Ga naar submenu Ga naar zoekveld

'Pleegzorg is wel een beetje verslavend'

Van kortdurende crisisopvang tot jarenlange, intensieve begeleiding van andermans kroost: al sinds 1999 zetten Annemarie (47) en Maurits (49) van Melle uit Baarn, die vier eigen kinderen hebben, hun huis én hun hart open voor pleeg- en gezinshuiskinderen. “Je hoeft echt geen super ouder te zijn om dit te doen.”

Deel:

“Ho, wacht even!” We hebben elkaar amper de hand geschud of Annemarie snelt via de keuken naar buiten (“Kijk ondertussen gerust even rond!”) om de witte was binnen te halen: het regent, en om extra werk zit ze bepaald niet verlegen. Terwijl Annemarie de was veiligstelt, kijkt Sharon (12) naar een kinderprogramma op Zapp. “Timboektoe,” zegt ze, onderuitgezakt op de stoffen hoekbank. “Daar heb ik ook een boek van.” Sharon is het ‘nieuwste’ kind in huize Van Melle: ze woont hier nog maar enkele weken. Op dit moment zijn alleen zij en Annemarie thuis: de anderen komen later vanmiddag.

Geen nieuwe zwangerschap

"Erg hè? Ik moet altijd even rekenen, maar we zijn... zestien jaar geleden begonnen met pleegzorg,” vertelt Annemarie terwijl ze koffie serveert. “Maurits en ik wilden altijd graag een groot gezin. Maar nadat ons tweede kind was geboren, hoorden we dat het medisch gezien verstandiger was dat er geen nieuwe zwangerschap zou volgen. Dus zijn we in 1994 het traject van pleegzorg ingegaan, waarover we al vaker met elkaar hadden gesproken. Toen we eenmaal op de lijst stonden, bleek ik opnieuw zwanger en kregen we kort na elkaar nóg twee kinderen.”

Hun wens om pleegkinderen in hun huis op te nemen, bleef rechtovereind staan. Inmiddels hebben ze er heel wat welkom geheten in hun gezin, voor korte of langere tijd. “Bijna vijftig,” vertelt Annemarie. “Ik denk dat we nu op 48 kinderen zitten; op dit moment hebben we er vijf. Soms vraag ik me af of pleegzorg een verslaving is.” Glimlachend: “Een beetje wel, denk ik.” In de hal hangen foto’s van tientallen jongens en meisjes die hier de afgelopen jaren hebben gewoond; sommigen zijn inmiddels volwassen. Al hun namen en verhalen herinnert Annemarie zich moeiteloos.

Een kus en een knuffel

“Hoi allemaal!” Jadey (9), een van de gezichten van de landelijke Kinderpostzegelactie 2015, is het eerste pleegkind dat uit school komt. “Je ziet er een beetje moe uit,” constateert Annemarie na een kus en een knuffel. “Neem eerst maar wat drinken en een koekje. Weet je nog dat er een meneer van Visie is die even met ons komt praten, en dat er straks ook foto’s worden gemaakt?” Hij knikt, stelt zich voor en ploft neer op de stoel naast Annemarie. Moe of niet: hij is wel in voor een gesprekje. “Ik woon hier al negen jaar,” zegt hij. “Sinds ik elf weken was. Ik woon hier, kort gezegd, omdat mijn moeder eigenlijk een beetje ziek is. En mijn vader wist niet dat ik bestond. Het bevalt me hier goed, ja, die hele negen jaar. Annemarie en Maurits noem ik ook gewoon papa en mama. Dus... ik ben hier helemaal op m'n plek.” Annemarie strijkt door zijn kuif en zegt: “Ik heb wel eens tegen je gezegd: ‘Jij hebt eigenlijk twee mama’s; eentje bij wie je in haar buik hebt gezeten, en eentje bij wie je in haar hart bent gaan groeien.’”

Bijbel in de vensterbank

Er ligt een bijbel in de vensterbank, en her en der hangen christelijke teksten aan de muur: Annemarie en Maurits zijn evangelische christenen, en het geloof speelt een grote rol in hun leven. “Binnen ons gezin moeten kinderen mee naar de kerk, tot ze 16 zijn, en mits ze dan zelfstandig thuis kunnen blijven,” zegt Annemarie. “Wij vinden het belangrijk, en we willen binnen het gezin geen onderscheid maken door tegen het ene kind te zeggen dat het mee moet en tegen het andere: jij blijft thuis. En weet je, alle kinderen gaan mee. Een van hen – ik noem geen naam – vindt het lastig. Hij wil eigenlijk niet en zet zich best een beetje af. We proberen hem mee te laten draaien in de crèche, of in de beamerdienst.  Laatst, met die Charlie-Charlie-hype, waarbij kinderen geesten opriepen, kwam hij ’s avonds naar beneden en vroeg: ‘Ik kan niet slapen, wil je even met me bidden?’ Dat vind ik mooi. Er is echt een geestelijke strijd gaande om kinderen; daar hebben we vaak veel te weinig oog voor.”

Op de hoek van de keukentafel liggen vier kleurrijke spenen: Annemarie en Maurits vangen momenteel ook een 17-jarige tienermoeder op, Rachel, met haar 2-jarige dochtertje Lisa. Zij hebben hun eigen plekje in dit huis, met extra veel privacy. “Ik zag Rachel ‘verzuipen’ op het vmbo,” vertelt Annemarie. “Ik heb er echt voor geknokt dat ze over kon stappen op een praktijkopleiding. Gisteren kwam ze juichend thuis: ‘Annemarie, ik heb een 9 gehaald! Ik heb nog nooit een 9 gekregen!’ Dan denk ik: yes! Daar word ik echt heel blij van.”

Grote trampoline

“Hé, prinsesje!” zegt Annemarie, als Savanna (6) thuiskomt uit school. “Wat is daarmee gebeurd?” Ze wijst naar Savanna’s jurk. “Is er limonade overheen gekomen of zo?” Er volgt geen uitleg: het meisje is niet zo spraakzaam als Jadey. “Trek straks maar wat anders aan; zo kun je niet op de foto.”

Enkele minuten later komen zoon Jesse (24) en Yannick (14) thuis, en nog wat later stapt – eerder dan verwacht – ook vader Maurits de kamer binnen. Dat komt mooi uit, want de fotograaf heeft zijn losse flitsers al buiten op het gras rond de grote trampoline neergezet en stelt voor foto’s te gaan maken. Het is gelukkig droog, en de wolken zorgen voor diffuus licht.

Al snel springen alle kinderen op de trampoline, en roepen enthousiast “Raaaaachel!” als de slanke tienermoeder het erf op wandelt. Bovenop Jesses schouders kraait Savanna van plezier; haar blote, niet lang schoon gebleven voeten, bungelen dreigend voor zijn hagelwitte overhemd.

Je leven delen

Na de fotosessie gaat iedereen snel weer naar binnen. Er komen gezelschapsspelletjes en koekjes op tafel. Zoon Jesse, die zendeling is bij Athletes in Action en in november hoopt te trouwen, beziet het huiselijke tafereel met een grote glimlach. Hoe is het voor hem om op te groeien met al die extra broertjes en zusjes? “Ik weet niet beter,” reageert hij. “Toen ik 10 jaar was, kwam mijn eerste broertje eerst een weekendje, daarna werd het een midweek en vervolgens kwam hij elke maand, zo ben ik erin gegroeid. Het heeft me heel veel gebracht. Ik ben nu volop betrokken bij kinder- en tienerwerk, onder andere in onze kerk. Al heel jong heb ik leren omgaan met gedragsproblematiek; je wordt snel volwassen dankzij de heftige verhalen waarmee je wordt geconfronteerd, en je leert je leven delen met anderen. Je ontwikkelt een visie voor kinderlevens. Ik merk hoe zij in de opvoeding nieuwe normen en waarden meekrijgen, en straks – als het goed is – op eigen benen leren staan. Ik ben echt dankbaar dat mijn ouders dit doen.”

Verschil maken

Eerlijk is eerlijk: pleegzorg is geen recept voor louter rozengeur en maneschijn. Er moet veel worden geregeld en gebeld, en Annemarie en Maurits hebben de afgelopen jaren de nodige teleurstellingen meegemaakt. Maar ze genieten er vooral van, benadrukken ze.

En het voelt voor hen als christenen als een roeping om, hoe klein ook, een verschil te maken in het leven van deze kinderen. “Als vervangende ouders zullen we hen, ook al houden we echt van ze, op bepaalde momenten teleurstellen,” legt Annemarie uit. “Maar er is een Vader in de hemel die hen nooit teleur zal stellen, en die op plekken in hun leven komt – plekken vol pijn en verdriet – die wij niet kunnen bereiken. Zo lang ze hier zijn, doen we ons best om ze dat mee te geven.”

Juichend thuis van school

Maurits knikt. “Pleegzorg is misschien niet altijd even makkelijk, mede door allerlei bureaucratische regeltjes waarmee je rekening moet houden, maar het geeft ons enorm veel voldoening. Als je ziet hoe kinderen in ons gezin opbloeien en weer hun emoties tonen: dat is een teken dat ze zich veilig voelen. En als we merken dat ze ons als volwassenen leren vertrouwen, is dat fantastisch.”

“Er is altijd een nieuwe start mogelijk,” geeft Annemarie aan. “Als een kind zich veilig voelt, en het krijgt liefde en positieve aandacht, dan kan het zich gaan hechten en veranderen dingen ten goede. Daar word ik blij van, als kinderen – ondanks alle beschadigingen die ze hebben opgelopen – toch nog in staat zijn zich te hechten. Er is iets te ‘repareren’ als je een kind een plek biedt.” Met een hoofdknik richting Sharon: “Als zo’n meisje zegt: ‘Mijn grootste angst is dat ik hier weer weg moet...’, dan heb je dus in een paar weken tijd je plekje gevonden.”

Vierduizend kinderen

Er zijn in Nederland zo’n 21.000 pleegkinderen en circa 17.000 pleeggezinnen. Ruim vierduizend kinderen komen dus terecht bij instanties en inrichtingen. “Die vallen echt tussen wal en schip,” verzucht Annemarie. “Er zijn veel extra pleeggezinnen nodig. We hopen dat iedereen die dit verhaal leest, er serieus over na wil denken. Je hoeft er geen super ouder voor te zijn; dat is een hardnekkig misverstand.” Voor wie pleegzorg overweegt, heeft Maurits een gouden tip: “Begin met weekendopvang, dan kun je na een paar maanden beoordelen of het iets voor je is.”

Als het om crisispleegzorg gaat, waarbij je over bijzonder kwetsbare kinderen praat, is het extra wrang dat er een enorme wachtlijst is: deze jongens en meisjes kunnen soms letterlijk nergens terecht, omdat er domweg geen plek is. Zelf hebben Annemarie en Maurits één kamer vrij voor crisisopvang, die op dit moment niet in gebruik is. Annemarie: “Crisis betekent: op dezelfde dag dat Jeugdzorg ons belt met de vraag of wij plek hebben en wij het zien zitten, staat zo’n kindje bij je op de stoep, met niet meer dan de kleren die het op dat moment aanheeft, en een knuffel.”

Maurits: “Dat is heftig. Zo’n plaatsing is tijdelijk, in principe zes weken, maar we moeten altijd alle zeilen bijzetten om erdoorheen te komen. Het is zwaar, maar je wilt ook in zo’n korte periode wat voor zo’n kind betekenen. Hij of zij heeft een veilige plek nodig als het thuis niet meer gaat, bijvoorbeeld omdat er sprake is van agressie, verwaarlozing of alcoholmisbruik.”

Achter de pannen

Rond 16.30 uur staat Maurits achter de pannen. “Annemarie doet vooral het bel- en papierwerk. Daar houd ik niet van, dus ik kook meestal.” “En ik help altijd, hè pap?” zegt Jayde. “Dus meestal staan er twee mannen in de keuken.” “Ik help óók,” zegt Savanna, die met een roze buggy door de keuken crost en om een kauwgumpje vraagt. Achter haar belandt Yannick met een snoekduik naast Sharon op de bank.

Maurits mikt een half pak roomboter in de pan voor de jus. “De macaroni was laatst trouwens héél erg lekker,” zegt Rachel. Haar 2-jarige dochter Lisa, net terug van de kinderoppas, laat weten dat zij “aadbeien” het aller lekkerst vindt. “Die macaroni heb ik dan weer niet gemaakt,” grijnst Maurits.

“Papa kan heel goed gehaktballen maken,” merkt Jadey op, die met z’n neus boven een andere pan staat: daarin sudderen drie stuken varkensvlees. “Ons eigen varken; hij heette Happy en nu noemen we ’m Happie.” Het blijkt geen grapje te zijn. Maurits: “In oktober kopen we altijd een big bij de boer, en in maart breng ik die zelf naar de slacht. Tachtig kilo, dus daar kunnen wij ongeveer tachtig dagen van eten, al staat er natuurlijk niet elke dag varkensvlees op het menu.”

Net als op school

In de negen jaar dat Jadey hier woont, heeft hij heel wat andere kinderen als (tijdelijke) broers en zussen gehad. Hoe ervaart hij dat? Hij denkt er even over na en zegt: “Sommigen zijn echt broers en zussen, een soort vriendjes. Anderen vind ik soms vervelend. Je hebt aardige en minder aardige kinderen – eigenlijk is het net als op school.” Als het aan Jadey ligt, blijft hij hier nog lang wonen. “Als ik eenmaal een huis heb en alles, misschien ga ik dan weg. Ooit een keer moet het wel. Ik kan hier natuurlijk niet tot m’n 90e blijven zitten, hè pap?”

De deur naar de ouderlijke slaapkamer, direct naast de inmiddels heerlijk geurende keuken, staat halfopen. Boven het bed van Annemarie en Maurits hangt een houten bord met daarop (in het Engels) deze tekst:

Een gezin zijn betekent
deel uitmaken van iets geweldigs,
het betekent dat je liefhebt en geliefd bent voor de rest van je leven
– wat er ook gebeurt.


Tekst: Gert-Jan Schaap
Beeld: Eljee
Bron: Visie 2015 - nr. 40

Geschreven door

Gert-Jan Schaap

--:--