Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Onderaards ontsnappen in oorlogstijd

Willem van Schaïk haalt herinneringen op in mergelgrotten

Onderduiken kon je in de Tweede Wereldoorlog héél letterlijk in Zuid-Limburg. Beneden het glooiende landschap bevinden zich kilometerslange mergelgrotten. Die vormden voor velen een veilige vluchtroute naar België. De gangenstelsels onder de Sint-Pietersberg waren in de oorlogsjaren ‘het onbezette land’ van ing. Willem van Schaïk. Hoewel hij hoogbejaard is, komt hij er nog elke maand. Herinneringen duiken op zodra de beroemde ‘bergloper’ zijn carbidlamp ontsteekt.

Deel:

Een felgele veiligheidshelm, een wandelstok, een staaflantaarn en enkele draagbare lampen: al in de hal van zijn woning in Geldrop, waar hij inmiddels zo’n halve eeuw woont, blijkt zijn enorme grottenpassie. Naast de eettafel staat een door hemzelf gesigneerde aquarel van een van de mergelgrotten onder de Sint-Pietersberg – hij heeft er inmiddels al meer dan veertig gemaakt.
Aan de vooravond van 4 en 5 mei gaat hij met Visie de grotten in om ter plekke te vertellen over hun betekenis in de Tweede Wereldoorlog. Voordat we naar Zuid-Limburg gaan, trekt hij een soort korset aan. Vier jaar geleden brak hij zijn rug bij een ongeval in de schuur; voorzichtigheid is sindsdien geboden.

Asfalt
“Ik heb zo’n 900 meter onder dit asfalt gewerkt, in de staatsmijn Maurits,” vertelt hij op de snelweg naar Maastricht, ter hoogte van de afrit Elsloo/Beek. Van Schaïk werkte vijf jaar lang in de donkere kolenmijnen. Daarna was hij jarenlang lichtingenieur bij Philips in Eindhoven – een contrastrijke carrière.

We parkeren de auto bij Chalet Bergrust, het restaurant naast de Sint-Pietersberg met een panoramisch uitzicht over Maastricht. Voor de zekerheid (“misschien krijg ik wel een hartaanval in de grotten; dan kunnen jullie geen kant op”) gaat er straks een VVV-gids mee. Vooraf genieten we van een lichte lunch. Van Schaïk laat zich een tosti met warme grotchampignons goed smaken ‘Papa, ik lijk steeds meer op jou,’ klinkt het uit de luidsprekerboxen. Het ontgaat Van Schaïk vermoedelijk; zijn gehoor is niet meer wat het was. Maar toepasselijk is deze liedregel wel, zo blijkt. “Zien jullie die plattegrond daar, boven de piano?” vraagt hij tussen twee happen door. “Dat zijn de gangenstelsels die mijn vader en ik tijdens metingen hebben opgetekend, toen ik een kleine jongen was en we in Maastricht woonden.” Van Schaïk sr., die eveneens een vermaard grottenspecialist was, stierf op 82-jarige leeftijd. “Ik ben hem inmiddels vijf jaar gepasseerd. Gek eigenlijk; als je jong bent, lijkt die 80-grens zo heel ver weg. Nu ligt-ie al zeven jaar achter me.”

VVV-gids Martha arriveert en we stappen in de auto. Een onopvallend landweggetje voert naar de ingang van het noordelijke gangenstelsel. ‘NV Kalkmergel.mij St. Pietersberg 1928’, spelt het emaillen bord erboven. De zware deuren staan wagenwijd open: een plaatselijke champignonkweker komt net naar buiten. “Hoi hè!” groet hij vrolijk op z’n Limburgs.

Nachtwacht
Met enige moeite ontsteekt Van Schaïk zijn fraaie carbidlamp (“die heb ik rond 1942 meegenomen toen een hoofdconducteur ‘em even op de grond zette”). Gewapend met een lichtgewicht wandelstok loopt hij ‘zijn’ geliefde onderwereld binnen. “Mijn vader en ik zijn beiden heel diep getroffen door de oneindige stilte, zo’n 45 meter onder de grond,” vertelt hij. “De gangen zijn samen circa tweehonderd kilometer lang.”

Na honderden meters over de ongelijke mergelvloer, stuiten we op hoge deuren van staal. Hierachter bevindt zich ‘de Kluis’, een voormalige rijksbewaarplaats voor nationale kunstschatten. De L-vormige ruimte van 360 m3 is in de oorlog door Van Schaïk sr. ontworpen. Het ruikt er, in tegenstelling tot de grotten, muf. Hier heeft Rembrandts Nachtwacht – opgerold als een vloerkleed en verzekerd voor een miljard gulden – samen met zo’n achthonderd andere kostbare kunstwerken enkele jaren gelegen. De Duitsers wilden ze nach dem Krieg meenemen. Wat zij echter niet wisten, is wat Van Schaïk vertelt. Met zijn wandelstok wijst hij omhoog, naar een gat in de wand. “In een kleine ruimte boven de ventilatoren, woonde maandenlang een Engelse spion. Hij is uiteindelijk via deze grotten naar België ontsnapt.”

Tilly
In de oorlogsjaren escorteerden Van Schaïk en enkele studiegenoten van de HTS Joden, geallieerden en andere voortvluchtigen dwars door de Maastrichtse grottenstelsels naar België. “We hebben ooit een Joods gezin over de grens gebracht, waarvan ik niet wist of ze de oorlog hadden overleefd.” Witte dampwolkjes vergezellen zijn woorden: in de grotten is het constant een graad of tien. “Zo’n twintig jaar later was ik op een zakelijke receptie in Eindhoven. Een vrouw liep op me af en vroeg of ik haar kende. Nee. ‘Weet u het niet meer?’ vroeg ze, ‘17 december 1942 – het wachtwoord was Loran’ – mijn derde naam. Deze vrouw, Tilly, had ik als jong meisje via deze grotten naar België gebracht. Bijzonder om haar jaren na de oorlog weer in levenden lijve te ontmoeten.”

Gevaar
Over gevaar dacht de jonge HTS-student niet na, zegt hij. Gevraagd naar de motieven om zijn leven te riskeren, reageert hij kort: “Je deed wat je moest doen.” Emoties stopte hij weg in de diepste grotten: die van zijn eigen hart. Maar toen de gehate nazi-vlaggen niet langer boven Nederland wapperden, stormden de nachtmerries op hem af. “Wat was er gebeurd met al die mensen die wij via de mergelgroeven hebben helpen ontsnappen? Die vraag spookte door mijn hoofd. Hebben ze de oorlog overleefd, of was alles tevergeefs?” Soms, zoals in het geval van Tilly, hoorde hij pas jaren later hoe het een bepaald gezin was vergaan. Een andere Joodse familie, waarvan de vader een vooraanstaande man was in de Joodse gemeenschap, bracht Van Schaïk ondergronds naar de Belgische Kempen. Dit gezin was het onderduikleven echter beu, en besloot na een halfjaar een hotel op te zoeken. “Ze werden gearresteerd; geen van allen heeft de oorlog overleefd.” Over het lot van anderen heeft Van Schaïk nooit iets gehoord. In zijn stem resoneert een oude pijn.

Wanhoop
We verlaten de schilderijenkluis. Buiten tovert het zonlicht felgroene accenten in het heuvellandschap. Even later betreden we een ander deel van het grottenstelsel. Ergens onder de grond bevindt zich een kapelletje: een kruis op een stenen tafel, in een nis. Van Schaïk kwam hier ook in de oorlog vaak. Hoewel hij uit een protestants nest komt, brandt hij bij elk bezoek steevast enkele kaarsjes. Maar vandaag niet. “Ik heb ze in de auto laten liggen,” constateert hij teleurgesteld.

Om ons te laten ervaren wat het is om alleen en zonder licht in een grot te verblijven, laten hij en de VVV-gids ons enkele minuten achter bij de grotkapel. Het heldere licht van zijn carbidlamp verwijdert zich; schaduwen verdiepen snel tot een alomvattend duister. De uitdrukkingen ‘aardedonker’ en ‘inktzwart’ krijgen plotseling vlees op de botten. Een onwerkelijke stilte dringt zich op. Je ziet geen hand voor ogen. Letterlijk. Wie als ‘leek’ in deze kilometerslange, kille mergelgroeven verdwaalt en geen licht heeft, is ten dode opgeschreven en zal snel ten prooi vallen aan radeloosheid. Verhalen over vermiste personen die pas na enkele dagen levenloos werden teruggevonden – soms slechts enkele meters van de uitgang, die ze in het donker onmogelijk konden vinden – krijgen in deze nachtzwarte wirwarwereld een lugubere zeggingskracht.

Krijttekeningen
Gelukkig keert het lamplicht terug. Terwijl we onze tocht vervolgen, doemen her en der inscripties en typisch katholieke wandtekeningen op. “De oudste inscriptie in deze grotten dateert van 1486,” vertelt Van Schaïk, terwijl hij even tegen het zachte mergel leunt.

Wat verderop heft hij zijn carbidlamp op tot boven zijn grijze hoofd. Vanuit het duister lichten oude krijttekeningen van de kruisstaties op. De serie is echter nooit afgemaakt. “Het plan was om in dit gedeelte van de grotten zo’n twintigduizend Maastrichtenaren onder te brengen,” weet hij. “Een veilig heenkomen, voor als de gevechten tussen de Duitsers en de geallieerden zouden losbarsten. Er werden ondergrondse bakovens aangebracht, en de kapel waar we net waren. Er was zelfs gedacht aan sanitair en een luidsprekerinstallatie. Iemand is met deze tekeningen begonnen. Maar de bevrijding kwam in Maastricht onverwacht snel, zodat ze nooit zijn afgemaakt.”

Opgepakt
Toen Van Schaïk in de oorlog een vriend per bus naar België hielp ontsnappen, werd hij opgepakt wegens ‘illegale grensoverschrijding’. Van zijn hulp aan Joden, Engelse vliegeniers en andere voortvluchtigen, wisten de Duitsers gelukkig niets. Hij zat ‘slechts’ tien dagen in de Maastrichtse gevangenis. Maar niets kan de herinnering aan die periode uitwissen. En niet alleen omdat hij tot bloedens toe in zijn gezicht werd geslagen. Wat hem altijd bijbleef, is hoe wreed de schreeuwgrage bezetter met andere, weerloze gevangenen omging. “Ze schópten een jonge vrouw. Omdat ze geen kracht meer had om op te staan.” Een diepe haat wortelde zich in zijn hart. De bevrijding kwam, maar de wrok bleef. “Dacht je dat ik na de oorlog op een camping tussen Duitsers ging staan?”

De val van de Berlijnse Muur in 1989 betekende echter ook een persoonlijke Wende. “Mijn zoon vroeg rond die tijd: ‘Pa, hoe denkt u over Duitsers?’ Ik vertelde hem dat ik, omdat ik Christus wilde volgen, vergevingsgezind probeerde te zijn. ‘Weet u wel dat ik al jarenlang alleen haatgevoelens heb gemerkt?’ antwoordde hij. Dat sloeg in als een bom.” Met zijn zoon sprak hij af dat hij in Duitsland de eerste de beste politieagent zou opzoeken om hem, als representant van zijn volk, vergeving te vragen voor zijn haat. Pas toen dat enkele dagen later inderdaad gebeurde, was hij er voorgoed van bevrijd.

De bejaarde ‘bergloper’ is zichtbaar vermoeid als we weer bovengronds komen. Terwijl de Maas in de verte breed en traag voorbij stroomt, wordt de toegangspoort tot de kalksteengroeven hermetisch afgesloten. Moe maar opgewekt zegt hij: “Het was ontzettend fijn om weer in de grotten te zijn. Het blijft een ongelooflijk kostbare, ondergrondse wereld.”

Bezoekmaastricht.nl
Sintpietersberg.org
SOK.nl (Studiegroep Onderaardse Kalksteengroeven)

‘Ze werden gearresteerd; geen van allen heeft de oorlog overleefd’

‘Dacht je dat ik na de
oorlog op een camping
tussen Duitsers ging staan?’

--:--