit. Misschien kun je het vergelijken met een orgel met meerdere registers die elkaar aanvullen en verrijken. En dan gaat het erom welk register je wanneer laat klinken en welk register je kiest voor welke stem. Christen-zijn komt er dan misschien op neer dat je voor de melodie van je leven het geloofsregister kiest, waarbij je je geborgen weet in de liefde van Christus. Het wetenschappelijke register kan daarbij heel goed als tweede of derde stem fungeren.

En misschien moet je af en toe, als de melodie te dominant wordt en alles dreigt te overstemmen, middels een schril fluitje ook de atheïstische stem even laten meeklinken. Om bij de les te blijven en niet te verharden in het eigen gelijk. Zoals je als vegetariër soms best een stuk vlees kunt eten.


Job van Schaik (51) woont in Groningen en werkt op de cultuurredactie van Dagblad van het Noorden. Hij groeide op in de Vergadering van Gelovigen, maar nam op z’n 17e afscheid van God en van het geloof. Sinds een half jaar bezoekt hij met zijn vriendin regelmatig de eredienst in de Laarkerk in Zuidlaren (PKN). Voor Lazarus zal hij de komende maanden verslag doen van zijn zoektocht.

Geschreven door

Job van Schaik

--:--