Ga naar submenu Ga naar zoekveld

'Mijn huis stond in brand, en mijn dochter lag in bed'

Het is 29 september 2010, half negen in de ochtend, wanneer Marjan de Peinder op haar werk gebeld wordt door haar buurvrouw. Hun huis staat in brand. Ze weet dat haar twee zonen en man niet thuis zijn, maar haar dochter ligt nog in bed. Wanneer ze naar huis fietst ziet ze één grote zwarte rookpluim boven haar huis uitstijgen.

Deel:

Marjan: “Ik ben hysterisch gaan gillen. Op dat moment dacht ik dat Marissa, mijn toen nog vijftienjarige dochter, op bed lag. En dat ze verbrand was. Ik dacht echt dat ze dood was. Zelf kan ik me dat moment niet goed meer herinneren. Ik denk dat ik een soort black out had, maar volgens mijn buren ging die schreeuw door merg en been. Ik werd blind voor mijn ogen en was niet voor rede vatbaar. Totdat een brandweerman me beetpakte, me in m’n wangen kneep en zei: ‘Marjan, Marjan, ze is er nog.’ Op dat moment viel ik stil en ben ik naar de achterkant van mijn huis gelopen waar Marissa op een tuinstoel zat.

Ramptoerist

Ze had alleen een onderbroek en een badjas aan. Mensen keken toe terwijl de benen van Marissa door de vrouwelijke brandweer geblust werden met een tuinslang. De eerste gedachte die door me heen schoot was: wat doen al die mensen hier? Het irriteerde me dat ze naar mijn dochter stonden te kijken, terwijl ze bijna niets aan had. Ook stond er iemand tussen die ik helemaal niet kende. Een irritant ventje, een ramptoerist, dacht ik. Twee dagen later hoorde ik dat deze ‘ramptoerist’ degene was die mijn dochter van het dak had gehaald.

Ik dacht: ik raak haar nu kwijt

Marissa is voor veertig procent aan haar benen verbrand. Niet door vuur, maar door de hitte. Ze sliep op zolder en is uit haar dakraam geklommen, waar ze op de dakpannen verbrand is. Twee klussers van een timmerbedrijf, die bij de vrijwillige brandweer zaten, hebben de brand geroken en zijn na een melding op hun pieper gelijk gaan zoeken. Bij de buren hebben ze een ladder gepakt en één van hen heeft Marissa begeleidend van het dak gehaald. Toen ze beneden stonden, klapten de ramen eruit van de hitte. Ze is net op tijd van het dak gehaald.

Voor veertig procent verbrand

Mijn dochter is afgevoerd met de ambulance naar Zoetermeer. Haar toenmalige vriend ging mee. Op dat moment had ik echt het idee dat het goed te behandelen was. Drie kwartier later kwam de politie me halen en moest ik onmiddellijk meekomen naar Zoetermeer. Ik dacht: ik raak haar nu kwijt. Met spoed werd ze naar het brandwondencentrum gebracht. Ik ging mee in de ambulance terwijl we onder politiebegeleiding naar Rotterdam reden. Ik voelde me radeloos en angstig, want ik wist niet wat er aan de hand was. De dokter kwam terug en vertelde ons over het feit dat haar benen voor veertig procent verbrand waren. Dat is een hele kritieke toestand, omdat brandwonden infectiegevoelig zijn. Ze was in levensgevaar.

Haal me van het dak!

Toen ik Marissa voor het eerst zag stortte ik in. Mijn wereld stond echt even heel erg stil. Om haar benen zat één groot pak geel verband, ze lag aan slangetjes, haar haar was nog zwart van de rook en haar gezicht was heel vies. Ik mocht bij haar blijven slapen en de eerste nacht was een nachtmerrie. Drie keer zat ze gillend overeind in bed en riep ze: ‘Haal me van het dak, haal me van het dak!’ Op dat moment besefte ik dat zij echt iets heel ergs had meegemaakt. Om je kind te zien lijden, dat deed zoveel pijn. Het trauma dat ze heeft meegemaakt, gaat door hart en ziel. Door de morfine viel ze dan weer in slaap. Iets wat ik die eerste nacht niet heb gedaan.  

Niet meer terug

Op 16 december mocht Marissa weer naar huis en wilde ze graag met mij langs ons oude huis rijden. Ik was bang dat ze in zou storten, want ik dacht dat ze de gebeurtenissen zou gaan herbeleven. Dat deed ze niet, ze was vrij nuchter. Totdat we in de tuin stonden en ze naar boven keek, naar het dak. Ze zei: ‘Mam, hier wil ik niet meer naar terug, dit is de laatste keer dat ik hier ben.’   

De fotoalbums zijn gesmolten

Ze had eerder in het brandwondencentrum aangegeven dat ze niet meer in ons oude huis wilde wonen. ‘Ik zet geen voet meer in dat huis’, had ze gezegd. Dat was voor haar zo beangstigend. Zelf wilde ik wel graag terug naar ons oude huis. Daar heb ik wel om gehuild. Op dat moment was dat toch mijn veilige thuishaven, die ik moest opgeven omdat mijn man en kind niet meer terug wilden. Het blijft denk ik altijd een deel van je leven. Niels, onze jongste zoon, is onlangs uit huis gegaan. Vorige week kwam hij thuis en ik zei: ‘Joh, ik zal even je foto’s pakken, dan kun je ze meenemen.’ Die foto’s zitten allemaal in een doos, omdat de fotoalbums gesmolten zijn. Als ik ze pak, zijn ze zwart en stinken ze nog steeds naar de brand. Dat brengt altijd weer emoties met zich mee.

Geen vakantie

Bij Marissa merk ik dat ze nog wel moeite heeft met het opbouwen van relaties. Ze weet ook niet zo goed wat ze met de toekomst wil. Het lijkt wel alsof ze moeite heeft zich op de toekomst te richten. Iets wat ik bij mezelf een beetje herken. De eerste paar jaar na de brand wilde ik geen vakantie plannen op lange termijn, want voor hetzelfde geld brand je huis af, dat gevoel. We leven vandaag en we moeten maar zien wat morgen brengt.

Als iemand nog één keer tegen me zegt dat ik dankbaar moet zijn...

Wees dankbaar dat je haar nog hebt, werd er tegen mij gezegd. Dan dacht ik: ja, maar dat ben ik helemaal niet. Ik ben alles kwijt. Op een gegeven moment heb ik ook gezegd: “Als iemand nog één keer tegen me zegt dat ik dankbaar moet zijn, dan douw ik dat achterin zijn strot terug. Want dat ben ik eigenlijk helemaal niet.” Het is ook wel eens goed om dat hardop uit te spreken. Ook tegenover God, denk ik.

Berusting

Als ik nu terugkijk, besef ik dat ik best boos was. Ook boos op God. Waarom moest dit gebeuren? En waarom mijn kind? Laat het dan mij geweest zijn, mijn kind heeft nog heel haar toekomst voor zich. Ik weet nog dat ik de eerste keer weer naar de kerk ging, ongeveer vier a vijf week na de brand, en dat de dominee preekte over ‘toeval bestaat niet’. Dit was dus allemaal gewoon gepland? Ik heb daar best wel een tijdje mee geworsteld, totdat iemand tegen me zei: “Je mag ook best boos zijn op God, maar leg het wel in gebed neer.” Ik heb nog steeds wel eens momenten dat ik niet zie waarom dit moest gebeuren, maar ik denk ook niet dat je dat altijd te zien krijgt. Inmiddels heb ik daar berusting in gekregen. 

Nooit afsluiten

Een paar zaterdagen geleden was het natuurlijk ‘de dag’ en die beleef ik dan toch weer van uur tot uur. Over het algemeen kan ik er vrij nuchter over praten, maar soms dan vliegt het me toch weer even aan. Ik weet niet of ik dat ooit kwijtraak. Ik denk het niet. Ik zeg altijd: ‘Ik heb een leven voor en een leven na de brand’. Ik denk dat ik die periode nooit kan afsluiten.

Lees ook: Het aangrijpende verhaal van Kechi, die ondanks dat ze voor 65% verbrand is, meedoet aan America's Got Talent.

--:--