Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Lydia van Maurik: 'Ik word rustig van de stal uitmesten'

Zag ze een gewond vogeltje op de grond liggen, dan wist zangeres en songwriter Lydia van Maurik al jong wat je moest doen: bukken, het diertje mee naar huis nemen, liefdevol verzorgen en weer vrijlaten. "Zo'n groot verantwoordelijkheidsgevoel is natuurlijk mooi, maar heeft ook iets dodelijk vermoeiends."

Deel:

Haar mooiste jeugdherinnering? Daar hoeft Lydia (1979) niet lang over na te denken. “Dat ik ’s morgens vroeg, helemaal alleen, samen met onze herdershond Imka door de weilanden naar het water wandelde – meestal het Slotermeer. Daar ging ik heen omdat ik niemand tegenkwam. Afgezien van de wind en de vogels was het er helemaal stil: een ontzettend fijn gevoel.” Glimlachend: “Het gaf me natuurlijk een extra vrij gevoel dat ik een beetje ‘stout’ was: ik liep door het weiland van iemand anders.”

Op volle toeren

Sinds een aantal maanden huren Lydia en echtgenoot Stefan woonruimte in boerderij De Morgenstond in het Utrechtse dorpje Schalkwijk. Vanuit hun tuin kijk je uit op het gras van de hoge dijk, waarover – scherp afgetekend tegen de felblauwe hemel – een grommende tractor voorbij rijdt. Daarachter glijdt de Lek traag door een landschap vol bruggen en kerktorens. De weidsheid van deze oer-Hollandse omgeving doet denken aan het decor van haar jeugd. Die bracht ze door in Friesland, vertelt Lydia aan de picknicktafel naast de boerderij. “Omdat mijn vader predikant is, zijn we als gezin best vaak verhuisd. De langste periode dat wij op één plek hebben gewoond, was van mijn 9e tot mijn 17e, in Woudsend. Daar hadden we een prachtig plekje; de pastorie stond aan de Ee.”

Ze gedijt het beste in zo’n rustiek landschap. Want in haar hoofd is het zelden stil: de creatieve radartjes draaien steevast op volle toeren, en van jongs af aan beleeft ze het leven heel intens, met alle zintuigen. Er zit geen filter tussen Lydia en de wereld om haar heen. “Daardoor komt alles rechtstreeks bij mij binnen. Vandaar dat ik altijd de natuur en ruimte nodig heb gehad om innerlijk tot rust te komen.”

Wat heb jij van je ouders meegekregen?

“Een heel grote liefde voor God. Dat vooral. En een groot verantwoordelijkheidsgevoel, het besef dat je moet zorgen voor anderen - zoals Jezus deed - en voor de dingen om je heen. Barmhartigheid, om het met een Bijbels woord te zeggen. Dat is er niet ‘ingestampt’, maar mijn ouders leefden het voor. Ieder vogeltje dat uit een boom was gevallen, werd opgeraapt en liefdevol verzorgd. Dat heeft me sterk bepaald bij alles waar wij zo vaak aan voorbijrennen in onze hectische samenleving. Mede daardoor heb ik een heel liefdevol Godsbeeld meegekregen. De waarde die Hij toekent aan al die kleine wezens...” Direct erachteraan: “Al heeft het ook iets vermoeiends, je voor elk vogeltje verantwoordelijk voelen. Het zijn er nogal wat!”

Best ongeduldig

Als kind droomde ze ervan dierenarts te worden. Tot ze ontdekte dat ze “heel slecht” was in wiskunde. Waar ze wél in uitblonk, was muziek. Al sinds haar 14e schrijft Lydia liedjes, mede omdat een vriendin haar talent zag en haar stimuleerde hiermee door te gaan. Tijdens haar gymnasiumopleiding groeide het verlangen jongerenwerker te worden, en na het eindexamen koos ze daarom voor een hbo-studie theologie aan de Christelijke Hogeschool Ede.

Waarom ben je uiteindelijk geen jongerenwerker, maar godsdienstlerares geworden?

“Ik ben best ongeduldig, en een doordouwer. Dus ik dacht: als ik straks de helft van mijn tijd moet besteden aan vergaderingen met mensen die toch niets willen veranderen, word ik diep ongelukkig. Dus koos ik voor het godsdienstonderwijs. Van al die pubers met hun verschillende achtergronden heb ik zoveel over God geleerd, dat had ik niet willen missen.”

Een verdronken meisje

Lydia werd de afgelopen jaren vooral bekend als componiste en zangeres van de succesvolle formatie Brown Feather Sparrow, die in 1999 begon en in 2010 – na drie albums – stopte.

Je hebt sinds je 14e heel wat teksten geschreven. Is er één lied waarmee jij je grootste hoogte hebt bereikt?

Lydia denkt enkele seconden na. “Ik heb nét een liedje geschreven voor het nieuwe album van How to throw a Christmas Party (een gelegenheidsband die ze na het stoppen van Brown Feather Sparrow oprichtte, red.). Het thema is dit jaar bootvluchtelingen. Ik wilde heel graag een liedje schrijven bij de foto die vaak via social media is gedeeld, van een verdronken meisje dat in een blauwe zee drijft. Er ligt zo’n intense emotie achter die foto. Waar zijn haar ouders? Rouwt er iemand om haar? Laat het ons koud omdat we haar niet kennen? Waar is God als zoiets gebeurt? En waar zijn wij? Die vragen wil ik stellen, dat verhaal vertellen. Dat is trouwens ook wel de manier waarop ik muziek maak. ‘Hier moet iemand iets over schrijven!’ Dat heeft toch weer te maken met die barmhartigheid, denk ik. De eerste regel is: Lord, lift her up above the waves: Heer, til haar op boven de golven...”

Wat gebeurt er ‘vanbinnen’ met jou als je muziek maakt?

“Als ik zelf een liedje maak, ga ik er een beetje aan kapot. Ik heb een gigantische verbeelding. Omdat ik me zozeer vereenzelvig met iets of iemand, is het soms heel erg ontroerend, intens verdrietig, of juist heel mooi. Dan heb ik altijd het gevoel” – ze heft haar armen op en laat ze omlaag zoeven – “alsof de hele wereld zó door me heen valt; ik kan het niet anders omschrijven. Daarna ben ik doodmoe, uitgeput.”

Je hebt ook meegewerkt aan het grote project Psalmen voor Nu, dat een stofdoek over eeuwenoude liederen wilde halen. Hoe kijk je daarop terug?

Bedachtzaam: “De teksten vind ik vaak steengoed, omdat ze de moeilijke kanten van het leven niet wegmoffelen maar benoemen. Tegelijk... de liederen klinken nogal zoet. Te lief, te veilig. En dat snap ik ook wel: als je het anders doet, kun je het lastiger aan de man brengen. Maar er moet een rauw randje aan zitten. In veel christelijke muziek mis ik de gebroken werkelijkheid. Het leven ís soms gewoon pijnlijk.”

De stap naar pleegzorg

“We zouden graag kinderen willen hebben,” vertelt ze. “En daarbij had ik me altijd voorgenomen dat ik, naast eventuele eigen kinderen, ook pleegkinderen zou willen opnemen in mijn gezin. Twee vrienden zijn met pleegbroertjes en -zusjes opgegroeid; dat vond ik heel mooi en fascinerend.”

Daarom was de stap naar pleegzorg niet zo heel groot, legt ze uit. Op de vensterbank in hun woonkamer staat een vrolijke foto van een lachend jongetje, dat van twee kanten op zijn wang wordt gekust door Lydia en Stefan. Zijn komst in 2013 en zijn vertrek, een jaar later, haalden meer in Lydia’s leven overhoop dan ze ooit had kunnen denken.

Leren vertrouwen

“Toen hij twee jaar geleden bij ons kwam, hechtten we ons heel snel aan hem,” blikt ze terug. “Een jochie van 1 jaar oud, dat nog niet kon praten, en dus puur op zijn gevoel communiceerde. Hij ‘scande’ ons voortdurend: zijn ze wel te vertrouwen?” Het is even stil voor ze vervolgt: ”Op een dag zat hij in de woonkamer, op z’n knietjes in een wat vreemde houding, met z’n armen achter zich op de grond. Keihard krijsend. Pure ellende wat daar zat. Toen ik hem daar zo zag zitten, brak er iets in mij. Ik moest vreselijk huilen. Direct stopte hij met krijsen, en kwam hij – voor het eerst – naar mij toe, overbrugde hij zelf de afstand tussen ons...” Met vochtige ogen: “Ik ging helemaal kapót vanbinnen. Ik vond het zó erg voor dat mannetje dat hij zo overduidelijk in paniek was en zich niet liet helpen. Ik deed teveel mijn best om me als een opgewekte moeder te gedragen, maar hij merkte: er klopt iets niet bij haar. Pas toen mijn automatische piloot uitging, kon hij me leren vertrouwen.”

Op hol geslagen paard

“Het afscheid van ons pleegzoontje was een moeilijk moment. Het bleef heel lang onduidelijk hoelang hij bij ons zou blijven, dus die hele periode was mede daardoor een emotionele achtbaan.”

De dag na het afscheid, toen de leegte die hij achterliet haar van alle kanten aangaapte, braken de sluizen. Nadat de verantwoordelijkheid voor de zorg wegviel, stortte Lydia in. “Tot dan toe had ik elke dag een doel – voor hem zorgen – anders was ik al veel eerder vastgelopen. Het klinkt misschien gek, maar voor mij was het een wilsbeslissing: ik geef hieraan toe, ik ga nu gewoon stuk. Zó wil ik niet langer leven. Het kon ook niet anders – ik kwam zelfs de trap niet meer op.”

Jarenlang had ze domweg teveel hooi op haar vork genomen. Ze was al vijftien jaar betrokken bij allerlei bands en uiteenlopende muzikale projecten, stond inmiddels tien jaar voor de klas én woonde met Stefan al elf jaar lang in een woongemeenschap, waarvan zes jaar in het nabijgelegen Tull en ’t Waal. En daar was nu de zorg voor een beschadigd kind bij gekomen. “Ik was gewoon aan het eind van mijn Latijn. Als een op hol geslagen paard door het leven gaan, is niet gezond. Opeens stond mijn drukke leven volledig stil.”

Rustiger vaarwater

“Toch ben ik verrassend snel opgekrabbeld,” zegt ze. “Het is nu één jaar later, en ik bruis alweer van de energie!” Sinds de zomer van 2014 heeft ze wel een aantal keuzes moeten maken om haar leven in rustiger vaarwater te brengen. Zo besloot ze vanuit de woongemeenschap naar deze nieuwe plek in Schalkwijk te verhuizen, en heeft ze gesnoeid in het aantal muzikale activiteiten. Vlak voor de zomer zette ze bovendien een punt achter haar onderwijscarrière. “Wat ik het meest zal missen aan het onderwijs? De pubers. Wonderlijke wezens, van wie we als volwassenen veel kunnen leren. Een puber is een soort karikatuur van wie de mens eigenlijk is: we denken – borst vooruit – dat we heel wat zijn en kunnen; vol bravoure en potentie, en tegelijkertijd zijn we zo kwetsbaar. Dat zie je bij hen uitvergroot terug: prachtig!”

Je hebt een studie biologische landbouw gevolgd. Wat wil je daarmee gaan doen?

“Dat weet ik nog niet goed. Al sinds mijn jeugd zit er een plaatje in mijn hoofd van een gemeenschap van mensen op het platteland die allemaal bij elkaar wonen, en waar alles samenkomt wat ik belangrijk vind: muziek maken, geloof, gastvrijheid, zorg voor mensen die het moeilijk hebben, de vogeltjes oprapen... Dat plaatje, daar ben ik mijn hele leven al naar op zoek: stad en platteland samenbrengen. Dus aan de ene kant het bruisende en de ontmoetingen van de stad, maar dan in een omgeving die – volgens mij – gezonder is voor mensen. Ik ben enorm geïnspireerd door bijvoorbeeld de benedictijnen, die studie, ontmoeting, kunst, meditatie, zorg en landbouw combineerden en een grote rol speelden in gemeenschappen. Maar hoe, wanneer en waar? Geen idee. Misschien is dat plaatje wel ingekleurd omdat ik ben opgegroeid met het idee van het Nieuwe Jeruzalem uit Openbaring, waar tuin en stad samenkomen. ‘Jij wilt gewoon je eigen hemel op aarde creëren,’ zegt Stefan soms.” Ze haalt haar schouders op en lacht. “Mogelijk heeft hij gelijk. Maar blijkbaar is mijn verlangen daarnaar nogal hardnekkig.”

Met jurk en al de Lek in

Vanaf de dijk waait het geluid van stemmen ons tegemoet. Fietsers rijden langzaam voorbij, hun blik naar de Lek gericht. “Als meisje was ik altijd al graag bij het water, en dat heb ik nog steeds,” vertelt Lydia. “Heerlijk om met jurk en al de Lek in te lopen, op mijn blote voeten. Maar ik vind het ook fantastisch om hier in mijn moestuin te werken, of af en toe de stal hierachter uit te mesten. Dat heb ik nodig, daar word ik rustig van als het in mijn hoofd weer eens druk is.”

Ervaar je God ook in die rust?

“Ja. In de natuur en in alles wat leeft. Ik weet dat er een Schepper is en voel me met Hem verbonden als ik me met de schepping verbonden voel. Hoogdravender hoeft het ook niet. Dat heb ik altijd een geruststellende gedachte gevonden.” Glimlachend: “Als ik de preitjes uit de grond zie komen, kan ik zomaar opeens sterk het gevoel hebben dat Hij naast me staat en zegt: ‘Mooi hè? Dat heb Ik gemaakt!’ Heel kinderlijk misschien, maar dat ben ik – gelukkig – nooit kwijtgeraakt.”


Tekst: Gert-Jan Schaap
Beeld: Ruben Timman
Bron: Visie 2015, nr. 37

--:--