Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Ds. Martin van Oordt daagt jongeren uit in de bergen

‘Soms schelden ze me uit, maar wat kan mij dat schelen’

Chaotisch, recht voor z’n raap, wars van vergaderen en met een afkeer van ‘hoe het hoort’. Martin van Oordt is misschien wel de minst stereotiepe gemeentepredikant die er is. Wat de voormalig politieagent het liefst doet? Jongeren aanmoedigen en uitdagen te worden wie ze zijn in Christus. Bij voorkeur in de Franse Alpen.

Deel:

‘Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan.’ Die tegeltjeswijsheid lijkt bedacht voor Martin van Oordt (59). Met dit verschil dat hij zich niet eens afvraagt óf hij iets kan. Hij doet het gewoon. “Misschien vooral omdat ik een enorm besef heb dat God leidt.” Leeuwen en beren op de weg ziet hij zelden. Of hij nu een huwelijksdienst op een evenemententerrein in New Delhi moet leiden, christelijke gemeenten in Libanon bezoekt, of uitgedaagd wordt voor een sportieve prestatie, hij doet het gewoon. Zo ging hij eens totaal onvoorbereid paardrijden op de openbare weg, liep hij zonder veel training de kustmarathon en ontdekte hij afgelopen jaar het klimmen langs bergwanden. Martin bedoelt maar: je kunt zoveel meer dan je denkt. Je moet het gewoon doen.

Liever een potje gamen 
Precies dát is wat de predikant uit Delft jongeren wil meegeven. Het liefst tijdens een fietsweek hoog in de Franse Alpen. En dat is nodig, want hij signaleert al een aantal jaar dat veel jongeren maar weinig doorzettingsvermogen hebben. “De gemiddelde christelijke jongere hoeft zich niet echt een weg naar boven te vechten. Ze zijn een beetje gepamperd. Alles is geregeld voor ze; ze worden naar school gebracht of er staat een elektrische fiets voor hen klaar, en uit school gamen ze liever een potje dan dat ze een krantenwijk nemen.” 

Pijn in m’n zij
Het idee voor een fietsweek ontstond toen Martin in de Zuid-Hollandse gemeente Hendrik-Ido-Ambacht stond. Er kwam een jongen bij hem die al een paar keer gestopt was met zijn opleiding. “Waarschijnlijk verwachtte hij een diepgeestelijk advies, maar ik zei: ‘Je moet gaan hardlopen.’ Hij keek me aan alsof hij water zag branden, maar we zijn het gewoon gaan doen, na de catechisatie. Eerst met z’n tweeën, toen met z’n drieën, tot het uit de hand liep en we met een groep van twintig waren.

‘De gemiddelde christelijke jongere is een beetje gepamperd’

“Als mensen voor het eerst mee gaan hardlopen, klagen ze na vier, vijf bochten: ‘Ik krijg pijn in m’n zij, ik ga stoppen.’ ‘Gaat vanzelf over’, zeg ik dan. Even later willen ze weer stoppen, maar dan zeg ik: ‘Gewoon doorlopen, je lichaam moet eraan wennen.’ Dan raken ze geïrriteerd natuurlijk, maar uiteindelijk lopen ze mij eruit.  Jongeren, en ook volwassenen trouwens, zijn geneigd bij de eerste tegenslag af te haken. ‘Het lukt me toch niet’, zeggen ze dan. Met hardlopen merkte ik dat je echt iets kunt overwinnen. En dat doet je goed, waardoor je meer gemotiveerd raakt.”

Stofjes in je hersenen 
Na afloop van het hardlopen, gingen de jongeren bij elkaar zitten om wat te drinken en te snacken. Wat bleek? Toen kwamen de gesprekken ineens op gang. Martin: “Die had je op catechisatie ook, maar na het hardlopen kwam boven waar ze écht mee zaten. Toen concludeerde ik: we moeten sport veel meer inzetten. Fysieke inspanning maakt stofjes in je hersenen vrij, waardoor je makkelijker over dingen kunt praten.” En die jongen? “Hij heeft zijn opleiding niet afgemaakt, maar wel een goede baan gevonden.” 

Een beetje onderschat 
Omdat de groep te groot werd en hardlopen toch behoorlijk blessuregevoelig is – “dat had ik een beetje onderschat” – bedacht Martin een andere activiteit: racefietsen in de Alpen. Hij had in die tijd net een beroep naar Middelburg aangenomen, waar hij in no time twintig jongeren enthousiast kreeg. Tot iedereen op het laatste moment afhaakte – op één na. Toch stapte Martin met deze jongen én een vriend die wat meer ervaring in de bergen had, in de auto, op weg naar de Franse Alpen. “We hebben een fantastische week gehad. Toen we terugkwamen, was die jongen zo enthousiast, dat we het jaar daarop zeven of acht deelnemers hadden en nóg een jaar later zaten we vol.” 

Met hardlopen merkte ik dat je echt iets kunt overwinnen

Racefietsen kan toch ook in Limburg? 
“Zeker! Maar het buitenland heeft een aantal voordelen: je bent uit je comfortzone, in een vreemde cultuur, met over het algemeen goede temperaturen. Bovendien, tussen hoge bergen lijken jouw problemen kleiner en wordt God groter. Dat ervaar ik persoonlijk ook.” 

Wat komt er zoal boven als je jongeren een berg op laat fietsen?
“De meesten zijn het niet gewend, dus voor hen is het echt afzien. ‘Dit kan ik ook al niet’, verzuchten ze vaak. ‘Natúúrlijk kun je dit’, zeg ik dan. ‘Moet je kijken waar je al bent!’ Of ze zeggen: ‘Ik ben helemaal kapot.’ Dan zeg ik: ‘Als je dat denkt, zit je ongeveer op de helft.’ Vinden ze heel irritant natuurlijk, en dat is het ook. Maar het helpt wel.

Tussen hoge bergen lijken jouw problemen kleiner en wordt God groter

Ik zeg soms ook: ‘Na die bocht wordt het minder zwaar.’ Dat is dan helemaal niet waar, dus op een gegeven moment zijn ze je helemaal zat en worden ze boos. Sommigen beginnen tegen mij te schelden. Maar boos worden helpt enorm. Dan kun je veel meer.”

Ze schelden dominee Martin van Oordt uit?
Ja, al zien ze mij helemaal niet als dominee.” Met een grijns: “Het woord ‘klootzak’ heb ik weleens gehoord. En ik had eens een meisje dat net de Alpe d’Huez op was gefietst en dacht dat we daar stopten. Maar ze moest nog een rotstuk. Zij ging kapot daar op die berg, dus er kwam wel wat agressie uit. Ik fietste achter haar om haar te motiveren, en zij schreeuwde naar me: ‘Ik kijk jou nooit meer aan!’ Toen ze aan het eind van de week naar huis ging, kwam ze naar me toe en zei ze: ‘Dat meende ik niet, hoor!’” Hij schiet in de lach: “Dat is zo leuk, want wat kan mij dat schelen. Ik begrijp best hoe dat werkt.”

Gewoon blijven trappen 
Even later: “Er zijn meiden geweest – alleen meiden trouwens – die halverwege gewoon hun fiets in de berm gooiden en op het asfalt gingen liggen. Dan riepen ze boos: ‘Ik ga niet verder!’ Nou goed, dan kunnen ze kiezen: óf ik laat de auto komen, maar dan gaan ze naar huis. Óf ze gaan mee naar boven. Er is nog nooit iemand voortijdig terug naar Nederland gegaan. Iedereen kan dit. Je moet gewoon blijven trappen. Onderweg neem ik hun ongemakken heel serieus, maar ik motiveer hen ook om door te gaan.” 

Personalia

Ds. Martin van Oordt (Den Bosch, 1963) groeide op in Zeist en ging na de middelbare school naar de politieschool in Rotterdam. Twintig jaar lang werkte hij als agent en later inspecteur bij de politie in Rotterdam en Gouda. In 1991 ging hij theologie studeren – eerst in Ede, daarna in Utrecht – en in 2001 deed hij intrede in zijn eerste gemeente, Noorden (gemeente Nieuwkoop). Martin is de oprichter van stichting Chadash, die trainingsweken naar de Franse Alpen organiseert voor kerkelijke jongeren. Martin is getrouwd met Dilly en vader van drie dochters.
                                       

Wat levert dat uiteindelijk op? 
“Ik ga geen geestelijke gesprekken met jongeren aan als ze er helemaal doorheen zitten. Want dan uiten ze vooral emotionele kreten, waar ze later spijt van krijgen. Dus overdag concentreren we ons op het fietsen. Waarbij ze leren dat je dingen overwint door gewoon rustig door te blijven gaan. ’s Avonds doen we een half uur, drie kwartier Bijbelstudie. Daarna gaan we in kleine groepjes uit elkaar, waar ik bewust niet aan meedoe. Maar ik ben wel beschikbaar. Halverwege de avond komt er meestal eentje naar me toe om samen even een rondje te lopen. Dan komen de échte gesprekken.”

Aantrekkingskracht 
Waarover zoal? Martin wil niet te veel in detail treden, maar problemen rondom seksualiteit staan bij jongeren op één, is zijn ervaring. “In elke groep zit wel iemand met een pornoverslaving. Dan vertellen ze mij hoe ze daarmee worstelen. Tot ze leren inzien: je moet iets niet laten omdat het niet mag, maar omdat het niet meer bij je hoort. Dan verliest het z’n aantrekkingskracht. 

Het motto van Chadash, de stichting die we na een paar jaar hebben opgericht, is: ‘Niet wat je doet, bepaalt wie je bent, maar wie je bent, bepaalt wat je doet.’ Ik leerde dat zelf van de Amerikaanse theoloog Neil Anderson. Hij heeft een fantastisch boek geschreven over wie je bent in Christus. Dat boek, Overwinning over de duisternis, betekende een doorbraak in mijn eigen leven. Ik wilde namelijk ook proberen een nieuwe schepping te worden. Ik wilde zo heilig mogelijk zijn. Tot ik ontdekte: heilig ben je als je gelooft in Jezus Christus. En vervolgens mag je heilig zíjn. Op het moment dat je jongeren dát compliment geeft – dat ze heilig zijn als ze in Jezus Christus geloven – gaan ze zich anders gedragen.” 

Ik wilde zo heilig mogelijk zijn

Vergeten af te rekenen
Martin koos de naam Chadash niet zomaar. Hij wilde dat de naam van zijn stichting iets uitstraalt van wie we zijn in Christus: een nieuwe schepping. “In Psalm 51 staat: ‘Schep, o God, een zuiver hart in mij, vernieuw mijn geest.’ Het Hebreeuwse woord voor vernieuwen is chadash. Dát is wat we verlangen: vernieuwing. Daarom zeg ik vaak tegen jongeren: ‘Blijf niet aan de kant zitten in de hoop ooit een kind van God te worden. Als je in Hem gelooft, bén je zijn kind.’”

Is dat nieuw voor jongeren?
“Voor veel jongeren uit de gereformeerde gezindte denk ik wel. Zij willen graag kind van God zijn, maar denken: ik gedraag me niet goed genoeg om zijn kind te zijn. Terwijl ze zich moeten realiseren dat ze zijn kind zíjn. En omdát ze zijn kind zijn, moeten ze zich anders gedragen.
Ik gebruik vaak een voorbeeld uit mijn politietijd. Ik had regelmatig jongeren op het bureau die waren vergeten af te rekenen in de winkel. Ik heb alle mogelijke reacties gezien van ouders die hen ’s avonds kwamen halen. Vaders die meteen uithaalden, vaders die zogenaamd onverschillig deden, vaders die hun kind helemaal de huid vol scholden. Maar ik heb nog nooit een vader gezien die zei: ‘Je bent mijn kind niet meer.’ Wél vaders die zeiden: ‘Jij bent mijn kind, dus je moet je gedrag veranderen.’” 

Opgevoerde brommer
Toen Martin van Middelburg naar Bodegraven verhuisde, merkte hij dat de zomerse fietsweken van Chadash hem te veel energie kostten. Hij wilde ermee stoppen en deelde dit in de zomer van 2015 met een vrouw die altijd meeging om voor de jongeren te koken. “Daarop liet ze mij in niet mis te verstane bewoordingen weten dat ik niet met deze fietsweken mocht stoppen. ‘Ik sta met die jongeren af te wassen,’ zei ze, ‘en ik zie wat het met hen doet. Hier mag je nooit mee stoppen. Sterker nog, je moet het juist uitbreiden.’ Dat heb ik als de stem van God ervaren. Omdat ik wéét dat God juist door mensen heen spreekt, maar ook omdat haar woorden heel erg binnenkwamen. Vanaf toen zag ik zelf pas echt wat deze weken eigenlijk voor jongeren betekenen.” 

Dat heb ik als de stem van God ervaren

Toen je het net over je politiewerk had, ging je een beetje glimmen. Was het een jongensdroom, agent worden?
“Vanaf mijn jeugd was me één ding duidelijk: ik wilde politieagent worden. Mijn ouders waren erop tegen, overigens. Zij vonden het te ruig. Mijn moeder had altijd het idee dat ik dominee moest worden – al vertelde ze me dat pas dertig jaar later. Terwijl ik daar helemaal níéts mee had. Ik was geen brave jongen; werd van school gestuurd, en zo. Ik was eigenlijk een heel vervelend jochie.” 

Ging het om onschuldig kattenkwaad, of was je een klein crimineeltje?
“Er zijn dingen gebeurd waar ik spijt van heb. Nee, ik ben nooit in aanraking met de politie geweest. Wel reed ik rond op een zwaar opgevoerde brommer, bijvoorbeeld. En ik werd soms achternagezeten. Ik wil daar niet te veel over uitweiden, maar ik was in elk geval geen jongen die braaf op de bank de Donald Duck zat te lezen. Dat kattenkwaad is er inmiddels uit, al wordt mijn vrouw nog regelmatig ontzettend moe van mij. Ik snap haar wel: ik kan een heel moeilijk mens zijn. Moeilijk aan te sturen en altijd weer andere dingen willen.”

Duidelijk signaal
Hoewel hij zich bij de politie als een vis in het water voelde, besloot Martin na twintig jaar zijn politie-uniform te verruilen voor een toga. Dat gebeurde toen hij op een dag in zijn dienstauto door Rotterdam reed. “Ik voelde me heerlijk; dít was wat ik als jong jochie al wilde. Tot er ineens een gedachte door mijn hoofd flitste: dit is het níét. Daar werd ik zó onrustig van.” 

Misschien plaatst God mij wel een keer in het Midden-Oosten


De zoektocht die daarop volgde, leidde hem uiteindelijk naar de Universiteit Utrecht, waar hij in deeltijd theologie ging studeren. Eerst wilde hij geestelijk verzorger bij de politie worden, maar dat vond de hoofdcommissaris geen goed plan. “Hij was een enorme atheïst – bleek achteraf – en sabelde dat idee volledig neer met een agressie die mij verbaasde. Tegelijk was het voor mij een duidelijk signaal dat mijn plek niet langer bij de politie was. Gaandeweg groeide het idee om gemeentepredikant te worden.” 

“Tegelijkertijd is het een groot voordeel dat ik als predikant met mijn voeten in de modder heb gestaan”, besluit Martin. “Ik vroeg eens aan een jongere die mij een behoorlijk heftig verhaal vertelde: ‘Waarom vertel je dit aan mij?’ Hij antwoordde: ‘Jij hebt vast erger meegemaakt.’ Ze voelen dus wel aan dat ik tegen een stootje kan.”

Martin van Oordt
Martin van Oordt. Credits: Jacqueline de Haas.

Geschreven door

Mirjam Hollebrandse

--:--