Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Wat is de zin van dit rotjaar, Prediker?

'Ik zou zo graag willen weten wat Gods bedoeling is'

Er zijn oliebollen en er is champagne, maar verder lijkt dit oud en nieuw-feest weinig op de voorgaande. In deze sombere, onzekere tijden nodigt Visie Prediker uit, in de hoop op wat verlichting.

Deel:

Buiten is het grauw; een dikke, koude mist beperkt de buitenwereld tot een klein, bedompt cirkeltje. Af en toe klinkt er een knal, want lang niet iedereen houdt zich aan het vuurwerkverbod. Binnen brandt de haard, voor het vuur zitten Prediker en ik. Tussen ons in anderhalve meter ruimte, gevuld met oliebollen, appelflappen, chocolademelk, wijn en een nog dichte fles champagne. We zwijgen samen en staren in de vlammen. Op de achtergrond klinkt zachtjes de Top 2000.

Sprookje
Ineens denk ik terug aan een filmpje dat rondging in maart, het begin van de coronacrisis. Een vader die zijn kind een sprookje voorlas, over het virus. Ik blader door mijn telefoon, vind het filmpje en laat het aan Prediker zien. Een vriendelijke mannenstem in Brits Engels vertelt over het virus, dat geen ellende brengt, maar de wereld herstelt. We luisteren hoe we dankzij het virus naar elkaar leren omzien, hoe de natuur zich herstelt, hoe we opnieuw waarderen wat we hebben. Het sprookje eindigt: “En toen het medicijn er was, en we weer naar buiten konden gaan, vonden we de nieuwe wereld mooier dan die we hadden achtergelaten. Oude gewoontes waren weg en nieuwe kwamen terug. Eenvoudige vriendelijkheid kreeg eindelijk de ruimte.”

Overvolle kerstmarkt
Het is de tweede keer dat ik oud en nieuw met Prediker doorbreng, maar het verschil met vorig jaar is enorm. Toen bezochten we eerst de overvolle kerstmarkt in Keulen, en brachten daarna een bijna jolige oudjaarsavond door in een verzorgingstehuis. Ik herinner me de arm van een oude vrouw op mijn schouder, de handen die ik vastpakte, de intimiteit van het samenzijn. Het verzorgingstehuis is nu veranderd in een bastion, een fort waar alleen goedgekeurde gemaskerden naar binnen komen. Ik ben er al maanden niet geweest.

Neerslachtigheid
De gedachtestroom maakt me somber. Daar heb ik vaker last van, de laatste tijd: neerslachtigheid, een onbestemde, zwaarmoedige druk op mijn hart. Daarom heb ik Prediker uitgenodigd om oud en nieuw te vieren. Zijn scherpzinnige vragen en wijze aforismen hielpen me de afgelopen jaren om de boel wat te relativeren; Prediker gaf me lucht als het mij benauwde. Dus zitten we samen bij het haardvuur. En we zijn stil, zoals we de afgelopen jaren vaak samen zwegen.

Ik zou zo graag willen weten wat Gods bedoeling is

Zinvol avontuur
Ik staar weer in de vlammen. “Die eerste maand leek het inderdaad bijna een zinvol avontuur, Prediker,” verzucht ik dan. “We waren saamhorig, de lucht was strakblauw. Maar er is zo weinig van over!” Ik voel de neerslachtigheid weer naar boven komen. “Wat is de zin van zo’n rotjaar, Prediker? Van vechten tegen ziekte en eenzaamheid? Van elkaar niet mogen knuffelen? Van telkens nieuwe maatregelen?” Prediker zit naast me en zwijgt. Ik kijk hem aan, alsof ik de wijsheid uit hem wil trekken.

Dichte mist
“Ik wil zo graag een groter verhaal. Een lijn, een richting. Ik zou zo graag willen weten wat Gods bedoeling is. Een antwoord op al die vragen die in mijn hoofd rondtollen. Het is alsof ik rondloop in een dichte mist; ik heb geen idee waar ik ben, waar we met z’n allen naartoe gaan en of we überhaupt wel onderweg zijn.”

Vermoeiend
Stil staren we naar het vlammenspel. Ik leg een nieuw blok op het vuur; eerst likken de vlammen aan het hout, dan vat het langzaam vlam. Het vuur kruipt omhoog, het knispert en knapt. Prediker begint te prat, zachtjes, bijna onhoorbaar. “Een kwelling is het. Vermoeiend. Er komt geen einde aan.” Ik kijk naast me. Prediker lijkt ouder geworden; in het licht van de kachel lijken de lijnen in zijn gezicht dieper dan ze waren. Hij kijkt me aan. “Jij vraagt naar zin, naar betekenis, naar een groter verhaal. Dat kan ik je niet geven, jongen.”

Mistige tijden
Hij pakt zijn chocolademelk en neemt een slok. Praat dan langzaam en zacht verder: “Ik heb precies hetzelfde gezien als jij. Een ziekte die om zich heen grijpt. Een land dat verdeeld is, een wereld die verdeeld is. Ik zag hoe juist de zwakken en de eenzamen getroffen werden, hoe juist de armen zieker werden. Ik zag eensgezindheid afbrokkelen. Ik zag hoe racisme hoogtij vierde, en hoe onrecht heerste waar recht hoort te heersen.” Hij neemt weer een slok. “Ik begrijp er niets van. Het kwelt me.”

Zo zacht als Prediker praatte, zo hard praat ik terug. “U bent toch een Bijbelschrijver? U kent God toch? U bent geïnspireerd! U kunt toch wel wat licht laten schijnen in deze mistige tijden? Als u het niet kunt, wie dan wel?”

Zorg dat je niet alleen loopt

Dan vervolgt Prediker: “Voor duiding moet je niet bij mij zijn. Ik vind geen zin in de gebeurtenissen van deze wereld. God heeft alles een plek gegeven, geloof ik, maar geen mens kan doorgronden wat Hij doet. Pogingen daartoe heb ik lang geleden opgegeven.” Hij kijkt me aan; de ontspanning is nog niet van zijn gezicht verdwenen. “Maar ik heb wel een beetje geleerd hoe je mens kunt zijn in een doorgedraaide wereld.”

Glimlach
De man naast me glimlacht de lach die ik al zo vaak heb gezien; zijn hele gezicht, zelfs zijn hele lichaam doet mee; een glimlach die alle donkerte lijkt te relativeren. “Ik vind het ook verbazingwekkend dat ik de canon ooit gehaald hebt,” grinnikt hij. “Volgens de rabbijnen was het omdat er aan het begin en aan het eind een geestelijke les staat. En die heb ik er niet eens bij geschreven.” Bijna ongewild lach ik mee.

Oliebol
Hij pakt een oliebol, neemt er een hap uit. “Er zijn momenten waarop ik dacht dat het beter zou zijn om dood te zijn. Dan heb je geen last van al die ellende, al het onrecht, alle vragen, alle lucht en leegte. Maar dan had ik deze oliebol nooit kunnen eten.” Vragend kijk ik naast me; ik heb geen idee of ik moet lachen of niet. “Oliebol?” “Ja, oliebol,” vervolgt Prediker. “En het warme vuur. Het gezelschap van jou, dit gesprek. Dit moment, dat goed is.” Ik knik; het lijkt me nogal logisch en wat ik hierop moet zeggen weet ik niet. Prediker merkt mijn verwarring. “Ik kan niets af- of bijdoen aan wat God doet. Ik kan geen virussen maken of stoppen, ik kan geen samenlevingen veranderen, geen verkiezingen beïnvloeden. Maar wat ik wel kan, is hier zijn. Naar jou luisteren. Met jou praten. En met jou genieten van het goede wat God geeft. Van deze oliebol en dit vuur. Dat ligt binnen mijn bereik.”

Geniet
“Heb ontzag voor God. Wees bescheiden. Geniet van het goede, dat is een geschenk van God. Sta stil; één diepe ademteug levert meer op dan een dag lang hijgen. Zorg dat je niet alleen loopt. Met z’n tweeën sta je sterker, en met z’n drieën ben je het sterkst. Als je dit niet alleen voor jezelf leeft, maar ook aan een ander kunt geven, geloof ik dat je de Schepper kunt vinden. Ook in deze tijden.”

Ik kijk naar buiten. De mist is nog dichter dan eerder op de avond; door de grauwe damp prikt het licht van een lantarenpaal. Op de achtergrond zingt Queen: ‘Any way the wind blows...

De klok slaat twaalf uur. Wij zuchten diep.

Geschreven door

Pieter-Jan Rodenburg

--:--