Ga naar submenu Ga naar zoekveld

"Vertrouwen niet de kern van geloven"

Wat is geloven dan wél?

"Als ik in de Bijbel het woord ‘geloof’ lees, lijkt het erop dat er ook ‘vertrouwen’ zou kunnen staan, klopt dat?" Deze vraag kregen we via Twitter binnen en Reinier Sonneveld geeft een antwoord.

Deel:

Het Bijbelse woord dat meestal met ‘geloof’ wordt vertaald, is het Griekse pistis. Dat is eigenlijk niet goed over te zetten in de meeste huidige talen. Het betekent zoiets als een ‘betrouwbare band’. Dus als ik pistis in iets of iemand heb, ben ik daaraan of diegene loyaal en trouw. Je zou de frases die vaak worden vertaald met ‘geloven in God’ daarom beter kunnen lezen als ‘committeren aan God’, ‘verbinden aan God’. (Zie bijvoorbeeld Hebreeën 11:1,6, Johannes 3:16, Johannes 6:28-29, Galaten 5:6 en Jakobus 2:22,26).

Hierachter zit een sociaal systeem dat we niet meer kennen: patronage. Kort gezegd werkte dat zo. Een patroon was een familiehoofd, die gunsten verleende aan zijn directe netwerk. In ruil daarvoor waren zij hem trouw en deden ze klusjes voor hem. Die gunsten worden ‘gaven’ of ‘genade’ genoemd (dat kon bijvoorbeeld voedsel zijn). Wat je in ruil daarvoor gaf heette dus pistis, Dit heet in onze Bijbelvertaling vaak geloof, maar is dus eigenlijk loyaliteit.

Bij pistis past ook wel dat je vertrouwen hebt – dat hoort namelijk bij een stevige relatie – maar dat is niet de kern ervan. Als je het een taalgeleerde vraagt, zegt hij wellicht dat die extra lading erin is gekomen tijdens de Reformatie en dat we het sindsdien daarin lezen.

Weer later (na de Verlichting) is het ook ‘overtuiging’ gaan betekenen. Geloven in God werd toen niet alleen ‘vertrouwen in God’, maar ook ‘weten dat God bestaat’. Wie zegt: ik geloof, bedoelt daarmee tegenwoordig vaak iets als: ik denk dat God bestaat. Maar dat ligt dus nog weer een stuk verder af van het Griekse pistis.

Geloven = je bewust laten vormen door Jezus
Intussen zijn we natuurlijk vrij om zelf te zoeken naar hoe wij het Nederlandse woord ‘geloof’ invullen. Ik ben zelf geneigd geloven te zien als: je bewust laten vormen door Jezus. Laat ik dat in stapjes uitleggen.

1. Vormen
Geloven is een vormingsproces. Als je bij een rabbi in de leer ging, probeerde je hem in allerlei aspecten te imiteren. Je ging niet alleen informatie van hem overnemen, maar je ging je als hem kleden, als hem lopen, als hem zuchten, enzovoorts. Dat allemaal noemde je een rabbi ‘volgen’. Jezus volgen is in moderne woorden dus: je laten vormen door Jezus.

2. Het overkomt je
Er zit iets passiefs in geloven. Dat heet vanouds genade. Passief vinden we tegenwoordig wat negatief klinken, maar we zijn in de meeste zaken van het leven niet al te invloedrijk. Kies je echt je beroep, je partner, enzovoorts? Kies je elk woord zorgvuldig dat je uitspreekt? Veel ‘gebeurt’ gewoon. Dat is ook de ervaring bij geloven: het overkomt je voor een groot deel.

3. Jezus
Er zijn natuurlijk heel veel vormen van geloof, maar binnen het christendom staat Jezus centraal. Hij is onze beste informatie over God en de grote vragen van het bestaan. Dus als we ons door iemand willen laten vormen, dan toch door hem.

4. Bewust
Iedereen wordt op de een of andere manier beïnvloed door God. Wij leven hier in Nederland in een post-christelijke samenleving waar veel mensen nog allerlei waarden hebben die in de christelijke Middeleeuwen zijn ontwikkeld en oorspronkelijk bij Jezus vandaan komen. Toch noem je dat niet geloven. Wie gelooft heeft een actieve keus gemaakt om zich door die Jezus te laten inspireren en doet daar ook zijn of haar best voor dat mogelijk te maken.


Auteur: Reinier Sonneveld

Geschreven door

Reinier Sonneveld

--:--