Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Missionair predikant Arjan Markus: 'Ik raakte wel echt iets kwijt'

Tijdens zijn theologiestudie stortte Arjan Markus’ geloof als een kaartenhuis in. Toch werd hij missionair predikant, eerst in de binnenstad van Utrecht en sinds 2013 in Delfshaven, Rotterdam. Na een ‘opruiming’ waardoor het geloof weer kon “teruggroeien”.

Deel:

Arjan staat voor de metershoge vensters in zijn ruime studeerkamer, op de eerste verdieping van de pastorie aan de Mathenesserlaan. Terwijl hij naar het levendige straatbeeld beneden hem kijkt, speelt er een glimlach om zijn lippen. “Ik heb het idee dat het er bij ons in Delfshaven een beetje zo uitziet als Gods koninkrijk straks: een plek waar allerlei kleuren en culturen samenkomen.”

Een grand café
Als oudste van vier kinderen werd hij geboren in Utrecht. Zijn ouders waren lid van de Gereformeerde Gemeente aan de Westersingel, waar hij als baby gedoopt is. “Die gemeente heeft het kerkgebouw verkocht en is naar Leidsche Rijn verhuisd”, vertelt hij terwijl hij twee dampende mokken koffie op tafel zet. “Er zit nu een grand café in. Toen ik laatst in Utrecht was, ben ik er toch eens binnengelopen. Dat was toch wel shocking, moet ik zeggen. Die heel eerbiedige, plechtige sfeer van de kerk zoals ik die me herinner, heeft plaatsgemaakt voor serviesgerinkel. Het is op zich wel mooi gedaan; je ziet bijvoorbeeld nog steeds het orgel aan de wand, en de galerijen. Jammer dat de kerk weg is uit de binnenstad, en dat het gebouw een totaal andere bestemming heeft gekregen.” 

Warm en positief
Arjan was 3 toen zijn ouders naar Waddinxveen verhuisden, waar hij is opgegroeid. “We zaten eerst nog in de Gereformeerde Gemeente in Gouda”, vertelt hij. “Maar op mijn 6e werden mijn ouders hervormd, in Waddinxveen. We gingen naar de Bethelkerk, waar Wim Verboom destijds predikant was. Een Gereformeerde Bondsgemeente: degelijk, maar warm en positief. Vanuit Waddinxveen zijn we op mijn 14e naar Noord-Holland verhuisd. Daar werd mijn vader predikant in Broek op Langedijk.”

Als kind was hij “vrij bewust gelovig”, zegt hij. “Het boeide me. Vanuit mijn jeugdjaren kan ik me geen leven zonder God herinneren. Ik voelde me ook wel dicht bij Hem, thuis en in de kerk. Mijn leven kende dus een heel goede start met God, zou je kunnen zeggen. Wel worstelde ik, juist door die eerste jaren in de Gereformeerde Gemeente, een tijdlang met geloofsvragen.” 

Ik voelde me dicht bij God, thuis en in de kerk

Zoals?
“Is het heil ook voor mij? Ben ik wel uitverkoren? Soms bad ik als kind om een teken – bijvoorbeeld dat een gordijn plotseling zou bewegen – zodat ik op grond daarvan met zekerheid kon zeggen dat ik Gods kind was. Maar op een gegeven moment hebben mijn ouders uitgelegd dat ik niet moest gaan bidden om een teken, maar dat ik het gewoon mocht geloven.”

Waarom dacht je dat je een teken nodig had?
“Misschien kwam dat bij mijn ‘gergem-oma’ vandaan. Ze zei altijd dat het geloof je gegéven moet worden. Met haar heb ik heel veel over het geloof gesproken. Zo’n in het zwart gekleed omaatje, met een knotje. Een heel lieve vrouw. Als zij over ‘de Heere’ sprak, was ze vaak ontroerd. Maar zij worstelde levenslang met de toe-eigening van het heil. Ze had slechts ‘een hoopje’, wat haar redding betreft. Ik denk zeker dat ze nu bij God is. Nog altijd ben ik dankbaar voor onze gesprekken.”

Jeep en tropenhelm
Nee, als kind wilde hij geen predikant worden. “Zendeling. Met zo’n jeep en een tropenhelm, in Afrika. Dat is het nooit geworden. Na het gymnasium ging ik wel theologie studeren, wat ik nog altijd de interessantste en belangrijkste studie vind. Maar zonder dat ik al precies wist wat ik daarmee wilde. Komt later wel, dacht ik.”

Ter voorbereiding volgde je eerst nog een jaar aan de Evangelische Hogeschool.
“Inderdaad. Op de EH heb ik mijn vrouw leren kennen: een vrijgemaakte Friezin. Dus alle lof voor de EH, wat dat betreft.”

Arjan Markus
Arjan Markus. Credits: Jacqueline de Haas.

Enorm boeiend
Arjan begon met veel enthousiasme aan zijn theologiestudie in Utrecht, vertelt hij. “Vooral colleges over Bijbelwetenschappen, dogmatiek – de geloofsleer – en filosofie vond ik enorm boeiend. Ook de wereld achter de Bijbel, de cultuur van het oude Midden-Oosten, vond ik razend interessant. Daar verdiep ik me nog steeds graag in; kennis ervan helpt je de Bijbel beter te begrijpen.”

Merkte je al snel dat er op de universiteit een andere wind waaide dan op de Evangelische Hogeschool?
“Zeker. Op de EH werd destijds heel sterk het creationisme benadrukt: de Bijbelse scheppingsverhalen moest je zo letterlijk mogelijk lezen. Tegelijk werd er stevig gewaarschuwd tegen het gevaar van Schriftkritiek. In die zin ging ik ‘gewapend’ naar Utrecht. Maar”, hij maakt een schuifbeweging met zijn hand: “het ging allemaal tegen de vlakte en hield op geen enkele manier stand. Als student kreeg ik te horen dat je het begin van Genesis niet als letterlijk verslag kon zien, dat de intocht in Israël historisch gezien waarschijnlijk helemaal niet gebeurd is zoals het in het Oude Testament wordt beschreven, enzovoort, enzovoort. Nou, dacht ik op den duur, wie zegt me dan dat Jezus wél echt is opgestaan? En is het hele verhaal van het christelijk geloof misschien niet gewoon bedacht?”

Wie zegt me dan dat Jezus wél echt is opgestaan?

Klinkt heftig.
“Het was niet fijn, nee. Het cognitieve, het verstandelijke, daar liep het bij mij op vast. Wat als je de Bijbel inderdaad niet op alle plekken letterlijk en historisch moet lezen, zoals ik tot dan toe altijd had aangenomen? En wat als het hele geloof een kwestie van projectie is? Zulke vragen hielden mij intens bezig. Mijn geloof verdampte, gaandeweg.”

Hoe voelde dat?
“Heel kil. Niet dat ik ooit superwanhopig ben geweest of zo – ik ben niet zo’n dramatisch type. Maar ik raakte wel echt iets kwijt. Een groot verschil met wat ik nu vaak zie. Veel jonge mensen die hun geloof loslaten, of kwijtraken, missen juist helemaal niks. Die zien ook de relevantie ervan totaal niet in. Dat is voor mij de laatste jaren een heel belangrijk thema geworden, juist omdat ik een verhaal verloor dat ik uitermate relevant vond.”

Ben je door de wasstraat van het atheïsme gegaan?
“Voor echt atheïsme heb je ook heel wat geloof nodig. Nee, ik was geen atheïst. Ik wist het gewoon niet meer. Ik zeg het mijn gergem-oma na: geloof moet je gegeven worden. Het was me toen überhaupt niet gegeven. En als de kilte die ik ervaarde niet weg zou gaan, wist ik dat ik sowieso nooit predikant zou worden. En dat ik dan wel echt iets blijvend zou missen.”

Wat dan?
“Geborgenheid. Iets van liefde die je leven binnenkomt, iets wat je richting geeft...”

Stond je ineens onbeschut in het leven?
“Het ging geleidelijk. Die twijfels en vragen sijpelden binnen, vooral tussen het tweede en het vierde studiejaar.”

Deed je iets om het geloof te hervinden?
“Ik bleef naar de kerk gaan, al gingen veel preken voorbij aan wat voor mij een belangrijke vraag was: bestaat God überhaupt? Hoe betrouwbaar is de Bijbel? Ik bleef christelijke boeken lezen, maar die overtuigden mij niet. Te vaak stuitte ik op cirkelredeneringen.”

Wie is Arjan Markus?

Arjan Markus (1971) studeerde theologie in Utrecht. Na zijn promotie werd hij missionair predikant in de Utrechtse Jacobikerk (hervormd, PKN). Sinds 2013 is hij verbonden aan de Pelgrimvaderskerk in Rotterdam-Delfshaven. Hij schreef onder andere Adieu God, Heel het leven en Pelgrim met God. Arjan is getrouwd en vader van vier kinderen.

Sprak je erover met anderen, zoals je vader?
“Ook wel met hem, maar meer met medestudenten. Ik zat op de studentenvereniging Voetius. De theoloog en dichter Willem Barnard kwam een keer bij ons langs. Dat vond ik een boeiende figuur, omdat hij... iets mystieks had. Wat ook hielp, was dat ik een aantal docenten had die heel slim waren en tóch gelovig. Sommigen preekten. Dat intellect en geloof wel degelijk samen konden gaan, was voor mij een belangrijke ontdekking. Dat merkte ik ook in Oxford, waar sommigen van onze vereniging een tijdlang studeerden. Ik ben er een paar keer geweest om hen te bezoeken op het anglicaanse seminarie, Wycliffe Hall. Tijdens evensongs daar werd ik soms diep geraakt door de muziek.”

Niet in de vriezer
Na zijn studie begon Arjan aan een promotieonderzoek. “Ik wilde bepaalde theologische thema’s zo ver mogelijk doordenken, om te zien hoever ik kwam. Natuurlijk wist ik dat sommige dingen zich niet volledig laten uitdenken. Toch gaf dat onderzoek me wel een soort intellectuele rust. Ik concludeerde: het christelijk geloof is in ieder geval geen irrationeel verhaal; je hoeft je verstand niet in de vriezer te zetten. Bij mijzelf moesten eerst allerlei rationele obstakels worden opgeruimd, intellectuele bezwaren tegen het geloof. Dat veroorzaakte een opening waardoor het geloof terug kon groeien. Vlak voor mijn promotie dacht ik: dan moet ik toch maar predikant worden, want het geloof is teruggegroeid.”

Wat was het grootste struikelblok dat je moest opruimen voordat je überhaupt weer kon gaan geloven?
Peinzend: “Opruimen is toch wel een tamelijk optimistisch begrip, hè? Twijfels kun je ten diepste niet volledig opruimen, denk ik. Rond intellectuele vragen kun je natuurlijk wel je huiswerk doen, en – in mijn geval – ontdekken dat geloof niet
bij voorbaat onzinnig is. Het meest heb ik geworsteld met het Schriftgezag, de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel en vragen die daarmee samenhangen. Ik heb leren inzien dat je niet alles op dezelfde manier kunt lezen, en dat bijvoorbeeld het begin van Genesis iets anders is dan een letterlijk verslag. Dat het veel dieper is, veel rijker, vol van Gods waarheid. Ik ontdekte dat Gods Woord vele malen ménselijker is dan ik altijd dacht, vol stemmen en tegenstemmen. Neem Spreuken. Daarin is het vaak heel zwart-wit, bijna zo van: wie goed doet, goed ontmoet. Maar wat ziet Prediker? De slechten gaat het voor de wind, de goeden lijden. Ik ben dankbaar voor die meerstemmigheid. Het is een boek waarin je nooit ‘uitgelezen’ raakt. Er zijn altijd nieuwe dingen te ontdekken: fantastisch.”

Voor echt atheïsme heb je ook heel wat geloof nodig

Je vertelde dat relevantie voor jou een belangrijk thema is geworden. Waarom?
“In missionair werk zie ik dat voor veel mensen het geloof volslagen irrelevant is. Voor hen vormt dat een belemmering om het serieus te overwegen. We moeten in onze tijd ons best doen te laten zien hoe het geloof relevant is. Maar ook veel christelijke studenten hebben moeite om in te zien waarom geloof belangrijk is, of ze nu evangelisch of reformatorisch zijn. Het geloof is een soort ticket naar de hemel: misschien interessant voor na je dood, maar ja, we leven nu. Dus als zij het geloof loslaten, of verliezen, missen ze niets. Tegen twijfelaars zeg ik daarom vaak: ‘Ik kan me goed voorstellen dat je niet gelooft; dat heb ik zelf ook meegemaakt. Maar voordat je er echt afscheid van neemt, vind ik dat je op z’n minst één versie van het christelijk geloof moet zien te vinden waarvan je ten minste hóópt dat het waar is. Dat je denkt: als dit inderdaad waar is, zou dat ontzettend mooi zijn.’ Kortom, ik wil dat ze een relevant verhaal zien. Dan nog kun je altijd zeggen: ‘Ik kan het niet geloven.’ Maar als je daarbij niet voelt dat je werkelijk iets wegdoet, neem je er te vroeg afstand van.”

Je daagt ze uit?
Ja, ik probeer ze te laten zien dat de christelijke traditie enorm breed en veelvormig is. Voor velen is het een ‘systeempje’ dat ergens ook nog eens ontzettend onlogisch lijkt. Waarom moet je sterven als je een verboden vrucht eet? Waarom zou het voor mij relevant zijn dat Iemand tweeduizend jaar geleden stierf aan een kruis? Hoezo moet Jezus’ lijden en sterven mij bij God brengen? Ik vraag christelijke studenten weleens me dat uit te leggen. Daar komen ze niet uit. Dan probeer ik ze mee te nemen in het verhaal dat God zélf komt in Jezus, en zichzelf geeft aan het kruis. Dat is voor mij de kern van het geloof.”

Een klein kruis
Hij wijst naar een klein kruis tussen de twee hoge ramen. “Het hangt daar niet voor niets aan de muur. Als een reminder dat God ons in Jezus opzocht. Waarom? Om mij een liefde te laten zien die me raakt, vergeeft en in beweging zet. Dat vreemde verhaal raakt mij diep. Jezelf opgeven voor anderen is inderdaad de grootste liefde. En vergeven is helemaal niet ‘Gods beroep’, zoals de atheïst Voltaire spottend zei. Vergeven kóst iets – kijk maar naar dat kruis.”

Opruimen is een tamelijk optimistisch begrip...

Steken die oude twijfels de kop nog weleens op?
“Niet meer zo heftig als tijdens mijn studie. Je kunt wel zeggen: ‘Het zou allemaal verzonnen kunnen zijn.’ Alleen is het wel een heel sterk verhaal om te verzinnen.”

Dat pleit voor de betrouwbaarheid ervan?
“Precies. Kijk wat mensen allemaal hebben bedacht aan godsdiensten. Wat het christelijk geloof echt anders maakt, is juist dat het zo’n bizar verhaal is. Een God die als mens naar deze wereld komt en zich aan het kruis laat slaan? Ik leef ermee dat het verhaal niet verzonnen is, maar waar.”

Wachters op de morgen
Omdat het buiten inmiddels schemerig wordt, knipt hij de plafondlamp aan. “Hoop is een heel belangrijk woord voor mij”, zegt hij even later. “Als je het geloof kwijt bent, kun je op z’n minst nog hópen dat het waar is dat God bestaat, dat Hij jou toch ziet, en dat zijn koninkrijk werkelijk komt. Hópen is misschien een heel kleine vorm van geloof, maar wel geloof. Het Hebreeuwse woord voor hoop heeft te maken met wachten. Met een blik naar buiten: “Er zit iets in van verlangend uitzien. Hopen is geduldig wachten op God. Zoals Psalm 130 in de oude berijming zegt: ‘Als wachters op de morgen, de morgen, ach, wanneer?’”

Wanneer voel jij je het dichtst bij God?
“Laat ik het zo zeggen: in de kerk vind ik het makkelijker om te geloven dan thuis. Bijvoorbeeld als we samen zingen, of als ik preek. Wat ik ook heel mooi vind, is avondmaal vieren in een middagdienst. We staan dan in een cirkel, met een man of vijftig. Dan kijk ik de kring rond, en denk: dat zijn dus allemaal medesukkelaars in het geloof. We hebben Jezus en zijn vergeving nodig, een duwtje in de rug, anders stonden we hier niet. Al is ‘sukkelaar’ ook weer niet het enige. Als ik bijvoorbeeld een psalm lees, of Jesaja’s visioenen, kan het vlammetje van het geloof en de hoop plotseling weer hoog oplaaien.”

Beeld: Jacqueline de Haas

Geschreven door

Gert-Jan Schaap

--:--