Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Column Hanneke: ‘Ik heb een vrij onvrouwelijke verhouding tot schoonheid’

Make-up, het is aan Hanneke niet besteed. Maar zo nu en dan heeft ze van die gelegenheden dat ze er niet onderuit komt.

Deel:

‘Wie mooi wil zijn, moet pijn lijden’, was de leus van mijn broers wanneer ik als kind klaagde dat het borstelen van mijn haar zeer deed. En een van die broers noemde een wimperkrultang eens het meest wrede martelwerktuig dat hij kende. Het zal waarschijnlijk liggen aan die broers waartussen ik opgroeide (zes stuks), of misschien gewoon mijn praktische inslag en luie aard, maar ik heb een vrij onvrouwelijke verhouding tot schoonheid. Mijn toewijding aan uiterlijke verzorging zit zo’n beetje op hetzelfde niveau als de passie van mijn zoons voor glitter-unicorns. Dat zegt veel.

Tijdschriften over mode en de laatste make-uptrends zijn aan mij niet besteed. Als ik in een wachtkamer eens zo’n tijdschrift zie liggen kijk ik er weleens in, puur om mij te verbazen over waar mensen zich toch in vredesnaam druk over kunnen maken. Epileren, foundation aanbrengen, haarmaskers... vraag mij er niet naar. Ik kan je er weinig over vertellen.

Ik kan me verbazen over waar mensen zich druk over kunnen maken

Bij heel bijzondere gelegenheden pakte ik vroeger weleens uit. Dan stak ik mijn toen nog lange haar op en deed een poging met make-up (of ik liet dat doen, want ik ben met beide nooit een held geweest). Een studentengala bijvoorbeeld, of mijn bruiloft. Mijn uiterlijk bij die laatste gelegenheid was voor de toeschouwers blijkbaar ook nogal een schok. Een vriendin complimenteerde mij tijdens de receptie met de volgende onvergetelijke woorden: ‘Je ziet er prachtig uit! Dat had ik ècht niet verwacht.’

Een paar kinderen rijker en lange haren armer, besteedde ik de laatste jaren zo mogelijk nog minder aandacht aan mijn uiterlijk dan ik daarvoor deed. Het leek mij de reinste tijdverspilling. Geen eer aan te behalen ook. Toen ik voor een fotoshoot dus eens gevraagd werd mijn eigen make-up te verzorgen sloeg de schrik dan ook meteen toe: Ik héb nauwelijks make-up, dacht ik paniekerig. ‘Als ik dat moet doen, zie ik eruit als een geverfde pop’, flapte ik eruit.

Je ziet er prachtig uit! Dat had ik ècht niet verwacht

We zaten op dat moment middenin de allereerste coronagolf en afstand houden was het devies. Gelukkig was daar mijn held van de dag: de visagist van dienst. Stap voor stap en met de juiste materialen praatte ze mij laagje voor laagje de make-up in, die ik zelf zo goed en zo kwaad als het ging op deed. Zo kwam ik toch nog goed voor de dag. Een blik in de spiegel deed mij ongeveer hetzelfde denken als die vriendin op mijn bruiloft: ik zag er werkelijk beeldig uit, al zeg ik het zelf. Heilig nam ik mij voor dit vaker te doen.

Kort daarna stond ik bij de drogist om de hoek om make-up te kopen. Ik had geen flauw idee wat ik met die onnavolgbare stortvloed aan keuzemogelijkheden moest. Dus ik kocht de eerste de beste mascara en zocht een oogpotlood (m’n eerste) uit dat in de aanbieding was. Daar ging ik mee experimenteren, stuntelend voor de spiegel. Ik voelde me ineens een jaar of veertien.

Diep vanbinnen blijft al dat gepiel voor uiterlijk vertoon als tijdsverspilling voelen

Ik maakte vorderingen, maar wat ook al gauw bleek was dat ongeacht de hoeveelheid make-up, de vrouw erachter niet veranderde. Ik ben nog steeds te praktisch en te lui. Of laten we zeggen: ik heb andere prioriteiten.

Er zijn inmiddels alweer heel wat bijzondere gelegenheden geweest waarbij ik heus blij was met mijn cursus ‘make-up voor dummies’: campagnefoto’s, verkiezingsdebatten, beëdigingen. Toch konden al die gelegenheden mijn praktische aard niet wegpoetsen. Ook de vorming door een jeugd tussen mijn geliefde broers verdwijnt niet ineens. Diep vanbinnen blijft al dat gepiel voor uiterlijk vertoon als tijdverspilling voelen, als onhandig gedoe. Iets waarvoor ik maar moeilijk tijd vrijmaak. En waardoor ik mij ook nog eens continu moet afvragen of alle smeersels nog steeds op díe plekken van mijn gezicht zitten waar ze ook daadwerkelijk horen te zitten.

Ik blijf toch het allerliefst mezelf

Nee, make-up en ik zullen nooit een echt hechte vriendschap aangaan. Gelukkig word ik thuis in ieder geval door één huisgenoot enthousiast gesteund. Deze huisgenoot zal het werkelijk worst wezen dat ik zelden make-up draag en dat ik het maar niet in mijn ochtendroutine krijg. Een compliment voor mijn natuurlijke look zal ik niet snel krijgen, maar ik ben toch verzekerd van zijn steun op dit vlak. De hoogst zeldzame keer namelijk, dat ik dan toch eens wat moeite heb gedaan en wat mascara of meer draag, ziet mijn oudste zoon dat altijd onmiddellijk.

‘Mama, wat heb je nú toch weer op je gezicht?!’, zegt hij dan hoofdschuddend. En groot gelijk heeft ‘ie. Voor een keer is make-up best leuk, maar ik blijf uiteindelijk toch het allerliefst mezelf. Mijn eigen hoofd is mooi zat.

Geschreven door

Hanneke Veurink

--:--