Rob Timmerman helpt vluchtelingen in nood
‘Ik probeer Europa te behoeden voor een grote zwarte bladzijde’

Drie van de negen weken laat Rob Timmerman (45) zijn gezin achter om mannen, vrouwen en kinderen te redden van een wrede verdrinkingsdood op de Middellandse Zee. Of hij ontfermt zich over duizenden vluchtelingen in propvolle Griekse opvangkampen, zoals Moria. “Ik wil dat Europa het continent is van een uitgestoken hand en een vriendelijk woord. Dáár kan ik iets in betekenen.”
De ober heeft zojuist twee grote cappuccino’s en een verse punt appeltaart geserveerd in het Utrechtse café waar we elkaar ontmoeten. Ze zullen er nog lang staan. Want wie kennismaakt met Rob, hangt binnen drie zinnen aan zijn lippen. Hij is amper 24 uur terug in Nederland na een zesweeks verblijf in kamp Moria op Lesbos – het kamp van vóór de verwoestende branden. Zijn prettige vertelstem raakt een snaar. Zijn verhaal roept bewondering op en geeft je tegelijkertijd iets ongemakkelijks. Hij laat je nadenken over wat je dan zélf te bieden hebt aan deze wereld. En precies dát is wat Rob wil bereiken met zijn boodschap.
De Visie-redactie selecteerde negen prikkelende uitspraken, afkomstig uit het interview dat deze week in Visie Magazine staat.
Lees ook: Vluchtelingenkamp Moria op Lesbos grotendeels afgebrand
1. ‘De lichtjes gingen weer aan’
Op een dag in 2015 keek Rob in de spiegel op zijn werk en zei iets te hard tegen zichzelf: ‘Wat dóé ik hier?’ Hij belandde in een burn-out en besefte dat die wanhopige vraag voor de spiegel bij zijn werkgever symbool stond voor een veel grotere vraag: ‘Wat wil ik met mijn leven?’ Toen hij opkrabbelde, besloot hij zijn baan op te zeggen. Datzelfde weekend zag hij op Facebook een oproep voorbijkomen van een Nederlandse organisatie die vrijwilligers zocht op een reddingsschip in de Middellandse Zee. Rob aarzelde geen moment en na één telefoontje werd hij aangenomen.
Glimlachend: “Mijn vrouw Doortje zei gelijk: ‘Als je dit wilt, moet je het doen.’ Laatst vroeg ik haar waarom ze daar destijds eigenlijk zo makkelijk over deed. Want bij iemand die net uit een burn-out komt, schrijf je toch eerder rust, reinheid en regelmaat voor. Haar antwoord luidde: ‘Ik zag een man met een doffe blik op de bank zitten en toen dit langskwam, gingen de lichtjes weer aan.’”

2. ‘Op wereldschaal kan ik niet zoveel veranderen’
“Ik ben net terug van een paar weken Lesbos. Daar moest een meisje in vluchtelingenkamp Moria water halen voor haar ouders. Ze sjouwde met van die sixpacks, twee keer negen liter. We moesten allebei de heuvel op, dus ik zei tegen haar: ‘Ik neem ze van je over en loop mee naar je tent.’
Ik kom er steeds meer achter dat het om dat soort kleine dingen gaat. Op wereldschaal kan ik niet zo veel veranderen. Maar het gaat erom dat je er voor die mensen bent. Dat je hen als mens behandelt, niet als geval.”
3. ‘Ondertussen stond ik te janken’
Rob vertelt over een Iraanse man in kamp Moria, die Robs vrijwilligersteam hielp bij het bouwen van een schaduwconstructie in een beter deel van het vluchtelingenkamp. “Hij woonde zelf in de jungle, zoals wij dat noemen, een helling zonder toiletten en elektriciteit. Deze jongeman droeg dus elke dag zijn steentje bij aan iets waar hij zelf niet eens profijt van had. Op een keer kwam ik hem in een totaal ander deel van het kamp tegen, helemaal overstuur. ‘Wij kunnen niet meer in de jungle wonen,’ zei hij, ‘want wij zijn bekeerde christenen uit Iran. Dat gaat nu als een lopend vuurtje door de jungle en mijn vrouw is al een paar keer geslagen omdat ze geen hoofddoek draagt. Denk je dat er een plekje is in het beschermde deel van het kamp?’
De man doelde op het kamp voor gezinnen die speciale bescherming nodig hebben. En ik wist het antwoord: hij moet hiervoor een officiële aanvraag doen en dan door de hele UNHCR-molen. Dat is bikkelhard. Het enige wat ik kon doen, was zijn hand vasthouden, via Google Translate proberen te communiceren en samen afwisselend huilen en lachen. We hebben met elkaar gebeden en ik heb hem een fles water gegeven en een matje voor zijn vrouw. ‘Dit is het enige wat ik voor je kan doen,’ zei ik. Hij waardeerde het ontzettend dat hij een medechristen was tegengekomen die z’n best voor hem deed. Ondertussen stond ik te janken, omdat ik alleen maar kon denken: je hebt in Iran je doodvonnis getekend door christen te worden, en nu ben je in míjn Europa en kun je nog steeds geen kant op.”
4. ‘Ik geef ze het mooiste mee wat ik heb: Gods zegen’
“Reddingswerk kan heel lomp zijn; ik weet zeker dat mensen weleens ledematen hebben gebroken omdat we ze gewoon aan hun enkel omhoog hebben getrokken. Maar bij iedereen die door mijn handen gaat, denk ik: ik weet niet wie je bent of hoe je heet, wat je drijft, of je goede bedoelingen hebt en waar je toekomst ligt, toch geef ik je het mooiste mee wat ik heb, en dat is Gods zegen. Ik zou dit werk nooit kunnen doen zonder de hoop en verwachting dat God deze wereld in Zijn hand houdt.”
Ik wil niet dat de golven van de zee besluiten over leven en dood
5. ‘Elk leven op zee dat niet verloren gaat, wordt gevierd’
Een ontmoeting die Rob nooit meer zal vergeten, had hij tijdens een reddingsactie. Mannen en vrouwen verdrongen elkaar in paniek om vanuit hun bootje overgeheveld te worden naar het grote reddingsschip. Rob stond op het dek van het schip, klaar om de eerste mensen over te pakken. Ineens zag hij over de hoofden van de drenkelingen een pakketje zijn kant op komen. Toch niet weer van iemand die eerst zijn bagage veilig wil stellen, hè? dacht hij nog. Gepikeerd wilde hij het pakketje zo de zee in smijten, toen zijn ogen bleven haken in de donkerbruine kijkers van een babymeisje. Sarah, vier dagen oud.
“Een week later ging haar moeder bij ons van boord,” vertelt Rob. “Sarah lag in een doek voor haar borst. Ze ging voor me staan, legde haar handen op mijn schouders en zei: ‘Thank you for saving us.’ Daar heb ik achteraf zó om zitten huilen. Zo basic is het dus gewoon op zee. De scheidslijn tussen leven en dood is flinterdun. Dit kindje had niet meer geleefd als wij daar niet hadden rondgevaren. Elk leven op zee dat niet verloren gaat, wordt gevierd.”
Kijk ook: Film 'Rafaël' over onmogelijke liefde in vluchtelingencrisis
6. ‘Ik word somberder als ik de Volkskrant lees’
“In de weken die ik thuis ben, lees ik de Volkskrant van de buren. Daar word ik somberder van dan wanneer ik op zee of in Moria ben. Dan zie ik echte mensen! Het lijkt vaak of je afdaalt in de hel – en ja, er gebeuren verschrikkelijke dingen. Maar het zijn ook mensen met humor, die wonderbaarlijk liefdevol zijn naar elkaar. Ik ga vaak uitgeput naar huis, maar ben hoopvoller dan wanneer ik thuis vanaf een afstand de boel volg. In die zin gun ik iedereen een weekje Moria.”
7. ‘Leer de enkeling kennen’
“Ik ben nog nooit iemand tegengekomen die zei: ‘Leuk, doe mij een grote groep vreemdelingen.’ Dat zit niet in ons. Maar dan zeg ik: leer de enkeling kennen, dat gezin in je straat. Ga erop af met een uitgestoken hand en een vriendelijk woord. Dan ontmoet je jezelf. Want vluchtelingen zijn mensen zoals jij en ik.”
Van sommige mensen die wij redden, hoop ik echt dat ze niet mijn buren worden
8. ‘Ik probeer Europa te behoeden voor een grote zwarte bladzijde’
“Van sommige mensen die ik tegenkom, hoop ik echt dat ze niet mijn buren worden. Omdat ze niets moeten hebben van Europese waarden. Kijk, veel mensen denken: als je vluchtelingen helpt, zul je ook wel willen dat ze allemaal asiel krijgen. Nee, ik heb er niets tegen dat er kritisch gekeken wordt naar wie wel en wie niet mag blijven. Ik probeer Nederland en Europa alleen te behoeden voor een heel grote zwarte bladzijde in onze geschiedenis. Want het gaat om ménsen. Dus laat vluchtelingen alsjeblieft op een waardige manier asiel aanvragen. Maar wat doen wij? Wij bouwen een heel hoge muur en doen alsof er niets aan de hand is. Sterker nog: we laten mensen wegrotten op een vuilnisbelt aan de rand van ons continent, in de hoop dat ze dan vanzelf opkrassen. Dát is momenteel Europa’s visitekaartje.” Hoofdschuddend: “Als christen kom ik daar niet mee weg.”
Lees ook: Rob Timmerman kan niet meer helpen op Lesbos
9. ‘We betalen een prijs voor onze idealen’
“Ik ben net terug van zés weken Lesbos. In de tussentijd speelde de jongste in zijn groep 8-musical en heeft de oudste haar havodiploma opgehaald. Dus nee, dat is niet tof. Maar dit is de prijs die we betalen voor onze idealen.
Doortje en ik hebben afgesproken dat ik ermee stop zodra zij of een van de kinderen aangeeft: ‘Ik trek het niet meer.’ We zeggen oprecht weleens tegen elkaar dat we niet uitsluiten dat later een van de kinderen bij een psycholoog vertelt dat zijn of haar vader vaak afwezig was. Ik zou het verdriet van de kinderen geen recht doen als ik nu al zeg dat het dit waard was. Maar als je vanuit je hart gaat leven, kun je je borst natmaken dat je in dilemma’s terechtkomt. Daar is dit er een van.”
Beeld: Kenny Karpov


Geschreven door
Mirjam Hollebrandse