Ga naar submenu Ga naar zoekveld

‘Alles is mogelijk’

Heleen geneest van reuma:

De van huis uit rooms-katholieke Heleen Droog heeft als kind al veel last van spierpijn. Rond haar dertigste levensjaar beginnen haar gewrichten pijn te doen. Ze lijdt aan het syndroom van Sjögren, een reumatische auto-immuunziekte en belandt gefrustreerd in de ziektewet. Door een wonder verandert haar leven radicaal.

Deel:

Heleen is juf op een christelijke basisschool. Naast lesjes taal en rekenen geeft ze godsdienstonderwijs. “Ik verschool me achter voorgekauwde onderwerpen, zonder me in de materie te verdiepen. Ik ben katholiek opgevoed, ging heel soms nog naar de kerk, maar deed er verder niks mee.” Toch gelooft ze wel in het bestaan van God, al ziet ze Jezus louter als historisch figuur.

Ze doet haar werk met plezier, al valt het haar door de reuma erg zwaar. “Ik dacht dat ik een slechte weerstand had en dat ik me daardoor vaak grieperig voelde. Dan trok er vanuit mijn voeten een enorme hitte door mijn lichaam. Naast die aanvallen kreeg ik steeds meer gewrichtspijn.” Na jaren van pijn krijgt Heleen in 1998 de diagnose: Het syndroom van Sjögren. “Door deze ziekte denkt je lichaam dat er overal ontstekingen zijn, waarna alles in het werk wordt gezet om dat te bestrijden.”

Opkrabbelen

“Ik werkte alleen op woensdag, donderdag en vrijdag,” vertelt Heleen. “Als de kinderen op vrijdag het lokaal verlieten, stortte ik in en had ik een lang weekend om weer op te krabbelen voor de volgende week. Het sloopte me.” Ze slaapt veel en gebruikt zware pijnstillers in combinatie met antireumatische medicijnen. Als het schooljaar van 2001 begint, gaat het mis. “Het overlijden van een meisje uit mijn klas gooide veel overhoop in mijn hoofd. Daarnaast moest ik ineens fulltime werken door ziekte van collega’s. Hoewel ik vol goede moed was, knapte er iets. Ik kon het niet meer opbrengen.”

Ze belandt in de WAO. “In huis kon ik maximaal een kwartier iets doen. Mijn hele lichaam deed pijn en ‘s nachts lag ik in mijn slaap te huilen.” Heleen valt sterk af en raakt verbitterd. “Niks kon me nog boeien in die tijd. Niet dat ik depressief was, maar ik stond verre van blij in het leven.” Dan slaat ze een keer midden in de nacht een krant open. (lachend) “Ik las de krant nooit en zeker niet ‘s nachts. Mijn oog viel op een bericht over een genezingsdienst en dat stond er voor mij. Ik moest daarheen.”

Janken

Op de avond van de dienst gaat Heleen samen met haar zoon Rik. “Bij binnenkomst begon ik al te janken. Ik schaamde me rot.” Na de preek volgt een oproep tot bekering. Heleen kijkt haar zoon aan. Ze ziet dat hij ook geraakt is. “Zullen we naar voren gaan,” zegt ze tegen hem. Hij knikt en samen sluiten ze zich aan in de rij voor het podium. Dan slaat de twijfel toe. “Ik dacht: ‘Wat doe ik hier! Ik geloof toch al in het bestaan van God? Ik ben toch ook geen slecht mens?’ Toch bleef ik staan en heb ik het gebed meegebeden, al gingen de meeste woorden langs mee heen.”
Bij thuiskomst gebeurt er iets. Heleen: “Met een klap schoot de gedachte door mijn hoofd: ‘Je vloekt als een ketter’. En dat was ook zo. Een vriendin zei eens dat ik aan het begin, in het midden en aan het eind van een zin vloekte. Er schuilde een massa frustratie en verdriet achter en nu weet ik dat Gods Geest me dat die avond duidelijk maakte. Vloeken deed ik – door Gods kracht – daarna niet meer!”

Vinger

De volgende dag zit Heleen weer in dezelfde zaal, nu met een vriendin. De centrale boodschap van de prediker is: ‘Als je verbitterd bent, dan kun je niet openstaan voor de Here God.’ Die woorden raken Heleen diep. “Vlak daarna vroeg hij of er ook reumapatiënten in de zaal zaten. Ik was er eentje, maar stak mijn vinger niet op. Mijn vriendin snapte er niks van en moedigde me aan naar voren te gaan. Ik ging, maar vond het – als katholiek – best vreemd. Er gingen handen omhoog en ze stonden om me heen. De prediker bad tot slot ‘reinig in Jezus’ naam ook dit zieke bloed’. Ik dacht terug aan de vorige avond, toen hij wel zes keer had gezegd dat er iemand in de zaal zat met ziek bloed. Ik kon niet geloven dat het om mij ging, maar dat was wel zo. Direct daarna voelde ik van bovenaf een warme stroom door mijn lichaam gaan.Een heerlijk gevoel kwam via mijn hoofd naar binnen. De warmtestuwingen door de reuma begonnen altijd in mijn voeten, terwijl dit van boven kwam; het kwam van God.”

Bewijs

Heleen staat de volgende ochtend zonder pijn op. “Ik liep op een grote roze wolk. Ook voelde ik een verandering in mijn hart. De matheid was verdwenen. Later leverde mijn arts het bewijs van de genezing, want hij kon – tot zijn ongeloof – niks van de reuma meer in mijn bloed vinden.” Zonder problemen laat Heleen de zware medicijnen staan. “In de eerste weken begon ik enthousiast het huis weer schoon te maken. Van de reuma had ik absoluut geen last, maar nu kon ik mijn bed niet uitkomen door een andere pijn, de spierpijn.”

Ze lacht als ze aan die tijd terugdenkt, nu drie jaar geleden. Sindsdien werkt ze weer op de basisschool. Ze geeft vol overtuiging godsdienstles en vertelt frank en vrij over haar genezing én geloof in Jezus. “Ik heb ontdekt dat met Hem alles mogelijk is en dat vertel ik graag aan andere mensen.”

--:--