Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Merels vader heeft autisme

'Ik kan nu zien hoe mijn vader van mij houdt'

‘Dat mijn vader autisme heeft, weet ik sinds mijn 11e. Maar onbewust voelde ik al veel eerder aan dat er iets in ons ‘stabiele gezin’ niet klopte. Ik kon er mijn vinger niet opleggen, voelde me vaak verdrietig, maar wist niet waarom. Nu begrijp ik wat ik miste: écht contact met mijn vader.’

Deel:

Samen met haar broertje groeide Merel* op in een buurt waar veel probleemgezinnen woonden. Vergeleken daarmee was haar thuissituatie stabiel. Toch merkte zij bij het opgroeien dat er iets met haar vader was. “Hij trok zich vaak terug en deed altijd alles op zíjn manier over. De afwasmachine inruimen, bijvoorbeeld. Het was pas goed als het op zijn manier gebeurde. Als ik met mijn broertje speelde, kon hij ineens genoeg hebben van de drukte. Woede-uitbarstingen had hij nooit, maar hij  liet goed merken dat hij er klaar mee was. Toen ik 11 jaar was, kreeg een neefje de diagnose ‘autisme’. Al liet mijn vader jaren later pas een diagnose stellen, wij wisten sindsdien allemaal dat mijn vader ook beperkt werd door autisme.”

Boosheid en verdriet

Merel leerde ermee omgaan. Of beter: ze paste zich aan. “Mijn vader is echt beperkt in contact maken en inleven,” vertelt ze. “Hij kan niet met mij meedenken en niet bij mij aansluiten. Dus sloot ik aan bij hem. Ik zocht contact op een manier die hij begreep, deed de dingen op zijn manier en ging niet in discussie.”

In de puberteit wordt dat lastiger. Ze mist de veiligheid om volwassen te worden. “Ik kreeg niet het tegenwicht dat ik nodig had en wist dat ik met sterke argumenten mijn vader zo van tafel praatte. Dat maakte mij boos. Een boosheid die ik niet kwijt kon, omdat hij er niet mee kon omgaan. Ik was loyaal aan hem en wilde niet dat hij faalde. Bovendien wilde ik mijn vader niet belasten met pijn die vooral door hem veroorzaakt werd.”

Onbegrepen

Het was een ongrijpbaar verdriet dat Merel met zich meedroeg. ‘Mensen snappen het toch niet’ had haar moeder ooit gezegd. Dat maakte het er niet makkelijker op. “Ik voelde mij heel onbegrepen, ook door mezelf. Vergeleken met de gezinnen om mij heen had ik het goed. Ik moest me niet aanstellen, vond ik. Toch voelde ik me alleen en verdrietig. Ik miste het echte contact met mijn vader; zijn aandacht en goede raad. Hij had geen idee hoe ik presteerde op school en welke keuzes ik moest maken. Ik stond er in alles alleen voor.”

Scheefgroei

“Mijn moeder kon dat niet compenseren. Zij had vanuit het verleden haar eigen problemen en zag ook de beperkingen van mijn vader niet goed. Dat hij sommige situaties echt niet overzag, bijvoorbeeld. Dan regelde zij het maar weer, omdat hij het niet deed. Ze werd heel bazig en er ontstond scheefgroei in hun relatie. Er was geen manier om het uit te praten; ook omdat er over gevoelens nauwelijks gesproken werd. Ik stond als een mediator tussen hen in en verklaarde aan mijn moeder mijn vaders gedrag en omgekeerd. Dat heb ik jaren volgehouden, tot ik er bijna aan onderdoor ging.”

Trouw

Als Merel gaat studeren, besluit ze uit huis te gaan. Al was de reistijd te overzien. “Eerst voelde het als ‘verraad’, de makkelijkste weg. Maar als ik was gebleven, had het mij opgebrand. Ik kon het niet langer aan. Jaren later zijn mijn ouders gescheiden. Dat was ook gebeurd als ik was gebleven.” Door erover te praten en in therapie te gaan, heeft Merel geleerd met haar verdriet om te gaan. “Ik heb er hard aan gewerkt, maar ben blij dat ik nu toch ook kan zien hoe mijn vader van mij houdt. Dat merk ik bijvoorbeeld aan de manier waarop hij voor me klaar staat. En vooral aan zijn onvoorwaardelijke trouw. Ook na een conflict kan ik toch altijd weer bij hem terecht. Ik ben dankbaar dat ik dat nu kan inzien, al blijft het contact oppervlakkig.”

Rust

Haar vaders autisme beïnvloedde ook Merels beeld van God, Die in haar beleving ‘heel afstandelijk en veeleisend’ was. “Ik moest hard met mezelf aan de slag om het verkeerde beeld van God, maar ook van mezelf, recht te zetten.” Bijna een jaar geleden werd Merel moeder. In het beeld van een pasgeboren baby’tje met darmkrampjes herkent ze iets van haar eigen situatie. “Die krampjes gaan niet meteen over als je zo’n kleintje oppakt. Maar hij voelt wel: mama is erbij. Zo is het ook met God. Mijn verdriet is niet weg, maar ik zie nu wel dat God er al die tijd bij is geweest. Hij is echt heel anders dan mijn vader. In Psalm 139 staat: ‘U weet wat mij kwelt’. Zelf begrijp ik soms helemaal niet wat mij zo verdrietig maakt, wat mij kwelt. Maar Hij wel. Zoals ik mijn eigen kind ook niet laat huilen in zijn bed, maar oppak en troost, zo laat God mij ook niet huilen. Ik heb ontdekt dat Hij dichtbij wil zijn. Dat geeft mij rust.”

*Om privacyredenen is Merel een gefingeerde naam.

Lees ook Miranda's verhaal. Haar man heeft autisme: ‘Ik mis wel eens iemand op wie ik kan leunen’

--:--