Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Arie de Rover: ‘God voorzag, met een timing die je niet voor mogelijk houdt’

Wat kreeg Arie mee over het geloof en waar staat hij nu?

Zondag aan zondag ging Arie de Rover trouw naar de kerk. Hij zat jarenlang in de kerkenraad en was actief in het jeugdwerk. Tot hij ontdekte dat de kerk een afgod was geworden in zijn godsdienstig leven. “Ik dacht: als dit waar is, ben ik mijn leven lang bedrogen.”

Deel:

Tien jaar geleden schreef Arie de Rover (1961) de bestseller Leven na de genadeklap, waarin hij beschrijft hoe hij loskwam van zijn carrière, maar ook van zijn christelijke religie. “Religie is dat je bidt en dankt voor je eten, Bijbelleest en naar de kerk gaat. Rond mijn 33e ontdekte ik dat dit niet de essentie is. Het draait om de persoonlijke doorleving van het geloof en dat je God betrekt bij alles in je leven.”

Verbondsautomatisme

“Ik ben vooral met de kerk opgegroeid, minder met het geloof”, benadrukt hij dan ook aan het begin van het gesprek. Hij zit in de woonkamer van zijn net opgeleverde dijkhuis in Hardinxveld-Giessendam, waar hij al zijn hele leven woont. “In mijn ouderlijk gezin was het kerkelijk leven een belangrijk onderdeel. Mijn moeder kwam uit de Gereformeerde Gemeente, mijn vader was lid van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKv). Een bijzondere combinatie – hun verkering is destijds drie keer uitgegaan vanwege de kerk. Maar de liefde won.”

In de GKv waarin Arie opgroeide, heerste verbondsautomatisme, zoals hij het noemt. “Ik was gedoopt, dus ik hoorde bij het verbond. Bovendien had alles waaraan wij deelnamen, iets met de kerk te maken. Want de vrijgemaakten waren het kerkgenootschap bij uitstek dat alles van zichzelf had: eigen scholen, een universiteit, een eigen krant, een eigen politieke partij, een eigen kampeer- en caravanclub. Ik ben dus in een enorme bubbel opgegroeid. Bij mijn moeder zag ik wel een verlangen naar meer innerlijke geloofszekerheid, hoewel zij dat miste door haar opvoeding.”

Ik stond stijf van de frustratie

Voelde je je als kind thuis in de kerk?
“Ik herinner me de diensten als bijzonder knus en aangenaam. Maar dan vooral door de sfeer; hier hoorde je bij. In de kerk zaten we met de familie op een vaste plek, net als iedereen. Ik zat als jonge jongen op de knapenvereniging, later de jongelingsvereniging, en ging trouw naar de catechisatie. Gezien mijn vlotte babbel had ik al snel allerlei bestuursfuncties, en als een bepaalde activiteit nog niet bestond, bedachten we hem. Ik was een serieuze, gedreven jongen. Ik maakte vaak inleidingen en die klonken als een klok. Het was allemaal waar.”

Wat heeft je in die tijd het meest gevormd?
“De Bijbelstudies. Ik heb daardoor een enorme Bijbelkennis, en daarom kijk ik er met gigantisch veel dankbaarheid op terug.”

Tweeënhalf jaar in het ziekenhuis

Toen Arie 4 was, werd hij van de ene op de andere dag ziek. Hij bleek een nierziekte te hebben en lag maanden achtereen in het ziekenhuis. Rond zijn 10e vonden de artsen een medicijn dat aansloeg, en op zijn 13e werd hij gezond verklaard. In al die jaren had hij in totaal tweeënhalf jaar in het ziekenhuis gelegen. “Ik heb verschrikkelijk veel tijd in eenzaamheid doorgebracht, want destijds mochten ouders slechts drie keer per week een uurtje op bezoek komen. Dat vond men beter voor kinderen. Tegelijkertijd twijfelde ik geen moment aan de liefde en zorg van mijn ouders. Als ik er nu op terugkijk, denk ik dat dit ook de kern van geloven is: je vertrouwen halen uit iets wat je niet altijd tastbaar om je heen hebt.”
Dat vertrouwen is misschien wel een sleutelbegrip. Want Arie stelde jarenlang zijn vertrouwen op de kerk, zijn familie en op zijn carrière. Daar zat zijn identiteit. Tot hij op een zaterdagochtend een interview las met Tim Keller, voorganger in New York. 

Wat raakte je in dat artikel?
“Eén zin: ‘Het evangelie kan een mens diepgaand veranderen.’ Ik hoor mezelf nog hardop zeggen: ‘Dat wil ik dan weleens weten.’ Want mij had het niet veranderd, en de mensen om mij heen ook niet. Binnen mijn familie was een gigantisch zakelijk conflict ontstaan, dat enorm aan mij vrat. Ik stond stijf van de frustratie en was óp. Mijn ziel was in een diepe identiteitscrisis geraakt. Het enige wat ik nog had, was mijn succesvolle carrière.”

Verbijsterd

Arie, die in die tijd bij een Amerikaans bedrijf werkte, besloot het eerstvolgende weekend dat hij in New York was, een dienst van Keller bij te wonen. Wat hij daar hoorde, vergeet hij zijn leven lang niet meer. “Die preek landde in opengetrokken grond. Ik was verbijsterd. Het ging over een tekst uit Hebreeën, maar dat doet er helemaal niet toe; het ging over míj! Laat ik het zo zeggen: Tim Keller was de eerste die het geloof in God koppelde aan mijn identiteit. Terwijl mijn geloof bestond uit het volgen van een leer – het naleven van de geboden van God – liet hij zien dat geloven maar om één ding draait: vertrouw ik God echt? En is God en zijn genade de bron van mijn identiteit?”

Arie de Rover jong
Jonge Arie de Rover.

‘Mijn ziel ontplofte’

Deze preek was voor Arie als een regenbui in een dorre woestijn. “Keller legde uit dat ik mijn identiteit haalde uit mijn succesvolle baan, uit m’n centen, m’n familieleven en, ‘by the way,’ zei hij, ‘als je nog steeds denkt dat je door goed te doen in een goed blaadje bij God komt, dan is ook je religiositeit een afgod voor je.’ Hij noemde alles op waar ik aan vastzat, maar wat me tegelijkertijd ondertrok. Dus wat hij zei, was een bevrijding, maar bracht óók vertwijfeling, frustratie en boosheid. Want waar had ik dan al die jaren in vastgezeten? En als dit waar was, dan was ik mijn leven lang bedrogen! Ik besefte tegelijkertijd dat ik mijn kinderen hetzelfde meegaf. Mijn ziel ontplofte, met alle emoties van dien.”

In de jaren daarna veranderde Aries religie stap voor stap in een relatie met God. Het werd veel persoonlijker, zegt hij, en hij kreeg “een immens verlangen” om zijn identiteit alleen nog maar door Gods genade te laten vullen. “De liefde van God was geen theorie meer, maar werd een kracht. Niet voor straks, na dit leven, nee, voor nu!”

Gouden ketting

Als Arie tijdens een zakenreis in Azië bepaald wordt bij een tekst uit Hebreeën 13, maakt hij een radicale keuze. Hij besluit te stoppen met zijn werk. “Mijn vrouw was zwanger van ons vijfde kind, dus dit was de domste keuze ooit die ik als kostwinner kon maken. Maar de tekst uit Hebreeën dwong me.” Hij citeert uit zijn hoofd: “‘Laat je wijze van doen onbaatzuchtig zijn, wees tevreden met wat je hebt, want Ik heb gezegd: ‘Ik zal je nooit verlaten, Ik zal je nooit begeven.’ Dus kunnen wij vol vertrouwen zeggen: ‘De Here is mijn helper, ik heb niets te vrezen, wat zou een mens mij doen?’

Ik had maar één uitweg: aankloppen bij God

Juist die zwangerschap van mijn vrouw deed een enorm appel op mijn vaderschap. Terwijl ik meer en meer geraakt werd door het Vaderschap van God, zat ik met een gouden ketting vast aan mijn carrière. Dat begon te wringen. Toen ik die tekst las, heb ik mezelf in de spiegel van de hotelkamer aangekeken en gezegd: ‘Arie de Rover, nu kies je. Óf je gelooft dit echt en je gaat zo leven. Óf je kapt met het hele geloof. Ik koos voor het eerste en zegde mijn baan op.’”

En toen viel alles op z’n plek en was je leven koek en ei?
“Hou ’s óp! Ik heb het persoonlijk heel zwaar gehad en er volgden een aantal financieel zware jaren. We hebben drie keer op het punt gestaan om ons huis te verkopen, omdat het niet meer ging. In al die moeilijke momenten had ik maar één uitweg: aankloppen bij God met die tekst uit Hebreeën. Ik schreeuwde het soms uit: ‘Heb ik het dan verkeerd gezien?’ Het is een enorme oefening geworden om erop te vertrouwen dat Hij erbij was. Maar God voorzag, met een timing die je niet voor mogelijk houdt. Zo zelfs, dat we in ons gezin een gezegde hebben ontwikkeld: ‘Je zou toch zweren dat Hij echt bestaat.’ Nou, ik zou het echt zweren.”

‘Van genade kun je niet pinnen’

In de geloofsopvoeding van hun kinderen willen Arie en zijn vrouw geen enkele religieuze druk meer opleggen. “Joke en ik hebben nog maar één route gekozen en dat is voordoen. Wij vertrouwen God, in de meest krankzinnige dingen. Daarmee zien de kinderen met eigen ogen hoe bizar het leven kan lopen als je op God vertrouwt.” Hij schiet in de lach. “‘Arie’ wordt hier Aai, op z’n Zuid-Hollands. Dus de kinderen noemen mij nu Aai genaai; Arie genade. En dan werpen ze soms tegen: ‘Pa, van genade kun je niet pinnen.’ Dan antwoord ik: ‘Van genade hóéf je niet meer te pinnen.’
En weet je, onze kinderen moeten dit zelf gaan ontdekken. We nemen het ze geen seconde kwalijk als hun dat nog niet lukt.”

Spant het er nog weleens om, als het om vertrouwen gaat?
Na een lange stilte: “Niet als het om vertrouwen gaat. Helemaal niet zelfs. Wel als het gaat om het lijden van mensen die ik ontmoet in mijn counselingspraktijk. Daar zitten verschrikkelijke verhalen tussen. Ik begin elke dag een kwartier bij Hem op schoot, zo noem ik dat. Dat is allesbehalve klef. Maar dat heb ik nodig, anders trek ik de hele dag niet.”

Onvoorstelbaar mild

Op de vraag hoe hij de toekomst van zijn geloofsreis ziet, kijkt Arie lang voor zich uit. Dan: “Ik citeer een boezemvriend van me, die helaas maar 40 is geworden: ‘Ik wil God steeds minder begrijpen, en steeds meer vertrouwen.’ Daar wil ik in groeien. Hoe kan een goede en almachtige God het lijden toestaan? Daar kom ik niet uit. Ik wíl dat ook niet meer begrijpen, maar ik wil Hem wel vertrouwen. Dus ik hoop dat het alleen maar intiemer wordt tussen God en mij.”

Geschreven door

Mirjam Hollebrandse

--:--