Ga naar submenu Ga naar zoekveld

7 redenen om je tienden te geven

Geven is leuk. Echt!

In de wetten van Mozes vraagt God aan zijn volk om 'de tienden' te betalen. Dat betekent dat elke Jood tien procent van zijn inkomen moet afdragen voor de priesters, de tempeldienst en de armen. Moeten christelijke gelovigen dat nu nog steeds? Reinier Sonneveld heeft 7 redenen waarom christenen daar niet zo makkelijk onderuit komen.

Deel:
,,Er is een zeker risico verbonden aan het bewonderen van Jezus''

Wees gerust, ik zal niet zeggen dat je de tienden moet betalen. Ik denk wel dat de ervaring leert dat wie Jezus aanbidt, voluit en zonder enige reserve, meestal die tienden vanzelf gaat geven. En nog wel wat meer ook. Er is dus een zeker risico verbonden aan het bewonderen van Jezus. Voor je het weet is je portemonnee leeg.

Het begon bij mij te jeuken toen ik me realiseerde dat alle bijbelschrijvers ‘m gaven. Lucas is waarschijnlijk de uitzondering omdat hij de enige bijbelschrijver 'uit de heidenen' is, maar de Prediker, Jeremia, Maleachi, Matteüs, Petrus, Paulus – ze waren Joden en het was ondenkbaar om niet de wet na te volgen, ook nadat ze volgeling van Jezus waren geworden. Jezus zelf had immers gezegd dat er ‘geen jota en tittel’ van de wet zou vergaan? Ook Jezus gaf blijkbaar zijn tienden. Ik moet wel echt van goede huize moet komen om zo’n traditie opzij te schuiven.

Nu waren zij christenen-uit-de-Joden en de meeste lezers van deze blog christenen-uit-de-heidenen. En zeker, zo zeiden vroege kerkvaders als Justinus Martelaar al, de tienden hoeven wij niet meer te geven – wij geven méér. Begin derde eeuw, dus vele generaties na de eerste gemeente, schrijft advocaat Tertullianus nog humoristisch:

,,Alles is onder ons gemeenschappelijk – behalve de vrouwen.’'

Eerder stond al in de Didachè, een vroege catechismus:

,,Deel alles met uw broers en zussen. Zeg niet: het is privé-bezit.’'

 Dat is volgens Aristides van Athene niet alleen het voorschrift, maar ook de praktijk:

,,Wie iets heeft, deelt vrijelijk uit aan wie niet heeft. Als er onder hen iemand behoeftig is en zij hebben onvoldoende om erin te voorzien, dan vasten zij twee of drie dagen, zodat ze hen wel van voedsel kunnen voorzien.’'

,,Stel je voor als alle EO-leden massaal van 2% naar 10% gaan – dat zou per jaar gaan om honderd miljoen euro''

Ik vind dit confronterend. Ik voel me plotseling alleen staan tegenover een ‘wolk van getuigen’. Ik merk dat er meer is dan moeten. Er zijn soms erg goede redenen om iets te doen ook al hoeft het niet:

1. Het is een spontane uiting van liefde
Mijn vrouw een kus geven: van niemand hoeft dat. God wordt niet boos als ik dat een dag vergeet. En toch is het goed om te doen. Waarom? Omdat het een natuurlijke expressie van liefde is. Misschien is dat ook wel met de tiende het geval. Ik zou iets in mezelf moeten onderdrukken om mijn vrouw niet regelmatig te kussen. Zou het ook niet zo moeten zijn, dat als ik werkelijk hart heb voor mijn naasten, het volledig onnatuurlijk zou zijn die tienden niet te geven? Zou ik niet zoveel liefde moeten hebben dat die tienden geven gewoon gebeurt, automatisch?

2. Je oefent jezelf in loslaten
Niemand zegt dat je naar de sportschool moet. Je bent geen slecht en zondig mens als je het niet doet. Je wordt echter wel een gezonder en vrijer mens als je toch gaat; wie zijn spieren traint, kan meer met zijn lichaam en heeft meer vrijheid in zijn bewegingen. Het geven van tienden is een sportschool voor de geest. Het moet van niemand. Maar net zoals je in de sportschool jezelf oefent in het overwinnen van de zwaartekracht, zo oefen je jezelf bij het geven van de tienden in het overwinnen van de macht van geld.

Lees ook: "Tienden geven aan de kerk? Mij (niet) gezien!"
Lees ook: "Tienden geven aan de kerk? Mij (niet) gezien!"

3. Je onderzoekt en betrapt jezelf
Het is een buitenkans om de ‘arglistigheid van je hart’ op heterdaad te betrappen. Want stel, je voelt dat je het wilt doen. Maar dan beginnen de bezwaren zich te roeren, de ja-maars. Er zijn zoveel leuke andere dingen te doen. Je moet toch ook sparen. Het geld komt vast niet goed terecht. Het is een wet en als christen leef je in vrijheid, enzovoorts. Een buitenkans, want daar heb je ‘m dan op een presenteerblaadje, die ‘arglistigheid van je hart’! Je hart zal altijd een bezwaar paraat hebben. En het bezwaar zal nuchter, verstandig en zelfs christelijk klinken. Maar ze zullen verdacht veel klinken als iemand die wéér een vrome smoes heeft verzonnen niet naar de sportschool te gaan…

4. Je hoeft niet méér dan 10 procent
Ik vrees dat het niet heel christelijk van me is, maar ik vind die tien procent ook een geruststellend idee: het hoeft tenminste niet nóg meer. Daarmee volg ik niet ‘de heiligen mij zijn voorgegaan’. Rick Warren heeft het bijvoorbeeld omgedraaid en geeft negentig procent weg. John Wesley verdiende als vrijgezel 30 pond waarvan hij 2 pond weggaf aan de armen. Toen zijn inkomen steeg naar 90 pond, hield hij echter nog steeds maar 28 pond voor zichzelf. En toen zijn boeken bestsellers werden en hij jaarlijks 1400 pond verdiende, gaf hij nog steeds zoveel weg dat hij van precies datzelfde bedrag rondkwam. Maar toch, ik vind die tien procent aangenaam duidelijk.

Lees ook: Vraag het Google: "Moet ik de tienden geven?"
Lees ook: Vraag het Google: "Moet ik de tienden geven?"

5. Je leert beseffen dat je geld niet van jou is
De tienden geven is ook een vorm van volwassen met God leren omgaan. Misschien vraag je je wel eens af of je ook te veel kunt geven. Dan ontstaat de angst in je: maar wat blijft er dan nog voor mezelf over?! Je merkt opeens dat je dit niet zou kunnen doen, dat niet, zus en zo niet. Er komt een klein drammerig kind in je los die schreeuwt: het is van mij, van mij, van mij! De kwestie is natuurlijk dat er niets voor mij kán overblijven, omdat het überhaupt al niet van mij was. Mijn salaris is van God. Het is mooi meegenomen als ik daar zelf nog wat van overhoud, maar het is van God.

6. Geven is een oefening van vertrouwen
De gewoonte bij middenklasse-gezinnen is eerst de gezinsfinanciën op orde te stellen, eventueel wat te sparen, en daarna weg te geven wat overblijft. Er schuilt een zekere wijsheid in die gewoonte. Maar onderliggend zit een angst voor morgen. We zoeken eerst zekerheid voor onszelf en daarna volgt het koninkrijk. Jezus zegt precies hierover:

,,Vraag je dus niet bezorgd af: “Wat zullen we eten?” of: “Wat zullen we drinken?” of: “Waarmee zullen we ons kleden?” – dat zijn allemaal dingen die de heidenen najagen. Jullie hemelse Vader weet wel dat jullie dat alles nodig hebben.''

v-d-geven-is-veel-leuker-dan-krijgen

7. Geven is (ja echt) leuk
We moeten het ook niet zwaarder maken dan het is: geven is ook gewoon leuk! ‘Het is gelukkiger te geven dan te ontvangen,’ zei Jezus al. Want stel je voor als alle EO-leden nu eens massaal van die schamele twee procent naar de tien procent gaan – dat zou per jaar, ruwe schatting, gaan om honderd miljoen euro. Meer dan heel Nederland bij elkaar sprokkelt bij welke tv-actie dan ook. Dat het zomaar kan, dat is toch een ontzettend leuk idee?

Geschreven door

Reinier Sonneveld

--:--