Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Hoe 'Oh Happy Day' per ongeluk een megahit werd

De zomerhit van 1969

Tussen alle protest- en liefdesliedjes is het een vreemde eend in de bijt: een lied dat de vreugde bezingt die je ervaart als Jezus de zonden wegwast. Kerkdirigent Edwin Hawkins had ‘m dan ook nooit als hit bedoeld, maar dat werd het wel.

Deel:

Ze zijn best blij met hun tweede plek op de koorwedstrijd in Washington, de leden van het Northern California State Youth Choir. Normaal zingen ze in pinksterkerken aan de andere kant van het land, dus alleen al het meedoen aan zo’n nationale wedstrijd is een avontuur. Ze bekostigen de trip met de verkoop van een zelfgeproduceerde plaat – opgenomen met geleende apparatuur in de kerk van koorleider Edwin Hawkins. De vijfhonderd exemplaren zijn binnen een mum uitverkocht. Het is 1968.

Deinend

Terwijl het koor zijn best doet in het oosten, krijgt thuis in Californië lokale radio-dj Abe Keshishian de plaat in handen. Hij is direct wildenthousiast. Dit mengsel van oude gospel en moderne soul en r&b is helemaal van nu. Vooral het nummer ‘Oh, Happy Day’ bevalt hem, met het contrast tussen de bescheiden koorarrangementen en de uitbundige solozang – zangeres Dorothy Morrison laat zich bij het zingen inspireren door soulzanger James Brown.

Toen de Engelse dominee Philip Doddrigde het lied halverwege de achttiende eeuw schreef, had hij een heel ander idee bij de uitvoering: een trage, vriendelijke kerkhymne. Hij baseerde de tekst op het verhaal van de Ethiopische kamerling die zich door Filippus liet dopen en zijn weg ‘met vreugde’ vervolgde (Handelingen 8). Dirigent Edwin Hawkins kent het nummer uit het gezangenboek van zijn moeder en herschrijft het grondig. Zo verandert hij de deinende driekwartsmaat in een ritmische vierkwart, schrapt de coupletten en maakt van het refrein een vraag-antwoord-spel: de zanger vraagt, het koor antwoordt.

Lachertje

Het resultaat: een aanstekelijke energiebom die radio-dj’s elkaar enthousiast toesturen. Na San Francisco volgt New York, en Chicago sluit al snel aan. De dj daar kondigt het lied aan met de woorden: “Ik weet niet hoe ik dit moet noemen. Het klinkt als gospel en als soul. Hoe dan ook, de beat heeft een groove, ik vind het mooi en ik ga het draaien.” Opvallend genoeg zijn het vooral seculiere radiostations die het nummer spelen; christelijke dj’s volgen pas later.

Ook platenmaatschappijen staan in de rij. Zestien melden zich bij de verbijsterde Edwin Hawkins, die geen idee heeft wat hij met al die aanbiedingen moet. Uiteindelijk tekent hij met zijn koor bij Buddha Records, niet vanwege de naam, maar omdat een vriend uit de muziekindustrie dat de beste keus vindt. Hij krijgt er vijfduizend euro voor. Dat lijkt op dat moment een smak geld, maar, zoals Hawkins later toegeeft, het blijkt achteraf een lachertje.

Vernederend

De platenmaatschappij is niet blij met de koornaam – Northern California State Youth Choir bekt niet lekker – dus die verandert in Edwin Hawkins’ Singers. Steeds vaker vragen clubs en festivals het koor op te treden. En daar is de kerk niet blij mee. Edwin Hawkins vertelt in de documentaire Summer of Soul: “We waren onderdeel van de pinksterbeweging. Daar dronk je niet, danste je niet en ging je niet naar clubs. Dus er kwam veel kritiek vanuit de kerk. Dat was erg vernederend, maar wij voelden dat de wereld ‘Oh, Happy Day’ nodig had.”

Want, zo ervaart Hawkins, in het decennium van de Vietnamoorlog, de moord op Kennedy en Martin Luther King, en toenemende spanningen en rassenrellen is het blijde nieuws van Jezus Christus meer dan welkom. “Wij verkondigden dat niet door te preken, maar brachten het in eigentijdse liedjes.”

Fulltime artiest

In 1969, bijna twee jaar nadat een enthousiast kerkkoor nietsvermoedend een album vol gospels opneemt voor een eenvoudige inzamelingsactie, is ‘Oh, Happy Day’ dé zomerhit. De Edwin Hawkins’ Singers treden op in televisieprogramma’s, op grote festivals en veroveren ook Europa. In Nederland pikt Radio Veronica het nummer op. Eind mei verschijnt het nummer in de Top 40 om daar elf weken te blijven hangen. Edwin Hawkins is van parttime koordirigent fulltime artiest geworden en staat aan de basis van iets wat nu heel gewoon is: gospelkoren in popmuziek.

De Edwin Hawkins’ Singers hebben hun eerste succes nooit weten te evenaren, al scoren ze in 1970 samen met zangeres Melanie een hit met vredeslied ‘Lay Down (Candles In The Rain)’. Tot aan Hawkins’ dood in 2018 treedt het koor op met hun gospel op poppodia en festivals, maar minstens zo vaak op de plek waar het allemaal begon: in een pinksterkerk in Oakland, Californië.

Dit stond in de zomer van 1969 ook in de Top 40:

• Suzanne (Herman van Veen)
• The Boxer (Simon & Garfunkel)
• Je t’aime… moi non plus (Jane Birkin met Serge Gainsbourg)
• The ballad of John and Yoko (The Beatles)
• In the getto (Elvis Presley)

Geschreven door

Pieter-Jan Rodenburg

--:--